Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC2604

Datum uitspraak2008-01-22
Datum gepubliceerd2008-01-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002201-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof is van oordeel dat de in het arrest genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, voldoende aannemelijk maken dat verdachte samen met zijn medeverdachten diefstal met geweld in vereniging of afpersing in vereniging hebben voorbereid en dat verdachte en zijn medeverdachten daartoe gezamenlijk de in de bewezenverklaring genoemde wapens en voorwerpen voorhanden hebben gehad, welke voorwerpen kennelijk bestemd waren tot het begaan van die misdrijven. Het hof komt tot de conclusie dat verdachte en zijn medeverdachten op 27 januari 2006 alledrie hebben geweten wat het doel van de aanwezigheid op het [adres] was, welk doel impliceert dat daarbij ook wapens zoals genoemd in het bewezenverklaarde onder 2., 3., 4. en 5. voorhanden dienden te zijn. Het hof leidt daaruit af dat verdachte en zijn medeverdachten de in de bewezenverklaring genoemde wapens gezamenlijk voorhanden hebben gehad.


Uitspraak

Parketnummer : 20-002201-06 Uitspraak : 22 januari 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 22 mei 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-800154-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het/de misdrijf/misdrijven diefstal met geweld in vereniging (art. 312/47 sr.) en/of afpersing in vereniging (317/47 sr.), opzettelijk een pistool (merk Walther) en/of een pistoolhouder met daarin acht scherpe patronen en/of een honkbalknuppel en/of twee verrekijkers en/of een bivakmuts en/of een katapult en/of een of meer busje(s) pepperspray/cs-gas en/of een hoeveelheid kabelbinders (tie-raps) en/of een aantal rubber handschoenen en/of een blinde cilindersleutel en/of een wrikijzer en/of een stroomstootwapen en/of twee tangen en/of (diverse) bescheiden met daarop een naam en/of adres en/of telefoonnummer(s) van een of meer personen woonachtig in Oosterhout, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad; 2. hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P38, kaliber 9mm Luger) en/of voor dat wapen geschikte munitie (8 scherpe patronen, kaliber Parbellum 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad; 3. hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten (een) voorwerp(en) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad; 4. hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, twee, althans een, spuitbusje(s) pepperspray (Red Pepper spray MK4 en/of Red Pepper Gel MK3), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad; 5. hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie I, onder 6º, te weten een katapult, voorhanden heeft/hebben gehad. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging of afpersing in vereniging, opzettelijk een pistool (merk Walther) en een pistoolhouder met daarin acht scherpe patronen en een honkbalknuppel en twee verrekijkers en een bivakmuts en een katapult en busjes pepperspray/cs-gas en een hoeveelheid kabelbinders (tie-raps) en een aantal rubber handschoenen en een blinde cilindersleutel en een wrikijzer en een stroomstootwapen en twee tangen en een bescheid met daarop een naam en adres en telefoonnummers van een persoon woonachtig in Oosterhout, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad; 2. hij op 27 januari 2006 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P38, kaliber 9mm Luger) en voor dat wapen geschikte munitie (8 scherpe patronen, kaliber Parbellum 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad; 3. hij op 27 januari 2006 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II onder 5º, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad; 4. hij op 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen spuitbusjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met een verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6º, voorhanden heeft gehad; 5. hij op 27 januari 2006 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie I, onder 6º, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. A. De verdediging heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe wordt het navolgende aangevoerd: A1. De verdenking was er al voordat het vuurwapen in de auto die verdachte bestuurde werd aangetroffen. De cautie had derhalve al eerder moeten worden gegeven en er had gebruik moeten worden gemaakt van een Duitse tolk. Er is door verdachte en zijn medeverdachten bovendien nimmer toestemming gegeven om de Volkswagenbus en de BMW te doorzoeken. Op grond van het vorenstaande moet, zo begrijpt het hof, al het bewijs dat daarmee en nadien is vergaard als onrechtmatig verkregen worden beschouwd zodat bewijsuitsluiting dient te volgen. A2. Het dossier bevat kort gezegd geen betrouwbaar bewijs voor het feit dat verdachte en zijn medeverdachten betrokken zouden zijn bij de voorbereiding van enig strafbaar feit, waarbij de verdediging in het bijzonder de verklaring van getuige [getuige 1] in twijfel trekt, nu deze getuige onder invloed van verdovende middelen en alcohol zou zijn geweest en bovendien geen Duits spreekt. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. A3. Voorts wordt het verweer gevoerd dat, als er sprake zou zijn van voorbereidingshandelingen, deze niet gericht konden zijn op de diefstal met geweld of afpersing zoals die zijn tenlastegelegd, maar op gijzeling. Ook om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde. A4. Tot slot wordt gesteld dat verdachte geen wetenschap heeft ten aanzien van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens, zodat hij ook dient te worden vrijgesproken van het onder 2. tot en met 5. ten laste gelegde. B. Het hof stelt op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de navolgende feiten en omstandigheden vast. . • Pag. 55 e.v. van het dossier: - Naar aanleiding van een melding van [naam], gaat de politie op vrijdag 27 januari 2006 naar het [adres] alwaar zich al ruim een uur een busje ophoudt; - Ter plaatse gekomen treft de politie verdachte aan als bestuurder van een bruinkleurige Volkswagenbus, medeverdachte [medeverdachte 1] als bijrijder, en medeverdachte [medeverdachte 2] bevindt zich achterin het busje. Naast het busje staat een rode BMW stationcar, beide auto’s hebben een Duits kenteken; - Vanuit de geparkeerde positie van de BMW en Volkswagenbus had men (onder meer) zicht op het winkelcentrum Zuiderhout en de [adres], in welke straat, naar later bleek, [getuige 3] woonachtig is; - De politie besluit later beide genoemde voertuigen te doorzoeken. Ten aanzien van de Volkswagenbus gebeurde dit middels het wijzen naar de binnenzijde van de bus en het vragend zeggen van “Suchen?”. Hierop werd waargenomen dat verdachte “ja” knikte, waarop de bus werd doorzocht en daarin werden een honkbalknuppel en een vuistvuurwapen aangetroffen. - Verdachte is vervolgens aangehouden terzake artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie; • pag. 61 e.v. van het dossier: - Nadat zowel van de bestuurder van de rode BMW (medeverdachte [medeverdachte 2]) als van de bijrijder (mederverdachte [medeverdachte 1]) toestemming is verkregen wordt ook de rode BMW doorzocht. - Tijdens deze doorzoeking krijgen de betreffende verbalisanten de melding dat inmiddels wapens zijn aangetroffen in de Volkswagenbus en dat de bestuurder is aangehouden, waarop wordt besloten ook medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan te houden; - In de kleding van medeverdachte [medeverdachte 2] wordt een traangasbusje, een zwarte bivakmuts en een briefje aangetroffen met de Duitse tekst “800 spesen, 1000 euro wenn kein erfolg, 5000 euro wenn erfolg”; - In de Volkswagenbus wordt (onder meer) een verrekijker, een traangasbusje, een katapult, een honkbalknuppel, een vuistvuurwapen, een pistoolhouder met scherpe patronen, kabelbinders, handschoenen, een bivakmuts, een blinde cilindersleutel en een wrikijzer aangetroffen; • Pag. 86-87 van het dossier: - In de BMW wordt (onder meer) een stroomstootwapen, een bonnetje van de aankoop van dit wapen op 26 januari 2006, groene tangen, en een stanleymes aangetroffen; • pag. 100 e.v. van het dossier: - In de jaszak van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een briefje gevonden met daarop de gegevens: [adres]. Verder wordt een briefje gevonden met daarop de gegevens van [getuige 3], wonende [adres], welk adres is gelegen in de buurt van voormeld winkelcentrum Zuiderhout; • pag. 119 ev. van het dossier: - Getuige [getuige 1] verklaart dat hij tijdens een etentje een gesprek heeft opgevangen tussen [getuige 2], verdachte en diens vrouw. Het gesprek ging over een vrouw en het ging om een hoeveelheid geld waarmee een mooie Golf gekocht kon worden. Volgens getuige [getuige 1] ging het om drugsgeld. Er werd over een vrouw van Surinaamse afkomst gesproken die vlakbij het winkelcentrum Zuiderhout in Oosterhout woont. Deze vrouw zou omgaan met twee Surinaamse mannen. Volgens getuige [getuige 1] had verdachte € 30.000,= tegoed van die mannen; - Getuige [getuige 3] verklaart dat zij een relatie heeft gehad met [naam]. Zij verklaart verder dat [naam] met slechte mensen omging. - In de outbox van de telefoon van verdachte bevindt zich een SMS aan genoemde [getuige 3] luidende: “Ik wil graag een vervolgafspraak maken over uw offerte bel mij z.s.m., de duitser.”. C. Het hof overweegt ten aanzien van het bovenstaande het volgende. C1. Onrechtmatig verkregen bewijs? Het hof is op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat er geen gronden aanwezig waren om eerder dan na de aanhouding van verdachte de cautie te geven alsmede het gebruik van een tolk aan te bieden. Er was immers eerder geen sprake van een verhoorsituatie. Het hof is tevens van oordeel dat uit genoemde feiten en omstandigheden voldoende blijkt dat toestemming is gegeven voor het doorzoeken van zowel de Volkswagenbus als de BMW. Vervolgens hebben verbalisanten naar aanleiding van de bevindingen in de Volkswagenbus mogen overgaan tot aanhouding van verdachte en zijn medeverdachten. Het verweer wordt in zoverre verworpen. C2. en C3. Voorbereiding diefstal met geweld/afpersing Het hof is van oordeel dat bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien voldoende aannemelijk maken dat verdachte samen met zijn medeverdachten diefstal met geweld in vereniging of afpersing in vereniging hebben voorbereid en dat verdachte en zijn medeverdachten daartoe gezamenlijk de in de bewezenverklaring genoemde wapens en voorwerpen voorhanden hebben gehad, welke voorwerpen kennelijk bestemd waren tot het begaan van die misdrijven. Uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder het telefonisch contact met [getuige 3], het posten met zijn drieën in de buurt van de woning van [getuige 3], de inhoud van de briefjes die bij de medeverdachten in de kleding zijn aangetroffen, de aangetroffen wapens en instrumenten in de Volkswagenbus en BMW en de inhoud van het gesprek tijdens het etentje volgens getuige [getuige 1], leidt het hof af dat verdachte en zijn medeverdachten kennelijk de intentie hadden om een derde geld afhandig te maken en daarbij geweld te gebruiken. Dat het ook om voorbereidingshandelingen zou gaan met betrekking tot gijzeling sluit het hof niet uit. Dit laat echter onverlet dat door middel van een eventuele gijzeling geld zou worden afgeperst in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt de stelling van de verdediging dat de verklaring van getuige [getuige 1] onbetrouwbaar is, nu deze getuige zowel ten overstaan van de politie als ten overstaan van de rechter-comissaris op consistente wijze heeft verklaard dat het om drugsgeld ging en dat dit een bedrag van € 30.000,= betrof. Deze verklaring sluit aan bij de feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken. Aan de verklaring van de getuige [getuige 2] wordt in deze geen betekenis toegekend, nu deze niet geloofwaardig wordt geacht. Het verweer wordt verworpen. C4. Het hof komt mede gezien het onder C2. en C3. overwogene, tot de conclusie dat verdachte en zijn medeverdachten op 27 januari 2006 alledrie hebben geweten wat het doel van de aanwezigheid op het [adres] was, welk doel impliceert dat daarbij ook wapens zoals genoemd in het bewezenverklaarde onder 2., 3., 4. en 5. voorhanden dienden te zijn. Het hof leidt daaruit af dat verdachte en zijn medeverdachten genoemde wapens gezamenlijk voorhanden hebben gehad. Het hof verwerpt het verweer. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde onder 1. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 46, eerste lid, juncto artikel 310 in verbinding met artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2º, danwel juncto artikel 317, eerste en derde lid, in verbinding met artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2º, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het bewezen verklaarde onder 2. is voorzien bij artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, en strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid en derde lid, aanhef en onder a. van de Wet Wapens en Munitie juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het bewezen verklaarde onder 3. en 4. is telkens voorzien bij artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, aanhef en onder a. van de Wet Wapens en Munitie juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het bewezen verklaarde onder 5. is voorzien bij artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Beslag Ten aanzien van de in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven capsule kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1., 2., 3., 4. en 5. bewezen verklaarde oplevert: 1. Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld, tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen, of voorbereiding van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. 2. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. 3. en 4., telkens: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II. 5. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: een capsule. Aldus gewezen door mr. H. Harmsen, voorzitter, mr. A. de Lange en mr. M.J.C. van Kamp, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier, en op 22 januari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.