Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6027

Datum uitspraak2008-03-07
Datum gepubliceerd2008-03-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers65913 / KG ZA 08-27
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De Gemeente stelt dat tussen partijen gemaakte afspraken een civiele overeenkomst vormen en vordert onverkorte nakoming van deze afspraken. Deze afspraken perken naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanspraken patiënten op bewegingsvrijheid in. Afspraken zijn daarmee in strijd met EVRM en Grondwet. Overeenkomst waarbij deze afspraken zijn gemaakt is nietig (3:40 BW), want in strijd met openbare orde en goede zeden. Er kan derhalve geen nakoming worden gevorderd.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ASSEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 65913 / KG ZA 08-27 Vonnis in kort geding van 7 maart 2008 in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, zetelende te Beilen, eiseres, procureur mr. P.J.G.G. Sluyter, tegen de stichting STICHTING GGZ DRENTHE, statutair gevestigd te Utrecht, zaakdoende te Assen, gedaagde, procureur mr. R. Snel. Partijen zullen hierna Gemeente en GGZ Drenthe genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 7 februari 2008; - de mondelinge behandeling van 25 februari 2008; - de pleitnota van de Gemeente; - de pleitnota van de GGZ Drenthe; - de overige in het geding gebrachte bescheiden. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De Rijksoverheid en een viertal gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) hebben in februari 2006 een Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang dak- en thuislozen vastgesteld. In het Plan van Aanpak zijn vijf hoofddoelstellingen geformuleerd en om die doelstellingen te bereiken zijn in totaal dertien instrumenten beschreven. Instrument 13 voorziet in de realisatie van een voorziening voor Duurzaam Verblijf. Het gaat daarbij om het tot stand brengen van “een ondersteunend woon/zorg/behandelconcept binnen een voorziening voor duurzaam verblijf, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven voorop staat. Voor de korte termijn is het streven naar drugs abstinentie en re-integratie in de samenleving niet het primaire doel. Voor de lange termijn is terugkeer in de samenleving een mogelijkheid. (…) Daar zal over het algemeen veel tijd mee zijn gemoeid. Meer tijd dan de patiënt zich in eerste instantie zal gunnen. Daarom wordt het noodzakelijk geacht om deze groep patiënten gedwongen op te nemen via de voorlopige Rechterlijke Machtiging (RM) en de machtiging tot voortgezet verblijf. (…) Doelgroep: patiënten die lijden aan langdurige drugsverslaving en ernstige psychiatrische stoornissen, al dan niet in combinatie met lichamelijke verwaarlozing, grotendeels met machtiging opgenomen krachtens de Wet BOPZ (...)” 2.2. Op basis van het Plan van Aanpak heeft Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verschillende instellingen gevraagd een offerte uit te brengen voor het ontwikkelen en exploiteren van een voor voorziening voor Duurzaam Verblijf. 2.3. GGZ Drenthe heeft op 7 maart 2006 een offerte uitgebracht en op basis van die offerte heeft zij de opdracht verworven voor de realisering van een voorziening voor Duurzaam Verblijf. 2.4. Na overleg met de Gemeente heeft GGZ Drenthe er uiteindelijk voor gekozen het Duurzaam Verblijf te realiseren op het terrein van het bestaande psychiatrische ziekenhuis van GGZ Drenthe in Beilen. 2.5. Medio februari 2007 heeft GGZ Drenthe vooruitlopend op de bouw van een permanent Duurzaam Verblijf een (tijdelijke) voorziening voor Duurzaam Verblijf geopend in één van de bestaande gebouwen op het ziekenhuisterrein in Beilen en zijn de eerste patiënten opgenomen. Om dit gebouw, De Heuve, is een hek geplaatst. 2.6. Op 8 mei 2007 heeft tussen GGZ Drenthe en vertegenwoordigers van de Gemeente een gesprek plaatsgevonden naar aanleiding van het feit dat patiënten opgenomen in het Duurzaam Verblijf zich zo nu en dan onder begeleiding buiten het om De Heuve geplaatste hek hebben begeven. De conclusies van dat gesprek zijn in een notitie vastgelegd. 2.7. Op 21 mei 2007 hebben de Gemeente en GGZ Drenthe “Afspraken met betrekking tot de bewegingsvrijheid patiënten Duurzaam Verblijf” (verder te noemen: de afspraken) gemaakt. De afspraken houden het volgende in: “ 1. De bestaande afspraak is dat in het Duurzaam Verblijf patiënten binnen het door hekken omsloten deel van dat Duurzaam verblijf blijven. 2. (…) Als tijdelijke maatregel is verblijf buiten de hekken van De Heuve dan ook toegestaan onder de volgende voorwaarden: - patiënten kunnen alleen buiten de hekken verblijven, op het GGZ-terrein met persoonlijke begeleiding en onder toezicht van beveiliging; - een dergelijk verblijf vindt 2 keer, doch maximaal 3 keer per dag plaats voor ten hoogste 20 minuten per keer; - een dergelijk verblijf vindt plaats op het “binnenste” gebied van het GGZ-terrein; - er wordt vanuit GGZ extra personeel ingezet om een goede begeleiding en veiligheid te waarborgen. 3. Zodra patiënten er in de toekomst in het definitieve plan Duurzaam Verblijf aan de Klateringeweg te Beilen aan toe zijn om ook bewegingsvrijheid buiten dit door hekken omsloten deel te krijgen, al dan niet met begeleiding, is er, ook op medische gronden, sprake van de resocialisatiefase. De afspraak is dat patiënten die in deze fase komen, terugkeren naar de steden Amsterdam of Rotterdam. Dat betekent concreet dat wanneer patiënten een grotere bewegingsvrijheid nodig hebben dan binnen de hekken van het Duurzaam Verblijf, zij deze bewegingsvrijheid niet krijgen binnen de gemeente Midden- Drenthe, ook niet op het GGZ-terrein, maar teruggebracht worden naar Amsterdam of Rotterdam. 4. Zodra patiënten zoals onder punt 2 genoemd een grotere bewegingsvrijheid nodig hebben dan daar omschreven, worden zij geacht in de resocialisatiefase gekomen te zijn en zal overeenkomstig de afspraak zoals beschreven onder punt 3 worden gehandeld. 5. Indien door wijzigingen in de wet- of regelgeving, door nieuwe behandelingsmogelijkheden of een wijziging in de doelgroep, afspraken geëvalueerd moeten worden, dan zijn daarbij de veiligheid van de burgers van de gemeente Midden-Drenthe en het voorkomen van overlast, absolute ijkpunten om tot nieuwe of aanvullende afspraken te komen. Wanneer GGZ-Drenthe een dergelijke evaluatie nodig acht, worden burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe hier tijdig over geïnformeerd en worden, totdat over eventuele nieuwe of aanvullende afspraken wederzijds schriftelijk overeenstemming is bereikt, geen nieuwe vrijheden aan patiënten van Duurzaam Verblijf verleend anders dan in de afspraken onder 1 tot en met 4 staat vermeld.” 2.8. In de loop van 2007 hebben GGZ Drenthe en de Gemeente met elkaar gesproken over (wijziging) van de gemaakte afspraken. 2.9. GGZ Drenthe heeft bij brief van 2 december 2007 burgemeester en wethouders van Midden Drenthe meegedeeld de op 21 mei 2007 gemaakte afspraken niet te kunnen nakomen. 3. Het geschil 3.1. De Gemeente vordert dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: primair: GGZ Drenthe wordt verboden om in strijd met de afspraken dan wel in strijd met op grond van artikel 5 van deze afspraken tot stand te brengen nieuwe of aanvullende afspraken bewegingsvrijheid te verschaffen aan in het Duurzaam Verblijf te Beilen opgenomen patiënten; subsidiair: GGZ Drenthe wordt verboden om in strijd met de de afspraken bewegingsvrijheid te verschaffen aan in het Duurzaam Verblijf te Beilen opgenomen patienten, totdat overeenkomstig artikel 5 van deze afspraken omtrent nieuwe of aanvullende afspraken wederzijds schriftelijk overeenstemming zal zijn bereikt; zowel in het primaire als subsidiaire geval: met bepaling dat GGZ Drenthe na betekening van dit vonnis een dwangsom verbeurt ten bedrage van € 5.000,00 voor iedere keer, dat de ten deze te wijzen veroordeling wordt overtreden, alsmede met veroordeling van GGZ Drenthe in de kosten van de procedure. 3.2. De Gemeente heeft aangevoerd dat er tussen partijen een harde contractuele afspraak bestaat dat patiënten niet “naar buiten” gaan, totdat terzake eventuele nieuwe of aanvullende afspraken wederzijdse schriftelijke overeenstemming is bereikt. Het aangaan van een dergelijke overeenkomst kan volgens de Gemeente niet worden gekwalificeerd als nietig en de overeenkomst is ook naar inhoud en strekking niet in strijd met de wet. Daarnaast stelt de Gemeente dat GGZ Drenthe geen beroep toekomt op wilsgebreken en dat in de afspraken niet is voorzien in de mogelijkheid van (eenzijdige) opzegging. Gezien de aard en strekking van de overeenkomst komt eenzijdige opzegging volgens de Gemeente in strijd met de redelijkheid en billijkheid en blijft opzegging daarmee zonder gevolg. Voorts heeft GGZ Drenthe, naar de mening van de Gemeente, niet aangetoond dat er enige contractuele verplichting voor de Gemeente is ontstaan om de overeengekomen voorwaarden ter discussie te stellen. Daarnaast is geen sprake van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de oorspronkelijke overeenkomst gewijzigd zou dienen te worden. Het door GGZ Drenthe niet nakomen van de gemaakte afspraken heeft volgens de Gemeente geleid tot grote maatschappelijke onrust onder de bevolking. Het gemeentebestuur en GGZ Drenthe worden hierop aangesproken. Bovendien doet een en ander afbreuk aan de geloofwaardigheid van door het gemeentebestuur met derden gemaakte afspraken en kan dit een ongewenste precedentwerking hebben voor in de toekomst door het gemeentebestuur met (andere) derden te maken afspraken. 3.3. GGZ Drenthe heeft gesteld dat een afspraak tussen GGZ Drenthe en de Gemeente, waarbij de grondwettelijke vrijheidsrechten van derden worden beperkt, nietig is in de zin van artikel 3:40 BW, althans dat daar geen (juridische) nakoming van kan worden verlangd. GGZ Drenthe voert tevens aan dat de Gemeente er geen blijk van heeft gegeven zich de vraag te hebben gesteld of de door haar gestelde maatschappelijke onrust terecht of gegrond is. Daarnaast is gewezen op de systematiek en praktijk van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) en gesteld dat van resocialisatie van de betrokkenen (voorlopig) nog geen sprake is, zodat verplaatsing van deze patiënten naar Amsterdam of Rotterdam niet aan de orde is. Tenslotte heeft GGZ Drenthe ter zake de opmerkingen van de Gemeente met betrekking tot afspraak 5 aangevoerd, dat gegeven de achtergrond van de totstandkoming van dit artikel, de kennelijke bedoeling van partijen en de wetenschap van partijen over de (uiterst) beperkte houdbaarheid van de afspraken, sprake is van een onverdedigbare uitleg van de afspraken 1 tot en met 4. 4. De beoordeling 4.1. De Gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de op 21 mei 2007 met GGZ Drenthe gemaakte afspraken een civiele overeenkomst vormen en heeft onverkorte nakoming van de afspraken 1 tot en met 4 gevorderd. Kern van het verweer van GGZ Drenthe vormt de stelling dat zij de gemaakte afspraken niet kan nakomen, omdat deze afspraken bij nader inzien in strijd zijn met het recht op bewegingsvrijheid van de in Duurzaam Verblijf opgenomen patiënten. 4.2. Uitgangspunt is dat een ieder recht heeft op vrijheid van zijn persoon. Dit recht is onder meer verankerd in artikel 5 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 15 van de Grondwet. Slechts in een beperkt aantal bij of krachtens de wet bepaalde gevallen mag iemand zijn vrijheid worden ontnomen. Eén van die gevallen betreft de opname van een persoon met een stoornis in zijn geestvermogens in een psychiatrisch ziekenhuis met een rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz. Maar ook de vrijheid van iemand die met een rechterlijke machtiging is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis is niet onbegrensd beperkt. Krachtens de Wet Bopz behoort tot het psychiatrisch ziekenhuis het gehele terrein van het ziekenhuis. In beginsel mag de persoon die met een rechterlijke machtiging is opgenomen zich met inachtneming van de huisregels vrij over het terrein van het ziekenhuis begeven. Verdergaande beperkingen in de bewegingsvrijheid dan de beperkingen voortvloeiende uit de huisregels kunnen slechts in de in artikel 40 lid 3 Wet Bopz genoemde gevallen worden opgelegd. Waar het gaat om de bewegingsvrijheid buiten het ziekenhuisterrein voorziet artikel 45 Wet Bopz in een regeling. Daarin is vastgelegd dat, indien de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van een in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen patiënt zover is verminderd dat het verantwoord is hem tijdelijk in de maatschappij te doen terugkeren, de geneesheer-directeur hem dan, voor zover dat in het belang van de patiënt gewenst is, verlof moet geven het psychiatrisch ziekenhuis voor een daarbij aan te geven periode te verlaten, al dan niet onder het stellen van voorwaarden. 4.3. De groep patiënten om wie het in dit geding gaat is opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis van GGZ Drenthe te Beilen op grond van een voorlopige machtiging dan wel een machtiging tot voortgezet verblijf krachtens de Wet Bopz. Hun verblijf in de gesloten afdeling De Heuve is kennelijk gebaseerd op een met betrekking tot elke persoon afzonderlijk genomen beslissing van de verantwoordelijk behandelaar op de voet van artikel 40, lid 3 Wet Bopz. Anders dan aanvankelijk door GGZ Drenthe was ingeschat, ontwikkelt de gezondheidstoestand van een deel van deze patiënten zich veel sneller en beter dan verwacht. De behandelaars van deze patiënten achten het inmiddels verantwoord en met het oog op de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij ook noodzakelijk, dat een aantal patiënten zich buiten de hekken van De Heuve op het terrein van het ziekenhuis begeeft. In het begin is daarbij begeleiding aanwezig, maar wanneer dat verantwoord wordt geacht zal het een patiënt na enige tijd worden toegestaan zich zonder begeleiding op het terrein te bewegen. Daarnaast bestaat de verwachting dat op korte termijn de ontwikkeling van enkele patiënten zover zal zijn gevorderd dat het verantwoord is hen toe te staan zich buiten het ziekenhuisterrein te begeven, eerst begeleid en later onbegeleid. Kortom, een deel van de patiënten heeft zich zover ontwikkeld dat zij aanspraak kunnen maken op bewegingsvrijheid buiten het beveiligde deel van het ziekenhuisterrein waar zij verblijven. Gelet op het in artikel 5 lid 1 EVRM en artikel 15 Grondwet bepaalde kan hen dit recht niet worden ontzegd. 4.4. De afspraken die de Gemeente en GGZ Drenthe op 21 mei 2007 hebben gemaakt perken de aanspraken van de patiënten van het Duurzaam Verblijf op bewegingsvrijheid buiten het beveiligde deel van het Duurzaam Verblijf zonder meer in. Daarmee is de inhoud van deze afspraken in strijd met de in artikel 5 lid 1 EVRM en artikel 15 Grondwet neergelegde waarborgen voor de vrijheid van de persoon. Voor zover deze afspraken al moeten worden aangemerkt als een overeenkomst is de inhoud van deze overeenkomst dan ook in strijd met de openbare orde. Daarnaast acht de voorzieningenrechter het in strijd met de goede zeden dat de Gemeente en GGZ Drenthe afspraken hebben gemaakt over beperkingen in de bewegingsvrijheid van de patiënten van het Duurzaam Verblijf. Op grond van artikel 3:40 lid 1 BW moet dan ook worden geoordeeld dat de overeenkomst waarbij de afspraken zijn gemaakt nietig is. 4.5. Dat betekent dat de Gemeente geen nakoming van de afspraken kan vorderen. Al hetgeen partijen over en weer verder nog hebben aangevoerd hoeft daarom niet meer te worden besproken. 4.6. De conclusie moet zijn dat de vordering van de Gemeente moet worden afgewezen. 4.7. Gemeente zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GGZ Drenthe worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - overige kosten 4,54 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.074,54 5. De beslissing De voorzieningenrechter 1. wijst de vorderingen af, 2. veroordeelt Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van GGZ Drenthe tot op heden begroot op EUR 1.074,54. Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Post op 7 maart 2008.?