Jurisprudentie
BC6123
Datum uitspraak2007-12-03
Datum gepubliceerd2008-03-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 11326-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 11326-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
591a Sv: Wanneer er sprake is van een last tot toevoeging, moet volstrekte helderheid worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt dan wel dat verdachte door een gekozen raadsman (betalend) wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand. Dat is in dit geval niet gebeurd, terwijl evenmin (tijdig) is verzocht om de (last tot) toevoeging in te trekken. Nu de toevoeging van de raadsman in eerste aanleg in stand is gebleven, kan de raadsman niet als gekozen raadsman worden aangemerkt. De aan de raadsman betaalde kosten van rechtsbijstand kunnen niet gelden als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
zitting houdende te Arnhem
Pkn: 21-007485-04
Avnr: 011326-06
Het hof heeft gezien het op 30 november 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
domicilie kiezende te [adres] ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen verzoeker,
strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor in de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 19 november 2006 de advocaat-generaal en namens verzoeker mr. [naam raadsman A] voornoemd.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en de brief van mr [naam raadsman A] met bijlagen van 16 oktober 2007.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 17 oktober 2006 is het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en is verzoeker vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde. Het Openbaar Ministerie is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard wat betreft feit 2. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding op grond van artikel 591a het Wetboek van Strafvordering ter zake van de door verzoeker aan mr. [naam raadsman B], advocaat te [plaatsnaam], betaalde voorschotten van totaal
€ 1.500,= en de door mr. [naam raadsman A] gemaakte telefoonkosten ad € 75,=. Daarnaast wordt verzocht om toekenning van de gebruikelijke forfaitaire vergoeding voor de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
3. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
4. De advocaat-generaal heeft volhard bij de eerdere schriftelijke conclusie.
5. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek met dien verstande dat hij het verzoek heeft ingetrokken voor zover vergoeding van de telefoonkosten wordt gevraagd.
6. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman. Die bepaling ziet op de kosten van de raadsman die overeenkomstig de artikelen 38 en 39, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als gekozen raadsman is opgetreden. Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
7. Op grond van een last van de voorzitter van de rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand mr. [naam raadsman B], advocaat te [plaatsnaam], als raadsman toegevoegd voor de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg . Mr. [naam raadsman B] heeft met verzoeker afgesproken dat hij verzoeker betalend zou bijstaan. Niet gebleken is dat mr. [naam raadsman B] hiervan de voorzitter van de rechtbank en de Raad voor Rechtsbijstand onmiddellijk in kennis heeft gesteld. Verzoeker heeft aan mr. [naam raadsman B] op 29 juni 2004 een voorschot van € 1.000,-- en op 22 november 2004 een voorschot van € 500,-- betaald. Een einddeclaratie is niet gevolgd. Mr. [naam raadsman B] heeft verzoeker op 21 december 2004 ter terechtzitting van de rechtbank bijgestaan. Hierna is op verzoek van verzoeker de verdediging overgenomen door mr. [naam raadsman A] die verzoeker ter terechtzitting in hoger beroep heeft bijgestaan. De verleende toevoeging aan mr. [naam raadsman B] voor de eerste aanleg is niet geretourneerd en derhalve in stand gebleven tot na de beëindiging van de zaak.
8. Mr. [naam raadsman A] heeft namens verzoeker aangevoerd dat het de raadsman vrij staat om al dan niet gebruik te maken van de verleende toevoeging, in overleg en met goedkeuring van cliënt. Zijns inziens staat de toevoeging aan mr. [naam raadsman B] niet in de weg aan toewijzing van het verzoek tot vergoeding van de door verzoeker aan mr. [naam raadsman B] betaalde voorschotten, aangezien verzoeker de voorschotten daadwerkelijk heeft betaald.
9. Wanneer er sprake is van een last tot toevoeging, moet volstrekte helderheid worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt dan wel dat verdachte door een gekozen raadsman (betalend) wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand. Dat is in dit geval niet gebeurd, terwijl evenmin (tijdig) is verzocht om de (last tot) toevoeging in te trekken.
10. Nu de toevoeging van mr. [naam raadsman B] in stand is gebleven, kan mr. [naam raadsman B] niet als gekozen raadsman worden aangemerkt. Voor vergoeding van de aan mr. [naam raadsman B] betaalde kosten van rechtsbijstand voor de eerste aanleg bestaat derhalve geen ruimte. Die kosten kunnen niet gelden als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
11. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW).
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 540,= (zegge: vijfhonderdveertig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam] o.v.v. [naam verzoeker].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.M.H. van Ek, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2007.