Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4621

Datum uitspraak2008-02-19
Datum gepubliceerd2008-02-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-001039-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met en verkrachting van jonge meisjes, onder wie zijn stiefdochter. Het misbruik van zijn stiefdochter [voornaam stiefdochter] heeft zich uitgestrekt over een periode van tien jaar, van haar zevende tot haar zeventiende jaar. Hij heeft haar ervan overtuigd dat wat hij met haar deed “normaal” was en zij heeft dit weer op haar vriendinnetje [voornaam vriendinnetje] overgebracht. Het is algemeen bekend dat dergelijke gedragingen vrijwel onherstelbare en ernstige schade toebrengen aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De seksuele ontwikkeling van slachtoffers kan door een dergelijk handelen ernstig worden verstoord. Het vertrouwen dat kinderen in een volwassene moeten kunnen stellen wordt door handelingen, als die van verdachte, ernstig beschaamd.


Uitspraak

Parketnummer: 21-001039-07 Uitspraak d.d.: 19 februari 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 9 maart 2007 in de strafzaak tegen [NAAM VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats], [adres]. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 oktober 2007 en 5 februari 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr E.D. Breuning ten Cate, naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overweging met betrekking tot het bewijs Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. De verdediging heeft gesteld dat aan de waarheidsgetrouwheid van de verklaringen van de aangeefsters dient te worden getwijfeld. Het hof deelt het standpunt van de raadsman niet. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aangeefsters neemt het hof het volgende in aanmerking. De aangeefster [naam aangeefster 1] heeft in augustus 2000 al van seksueel misbruik door verdachte melding gemaakt bij de politie. Naar aanleiding van het feit, dat aangeefster [naam aangeefster 3] in 2005 aangifte had gedaan tegen verdachte heeft ook [naam aangeefster 1] aangifte gedaan en opnieuw gedetailleerd verklaard over dezelfde feiten als voorheen, welke verklaring steun vindt in de verklaring van getuige [naam getuige], afgelegd op 22 augustus 2006 bij de rechter-commissaris in strafzaken. De aangifte door [naam aangeefster 2] stemt op essentiële onderdelen overeen met die van [naam aangeefster 3]. Gebleken is dat deze aangeefster al in 1997 haar moeder over deze feiten in vertrouwen heeft genomen en daaromtrent kort nadien een verklaring heeft afgelegd aan de politie, waarbij zij bij om haar moverende redenen niet de naam van verdachte heeft willen noemen. De aangeefsters hebben onafhankelijk van elkaar en op verschillende tijdstippen bij herhaling hun verklaringen afgelegd; het is niet aannemelijk geworden dat er enigerlei afstemming, coördinatie of beïnvloeding onderling heeft plaatsgevonden. Wel is aannemelijk dat aangeefsters en getuigen elkaar – voor zover zij elkaar al kenden – al jarenlang uit het oog waren verloren en pas in het kader van het onderhavige opsporingsonderzoek bij elkaar betrokken zijn geraakt, doordat zij allen op hun eigen wijze het slachtoffer van verdachtes handelen zijn. De aangiftes en de nadere verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en vinden – in essentie – steun in elkaar. Op deze gronden acht het hof deze verklaringen betrouwbaar en geloofwaardig. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: 1 hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1990 tot 1 december 1991 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Ommen, althans (elders) in Nederland, met [naam aangeefster 1] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster 1], hebbende verdachte - een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam aangeefster 1] geduwd/gebracht en/of - zich door die [naam aangeefster 1] laten pijpen en aftrekken en/of - de borsten en de vagina en het lichaam van die [naam aangeefster 1] bevoeld en/of betast en/of gelikt; Subsidiair hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1990 tot 1 december 1991 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Ommen, althans (elders) in Nederland, met [naam aangeefster 1] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit: - het brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam aangeefster 1] en/of - het zich laten pijpen en/of aftrekken door die [naam aangeefster 1] en/of - het bevoelen en/of betasten en/of likken van de borsten en de vagina en het lichaam van die [naam aangeefster 1]; 2 hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met 1 januari 1999 te Almelo en te Vroomshoop, in de gemeente Den Ham telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)den [naam aangeefster 2] (geboren [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster 2], hebbende verdachte die [naam aangeefster 2] telkens gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis of vinger(s) in de vagina of de mond van die [naam aangeefster 2] duwde/bracht, en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die minderjarige [naam aangeefster 2] en aldus voor die [naam aangeefster 2] (telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 3 hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 1993 tot en met 31 oktober 2002 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Almelo en te Vroomshoop, in de gemeente Den Ham/Twenterand telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam aangeefster 3] (geboren [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster 3], Hebbende verdachte die [naam aangeefster 3] telkens gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis of vinger(s) in de vagina of de mond van die [naam aangeefster 3] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die minderjarige [naam aangeefster 3] en aldus voor die [naam aangeefster 3] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4 hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2002 tot en met 15 juli 2003 te Itterbeck telkens door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam aangeefster 3] (geboren [geboortedatum] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster 3], hebbende verdachte [naam aangeefster 3] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina of de mond van die [naam aangeefster 3] duwde/bracht, en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerjarige over die minderjarige [naam aangeefster 3] en aldus voor die [naam aangeefster 3] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het onder 1 primair bewezenverklaarde betreft de periode van 1 januari 1990 tot 1 december 1991. Artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht luidde tot 1 december 1991 als volgt: “Hij die vleselijke gemeenschap heeft met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.” De feitelijke gedragingen als omschreven in het onder 1 primair bewezenverklaarde vallen niet onder het begrip vleselijke gemeenschap. Het bewezenverklaarde is derhalve niet naar oud recht als een strafbaar feit te kwalificeren. Het voorgaande brengt met zich, dat met toepassing van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht, voor het onder 1 primair bewezenverklaarde ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Het bewezene levert op de misdrijven: ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. ten aanzien van het onder 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde: telkens: Verkrachting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met en verkrachting van jonge meisjes, onder wie zijn stiefdochter. Het misbruik van zijn stiefdochter [voornaam aangeefster 1] heeft zich uitgestrekt over een periode van tien jaar, van haar zevende tot haar zeventiende jaar. Hij heeft haar ervan overtuigd dat wat hij met haar deed “normaal” was en zij heeft dit weer op haar vriendinnetje [voornaam aangeefster 2] overgebracht. Het is algemeen bekend dat dergelijke gedragingen vrijwel onherstelbare en ernstige schade toebrengen aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De seksuele ontwikkeling van slachtoffers kan door een dergelijk handelen ernstig worden verstoord. Het vertrouwen dat kinderen in een volwassene moeten kunnen stellen wordt door handelingen, als die van verdachte, ernstig beschaamd. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Over verdachte is op 5 januari 2006 gerapporteerd door W.N. Haasbeek, psycholoog. Zij komt in haar rapport tot de volgende bevindingen – zakelijk weergegeven -: Betrokkene is in het onderzoek naar voren gekomen als een weinig ontwikkelde, gevoelsarme man, met een gemiddelde tot beneden gemiddelde intelligentie die zichzelf op meer subtiele wijze in gunstig sociaal wenselijk daglicht stelt. Hij is aan de oppervlakte sociaal vaardig maar gericht op zichzelf en op eigen behoeftebevrediging en hij is niet in staat tot wederkerige relatievorming. Er is geen empathie. Hij heeft geen contact met gevoelens, loochent negatieve affecten en houdt iedere confrontatie met zichzelf en negatieve affecten weg. Er is geen zelfreflectie, geen zelfinzicht of neiging ertoe deze te verkrijgen. Eventuele confrontaties met zichzelf, met eigen negatieve affecten worden krachtig weg gehouden en afgewenteld op anderen. Zijn geweten is zeer gebrekkig ontwikkeld. Er is ook nauwelijks impulscontrole. Agressie komt niet zozeer direct naar voren, maar in dwingend manipuleren, het overschrijden van andermans grenzen en de ander machteloos maken. In termen van de dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek is er sprake van primair narcistische problematiek. In descriptieve termen kan gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis met anti-sociale en narcistische trekken. Betrokkene ontkent categorisch al het tegen hem tenlastegelegde en ontkent überhaupt ooit seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben gehad, waardoor geen uitspraak gedaan worden over zijn toerekeningsvatbaarheid. De psycholoog heeft evenmin iets kunnen zeggen over het herhalingsgevaar en de behandelmogelijkheden, die een mogelijk gevaar voor herhaling kunnen verminderen. Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen over de persoon van de verdachte bekend is kunnen worden, acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De vordering van de benadeelde partij [naam aangeeefster 2] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze is voorlopig gesteld op EUR 8.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 5.000,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. De vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster 1] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze is voorlopig gesteld op EUR 12.206,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 7.500,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. Verklaart het overigens bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De in beslag genomen voorwerpen Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 3 pornovideo’s, 4 porno dvd's, 98 pornoboekjes. De vordering van de benadeelde partij [naam aangeeefster 2]: Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam aangeeefster 2], te betalen een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro). Verklaart de benadeelde partij, [naam aangeeefster 2], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam aangeeefster 2], een bedrag te betalen van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. De vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster 1]: Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam aangeefster 1], te betalen een bedrag van EUR 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro). Verklaart de benadeelde partij, [naam aangeefster 1], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam aangeefster 1], een bedrag te betalen van EUR 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr P.R. Wery, voorzitter, mr J.A. Coster van Voorhout en mr M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr S.G.M. Schellekens, griffier, en op 19 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.