Jurisprudentie
BC4914
Datum uitspraak2008-01-29
Datum gepubliceerd2008-02-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600510-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-02-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600510-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontuchtigen handelingen gepleegd door een twaalfjarige jongen met een achtjarig meisje.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600510-07
Datum uitspraak: 29 januari 2008
Raadsman: mr. W. Hendrickx.
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 januari 2008.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 01
september 2006 en 18 april 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1998, die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die
hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam, immers heeft hij verdachte, (telkens) meermalen, althans eenmaal
- die [slachtoffer] (terug) in de wc geduwd en/of de deur van de wc dicht en/of op
slot gedaan en/of
- haar belet de wc-ruimte te verlaten en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek uit/naar beneden getrokken en/of de
broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] uit/naar beneden getrokken en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 september 2006 en 18 april
2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht ter uitvoering van het
door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om (telkens) met [slachtoffer]
(geboren [geboortedatum] 1998), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt,
een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het sexueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer],
- die [slachtoffer] (terug) in de wc heeft geduwd en/of de deur van de wc dicht en/of
op slot heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] heeft belet de wc-ruimte te verlaten en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] met haar rug naar hem toe heeft
gedraaid en/of die [slachtoffer] tegen de muur heeft geduwd en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek uit en/of naar beneden heeft
getrokken en/of de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] uit en/of naar
beneden heeft getrokken en/of (terwijl hij die [slachtoffer] met beide armen
omklemd hield en/of haar bij haar heupen vast hield)
- zijn, verdachtes, penis tussen de bovenbenen en/of bij en/of tegen de vagina
en/of de anus van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of (vervolgens)
op-en neer gaande en/of stotende en/of duwende bewegingen met zijn
onderlichaam heeft gemaakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 244 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 september 2006 tot
en met 18 april 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht
(telkens), met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1998, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig meermalen,
althans eenmaal,
- naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis meermalen, althans eenmaal,tussen de bovenbenen
en/of tegen de billen en/of vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of duwen en/of
(vervolgens) rijende en/of duwende bewegingen te maken en/of
- pakken van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of leggen van de hand(en) van die
[slachtoffer] op/om zijn, verdachtes, penis en/of kruis en/of het maken van
op-en-neergaande bewegingen met de hand(en) van die [slachtoffer] over zijn,
verdachtes, penis;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Partiële niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
Onder primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 01 september 2006 en 18 april 2007, (telkens) met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam. Onder subsidiair wordt verdachte poging daartoe verweten en meer subsidiair zijn zijn handelingen als ontucht met iemand die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt ten laste gelegd, telkens in dezelfde hierboven aangegeven periode.
In het Nederlandse strafprocesrecht kan niemand strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit dat hij heeft begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt (artikel 486 van het Wetboek van Strafvordering). Nu de verdachte op [geboortedatum] 2006 twaalf jaar oud is geworden, wordt de officier van justitie - zoals ook door hem is gevorderd -, voor wat betreft de onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde periode gelegen tussen 01 september 2006 en [geboortedatum] 2006, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging.
Vrijspraak
Algehele vrijspraak:
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair ten laste is gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken, nu de rechtbank niet bewezen acht dat sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]. De verdachte heeft ontkend dat hij het lichaam van [slachtoffer] is binnengedrongen en ook uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt niet dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen.
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijken, niet is komen vast te staan dat het opzet van verdachte -ook niet in voorwaardelijke vorm- gericht was op het seksueel binnendringen door verdachte van het lichaam van [slachtoffer].
Partiële vrijspraak:
Voor wat betreft de onder meer subsidiair ten laste gelegde periode gelegen tussen 24 november 2006 en 01 januari 2007 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de feiten en omstandigheden zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijken, is vast komen te staan dat de incidenten plaats hebben gevonden in de periode dat [slachtoffer] bij [juf van het slachtoffer] in de klas zat en dat [juf van het slachtoffer] sinds 01 januari 2007 werkzaam in de klas van [slachtoffer]. Derhalve dient partiële vrijspraak te volgen van de ten laste gelegde periode gelegen tussen 24 november 2006 en 01 januari 2007.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld, te weten dat:
Meer subsidiair:
hij op tijdstippen, gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot
en met 18 april 2007 te Utrecht, telkens, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1998, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig,
- naar beneden trekken van de broek en onderbroek van die [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer] te brengen en/of te duwen en
vervolgens rijende en/of duwende bewegingen te maken en
- pakken van de hand van die [slachtoffer] en leggen van de hand van die
[slachtoffer] op/om zijn, verdachtes, penis en het maken van
op-en-neergaande bewegingen met de hand van die [slachtoffer] over zijn,
verdachtes, penis.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Door [aangever] is aangifte gedaan van ontuchtige handelingen gepleegd met zijn dochter [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft gezegd dat het twee of drie keer gebeurd is op de [basisschool] te Utrecht en dat het gebeurd is bij [juf van het slachtoffer]. [Juf van het slachtoffer] is sinds 10 januari 2007 werkzaam in de klas van [slachtoffer] .
Uit een akte van geboorte blijkt dat [slachtoffer] op [geboortedatum] 1998 is geboren .
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op school naar de wc ging, dat zij geklop op de wc deur hoorde en de deur vervolgens opendeed, waarna een jongen haar tegen haar borst terug de wc in duwde. De jongen deed de deur van de wc dicht en op slot. Vervolgens trok hij haar broek en onderbroek naar beneden. Hij draaide haar om, pakte haar bij haar middel vast en drukte zijn piemel tegen haar billen. Daarna bewoog hij haar omhoog en naar beneden. Vervolgens draaide hij haar om, pakte haar hand en deed zijn piemel in haar hand. Hij schoof haar hand om zijn piemel .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij meerdere keren op de wc op school de broek van [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan en dat hij met zijn piemel op en neer gaande bewegingen tegen de billen van [slachtoffer] heeft gemaakt. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de hand van [slachtoffer] op zijn piemel heeft gelegd en dat zij van hem met haar hand heen en weer moest gaan .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 01 januari 2007 tot en met 18 april 2007 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder meer subsidiar bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder meer subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de verdachte is door W. van der Wal, psycholoog, een rapport d.d. 18 juli 2007 opgemaakt, inhoudende -zakelijk weergegeven- als conclusie dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis, te weten aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven en aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Op grond van het hierboven genoemde rapport zal de rechtbank de verdachte - in navolging van de deskundige - als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. Nu er verder geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte -zelf destijds pas 12 jaar oud- heeft meermalen met het toen achtjarige slachtoffertje [slachtoffer] ontuchtige handelingen gepleegd.
De gedragingen van verdachte vormen een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffertje. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik gebukt kunnen gaan onder emotionele reacties, zoals angst, boosheid en vijandigheid, schuld- en schaamtegevoel, depressiviteit. Dit blijkt ook wel uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] en haar ouders. [slachtoffer] is na het gebeurde veranderd van een open en vrolijk kind in een gesloten meisje dat overal over strijdt, zich constant afzet en overal moeilijk over doet. Er zit een enorme woede in [slachtoffer] maar ze kan er tot nu toe nog niet over praten. Het is dan ook zeer aannemelijk dat het slachtoffertje nog lange tijd de nadelige gevolgen zal ondervinden van verdachtes handelen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 november 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest;
• een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 16 augustus 2007, opgemaakt door de heer R. Simmering, raadsonderzoeker, waaruit blijkt dat de Raad, gelet op de zorgen die er zijn betreffende de ontwikkeling van verdachte en de opvoedingssituatie, verplichte begeleiding van belang acht. Uit het rapport blijkt verder dat de verdachte dringend bij zijn niveau passende hulp nodig heeft op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling, zijn seksuele ontwikkeling en de gedragsproblemen;
• voornoemd omtrent de verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 18 juli 2007 van drs. W. van der Wal, met voornoemde conclusie.
Uit het rapport blijkt voorts -zakelijk weergegeven- het volgende. De verdachte functioneert qua intelligentie op een licht zwakzinnig niveau. Het tenlastegelegde - indien bewezen – kan worden verklaard vanuit de gebrekkige ontwikkeling met een sterke gerichtheid op de eigen behoeften, een beperkt inlevingsvermogen, een gebrek aan voldoende zicht en grip op de eigen impulsen en beperkte verstandelijke vermogens. In de gegeven situatie heeft verdachte onvoldoende weerstand kunnen bieden aan seksuele impulsen, waarbij hij gericht was op directe behoeftebevrediging en weinig oog gehad heeft voor het slachtoffer. Ten aanzien van de recidive valt op te merken dat de beperkte delictbeleving, welke verband houdt met de aanwezige ontwikkelingsproblematiek en de verstandelijke beperkingen, risicofactoren vormen voor het vertonen van grensoverschrijdend gedrag, waarmee de kans op recidive vergroot wordt.
De psycholoog acht het wenselijk dat de ingezette begeleiding door de jeugdreclassering nog geruime tijd wordt voortgezet en voorts acht hij hulpverlening aangewezen, waarbij in de behandeling aandacht gegeven kan worden aan de sociaal-emotionele en gedragsproblemen en orthopedagogische gezinsbegeleiding zou kunnen volgen;
• een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de William Schrikker Jeugdreclassering, d.d. 11 januari 2008, opgemaakt door de heer M. Vonk, waaruit het volgende blijkt: de verdachte werkt goed mee met de begeleiding maar heeft moeite met het onder woorden brengen van zaken. Voortzetting van de begeleiding biedt perspectief. Om de kans op recidive terug te dringen is therapie noodzakelijk. Door de Raad zal een beschermingsonderzoek worden gestart. Geadviseerd wordt om de maatregel Hulp en Steun op te leggen gedurende de proeftijd en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en meewerkt aan behandeling of therapie bij een organisatie als Arkemeijde;
• de verklaring van de heer M. Vonk voornoemd, afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2008, inhoudende dat de heer Vonk tevreden is met hoe de verdachte zich thans ontwikkelt, dat hij geen meerwaarde ziet in de begeleiding in de vorm van een ITB-criem aangezien een intensieve begeleiding van de verdachte en het gezin ook kan plaats vinden in de vorm van een orthopedagogische gezinsbegeleiding en hij bij het advies zoals geformuleerd in het hierboven aangehaalde rapport van 11 januari 2008 blijft.
• een brief van de heer H.L.M. Vendrik, coach B4, werkzaam bij Pouwer, Praktijk Onderwijs Utrecht, d.d. 14 januari 2008, waaruit blijkt dat de sociale vaardigheden van de verdachte enorm zijn gegroeid, dat hij contacten durft aan te gaan, mensen durft aan te kijken en een stuk duidelijker spreekt. De heer Vendrik bestempelt het hedendaagse gedrag van de verdachte nu als normaal;
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde en ter zake van het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
een jeugddetentie voor de duur van 5 (vijf ) maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog. Hierbij heeft de rechtbank, zonder af te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, in aanmerking genomen dat verdachte nog heel jong is, op een licht zwakzinnig niveau functioneert en als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging voor wat betreft de onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde periode gelegen tussen 01 september 2006 en 24 november 2006.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit voor wat betreft de periode gelegen tussen 24 november 2006 en 01 januari 2007.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een JEUGDDETENTIE voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de William Schrikker Jeugdreclassering te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt het meewerken aan behandeling of therapie bij een organisatie als Arkemeijde,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, kinderrechter en mrs. A.G. Bakker en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. K.D.M. Buitenweg als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2008.