Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6143

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2008-03-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 358-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

591a Sv- De zaak is niet geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering. Voor het begrip “zaak” is het door de inleidende dagvaarding omgrensde rechtsgeding bepalend. De grens daarvan kan nadien nader worden bepaald door wijziging der tenlastelegging op de voet van artikel 313-314a van het Wetboek van Strafvordering en/of door voeging onderscheidenlijk splitsing op de voet van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof ziet geen ruimte om, zoals door de raadsman is betoogd, in dit geval vanwege de wisselende opstelling van het openbaar ministerie met betrekking tot het instellen van het hoger beroep, hetgeen heeft geleid tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in dat hoger beroep, de behandeling van het hoger beroep als een andere zaak te beschouwen. Verzoeker dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.


Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM zitting houdende te Arnhem Pkn: 21-006413-05 Avnr: 000358-07 Het hof heeft gezien het op 11 april 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van: [naam verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [datum], wonende te [woonplaats], domicilie kiezende te , hierna te noemen verzoeker, ingediend door mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de door verzoeker ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfskosten, voor de schade die hij tengevolge van tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft geleden en voor de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen van het verzoekschrift. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 13 augustus 2007 de advocaat-generaal en namens verzoeker mr. [naam raadsman] voornoemd. Verzoeker is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen. Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank Utrecht heeft verzoeker bij vonnis van 16 december 2005 vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en 23 dagen met aftrek, waarvan acht maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Het openbaar ministerie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld, voor zover gericht tegen dat deel van het vonnis, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde werd veroordeeld. Het hof heeft bij arrest van 26 januari 2007 het openbaar ministerie in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. 2. Uit het vorenstaande volgt dat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering. Voor het begrip “zaak” is het door de inleidende dagvaarding omgrensde rechtsgeding bepalend. De grens daarvan kan nadien nader worden bepaald door wijziging der tenlastelegging op de voet van artikel 313-314a van het Wetboek van Strafvordering en/of door voeging onderscheidenlijk splitsing op de voet van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof ziet geen ruimte om, zoals door de raadsman is betoogd, in dit geval vanwege de wisselende opstelling van het openbaar ministerie met betrekking tot het instellen van het hoger beroep, hetgeen heeft geleid tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in dat hoger beroep, de behandeling van het hoger beroep als een andere zaak te beschouwen. Verzoeker dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. BESCHIKKENDE Het hof: - verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.M.H. van Ek, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2007.