Jurisprudentie
BC1616
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2008-01-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/660096-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-01-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/660096-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De politierechter overweegt dat onder een valse sleutel valt te verstaan een voorwerp met behulp waarvan onder bereik kan worden gebracht datgene wat voordien niet bereikbaar was (bijvoorbeeld omdat het achter slot en grendel opgesloten was) en wel door de blokkade die de onbereikbaarheid bewerkt op te heffen langs een weg die daarvoor op zich geëigend is. De weg zelf is derhalve de gewone, maar het middel waarmee die weg wordt begaan is "vals".
Met het oog hierop is de politierechter van oordeel dat een creditcard gezien kan worden als een valse sleutel wanneer zij, zelfs al is zij echt, gebruikt wordt door iemand die er zich van meester heeft gemaakt zonder er rechthebbende op te zijn.
Tevens is de politierechter van oordeel dat er sprake is van wegnemen, zoals dat begrip is bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Na het afgeven van de betaalpas (en het ondertekenen van de kassabon) geeft de medewerker het goed af (waarbij de politierechter aantekent dat het feit dat daarmee ook rubricering onder oplichting mogelijk is, niet maakt dat kwalificering als diefstal met valse sleutel daarmee niet mogelijk zou zijn). Weggenomen is het goed daarmee dan echter nog niet. Het is nu onder bereik van verdachte dan wel zijn mededaders gebracht en wordt vervolgens weggenomen.
Anders dan de raadsman is de politierechter derhalve van oordeel dat er wel degelijk sprake is van diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van een valse sleutel.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/660096-07
uitspraak d.d. : 14 november 2007
TEGENSPRAAK
VONNIS van de politierechter te Roermond, in de zaak tegen:
naam : [naam verdachte]
voornamen : [voornamen verdachte]
geboren op : [geboortedatum + -plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2007.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (meermalen) heeft weggenomen sigaretten en/of telefoonkaarten en/of etenswa(a)r(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [namen benadeelde partijen], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer] en/of de
Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer];
art. 311 van het Wetboek van strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
sigaretten en/of telefoonkaarten en/of etenswa(a)r(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [namen benadeelde partijen], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als bonafide klant(en), onder zich had(den), wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
art. 321 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [namen creditcardmaatschappijen] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een bedrag aan geld en/of [namen benadeelde partijen]
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van sigaretten en/of telefoonkaarten en/of etenswa(a)r(en), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechtmatige houder(s) van de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer] en/of de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer], waardoor [naam creditcardmaatschappij]. en/of een of meerdere medewerk(st)er(s) [namen creditcardmaatschappijen en benadeelde partijen] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art. 326 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
gebruik heeft/hebben gemaakt van een valse of vervalste betaalpas, te weten de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer] en/of de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer], bedoeld voor het
verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die betaalpas echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) genoemde Mastercard(s) bij Tankstation Shell en/of Bolhaar
BV en/of BV BEM 341 en/of AC Restaurant en/of Easy Fill en/of Texaco Poelen door een kaartlezer heeft/hebben gehaald en/of aan een medewerker van Tankstation Shell en/of Bolhaar BV en/of BV BEM 341 en/of AC Restaurant en/of
Easy Fill en/of Texaco Poelen heeft/hebben aangeboden om door een kaartlezer te halen, in elk geval opzettelijk zodanige betaalpas voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben afgeleverd, ontvangen, vervoerd, verkocht, overgedragen of
zich hebben/heeft verschaft, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die betaalpas bestemd was voor zodanig gebruik;
art. 232 van het Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij (meermalen) op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meerdere creditcardbonnen, althans kassabonnen, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk zijn, verdachtes, handtekening op genoemde bon(nen) geplaatst, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art. 225 van het Wetboek van Strafrecht;
4.
hij op of omstreeks 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Venray en/of in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een valse of vervalste betaalpas, voorzien van gegevens behorende bij de Mastercard met nummer [nummer] en/of behorende bij de Mastercard met nummer [nummer] heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van genoemde valse of vervalste betaalpas(sen) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 416 subs. 417BIS van het Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de politierechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 31 oktober 2007 gevorderd dat
het onder sub 1 primair dan wel subsidiair, sub 2, sub 3 primair en sub 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De raadsman merkt op ten aanzien van het sub 1 primair ten laste gelegde dat er geen sprake van is dat toegang wordt verschaft of de goederen onder bereik worden gebracht door een valse sleutel zijnde de creditcard. Hij verwijst hierbij naar hetgeen door de rechter-commissaris is overwogen op 25 juli 2007 en is overgenomen door de meervoudige raadkamer op 2 augustus 2007.
Ook is de raadsman van mening dat het subsidiair ten laste gelegde niet aan de orde kan zijn. Zowel verdachte als zijn mededader(s) kregen de sigaretten en telefoonkaarten pas onder zich nadat de transactie was afgerond, zij hebben deze dus niet als bonafide klanten onder zich gehad. Dit laatste geldt niet voor de blikjes Red Bull, deze heeft verdachte uit de winkel gepakt en deze had hij derhalve wel reeds onder zich.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 2 ten laste gelegde voor wat betreft de creditcardmaatschappijen [namen creditcardmaatschappijen].
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het systeem met betrekking tot de betaling met creditcards zo werkt dat bij [namen creditcardmaatschappijen] aangesloten bedrijven een betaling mogen accepteren mits de handtekening klopt en de computerbevraging akkoord is. Als het gaat om fraudetransacties wordt er toch betaald, maar enkel omdat [namen creditcardmaatschappijen] dit blijkens hun algemene voorwaarden contractueel verplicht zijn.
De raadsman stelt vervolgens dat daarom niet gezegd kan worden dat de bedrijven door verdachte ertoe zijn bewogen de genoemde goederen af te geven, er is geen sprake van dat de creditcardmaatschappijen zijn opgelicht. Feitelijk is het zo dat de “winkelbediende” wordt bewogen tot afgifte van de goederen nadat de transactie met de card is afgewikkeld. In dit verband wijst de raadsman op hetgeen door de rechter-commissaris is overwogen bij gelegenheid van het verhoor van verdachte toetsing inverzekeringstelling en inbewaringstelling d.d. 25 juli 2007 hetgeen is overgenomen door de meervoudige raadkamer op 2 augustus 2007.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder sub 3 primair ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat uit het proces-verbaal niet valt af te leiden of er sprake is van valse of vervalste creditcards. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde merkt de raadsman op dat nu verdachte heeft toegegeven de bonnen ondertekend te hebben dit feit bewijsbaar is.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 4 ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat uit het dossier niet blijkt of de creditcards vals c.q. vervalst waren.
Als laatste merkt de raadsman op van mening te zijn dat er met betrekking tot het sub 1 en sub 2 ten laste gesproken kan worden van meerdaadse samenloop en met betrekking tot het sub 3 en 4 ten laste gelegde van voortgezette handeling.
De politierechter
De politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3 primair en sub 4 is ten laste gelegd.
De politierechter is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat er gebruik is gemaakt van valse of vervalste creditcards.
De verdachte moet derhalve van deze feiten worden vrijgesproken.
De politierechter is voorts van oordeel dat hetgeen aan de verdachte sub 1 primair, sub 2 en sub 3 subsidiair is ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
In welk oordeel de politierechter het navolgende heeft betrokken.
Met betrekking tot het sub 1 primair ten laste gelegde.
De politierechter overweegt dat onder een valse sleutel valt te verstaan een voorwerp met behulp waarvan onder bereik kan worden gebracht datgene wat voordien niet bereikbaar was (bijvoorbeeld omdat het achter slot en grendel opgesloten was) en wel door de blokkade die de onbereikbaarheid bewerkt op te heffen langs een weg die daarvoor op zich geëigend is. De weg zelf is derhalve de gewone, maar het middel waarmee die weg wordt begaan is "vals".
Met het oog hierop is de politierechter van oordeel dat een creditcard gezien kan worden als een valse sleutel wanneer zij, zelfs al is zij echt, gebruikt wordt door iemand die er zich van meester heeft gemaakt zonder er rechthebbende op te zijn.
Tevens is de politierechter van oordeel dat er sprake is van wegnemen, zoals dat begrip is bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Na het afgeven van de betaalpas (en het ondertekenen van de kassabon) geeft de medewerker het goed af (waarbij de politierechter aantekent dat het feit dat daarmee ook rubricering onder oplichting mogelijk is, niet maakt dat kwalificering als diefstal met valse sleutel daarmee niet mogelijk zou zijn). Weggenomen is het goed daarmee dan echter nog niet. Het is nu onder bereik van verdachte dan wel zijn mededaders gebracht en wordt vervolgens weggenomen.
Anders dan de raadsman is de politierechter derhalve van oordeel dat er wel degelijk sprake is van diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van een valse sleutel.
Met betrekking tot het sub 2 ten laste gelegde.
De politierechter is met de raadsman van oordeel dat er geen sprake is van oplichting van [namen creditcardmaatschappijen]. Zij zijn niet rechtstreeks door listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot afgifte van enig goed. Degene die bewogen zijn tot afgifte van goederen zijn de onder 2 genoemde bedrijven [namen benadeelde partijen] De omstandigheid dat [namen creditcardmaatschappijen]. zich contractueel middels hun algemene voorwaarden hebben verplicht de schade te vergoeden maakt hen niet tot de opgelichte partij. Voor dit onderdeel in de tenlastelegging zal dan ook vrijspraak volgen.
Naar het oordeel van de politierechter is ten aanzien van feit 1 en 2 geen sprake van eendaadse samenloop, zoals door de raadsman bepleit, noch van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien de strekking van artikel 326 Sr enerzijds, te weten dat het vertrouwen in het handelsverkeer niet beschaamd mag worden en artikel 310/311 Sr anderzijds, te weten de bescherming van het vermogen van een ander, een andere is. Daardoor is naar het oordeel van de politierechter geen sprake van één ongeoorloofd wilsbesluit. Het bewezenverklaarde onder 1 en 2 zal dan ook worden gekwalificeerd als meerdaadse samenloop.
Ten aanzien van het sub 3 bewezenverklaarde is de politierechter van oordeel dat dit niet gekwalificeerd kan worden als voortgezette handeling van feit 1. Weliswaar zijn de te beschermen belangen van beide feiten vergelijkbaar, echter het is niet voldoende dat het ene misdrijf het gevolg is van het andere en strekt tot het bereiken van het nog niet verkregen resultaat. Er is dan weliswaar eenheid van einddoel, doch dit kan niet worden gelijkgesteld aan eenheid van besluit. De politierechter is van oordeel dat terzake van beide feiten sprake is geweest van een onafhankelijk wilsbesluit, zodat geen sprake kan zijn van voortgezette handeling.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat het te beschermen belang van art. 326 Sr een ander is dan dat van artikel 225 Sr, zodat reeds hierom terzake van feit 3 geen voortgezette handeling kan worden aangenomen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door [naam brigadier], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 07004713, gedateerd 10 september 2007 en de daarbij behorende bijlagen.
De politierechter heeft kennisgenomen van de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (pagina 59 tot en met 67 en 83 tot en met 91) en ter terechtzitting van 31 oktober 2007, de aangifte van [naam aangever] namens [namen creditcardmaatschappijen] (pagina 31 tot en met 34), de verklaring van [naam getuige 1] (pagina 35 en 36), de verklaring van [naam getuige 2] (pagina 39 en 40), de verklaring van [naam getuige 3] (pagina 41 tot en met 43), de verklaring van [naam getuige 4] (pagina 44 tot en met 47), de verklaring van [naam getuige 5] (pagina 48 tot en met 50), de verklaring van [naam getuige 6] (pagina 51 tot en met 53) en de verklaring van [naam getuige 7] (pagina 54 tot en met 56). Voorts heeft de politierechter kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 1] (pagina 92), het proces-verbaal van bevindingen van [namen verbalisanten 2 en 3] 96 tot en met 98), het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 4] (pagina 103), het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 5] (pagina 107 tot en met 109), en het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 5] (pagina 120 en 121).
Daarnaast heeft de politierechter kennisgenomen van het in de wettelijke vorm door [naam brigadier], brigadier van politie, opgemaakt aanvullend proces-verbaal, genummerd 07004713, gedateerd 25 september 2007 en de daarbij behorende bijlagen. Een van deze bijlagen betreft de bij de politie d.d. 24 september 2007 afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
Gelet hierop acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en in de gemeente Venray en in de gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (meermalen) heeft weggenomen
sigaretten en/of telefoonkaarten en/of etenswaar, toebehorende aan [namen benadeelde partijen], waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer] en/of de
Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer];
2.
hij op 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en in de gemeente Venray en in de gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met anderen, (meermalen)
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [namen benadeelde partijen] hebben bewogen tot de afgifte van sigaretten en/of telefoonkaarten en/of etenswaar, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechtmatige houder van de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer] en/of de Mastercard (creditcard) voorzien van nummer [nummer], waardoor een of meerdere medewerk(st)er(s) van [namen benadeelde partijen] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij (meermalen) op 21 juli 2007 in de gemeente Venlo en in de gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met anderen, een of meerdere creditcardbonnen, althans kassabonnen, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk zijn, verdachtes, handtekening op genoemde bon(nen) geplaatst, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs
De overtuiging van de politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9.1 Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het misdrijf sub 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 3 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen
11.1 De algemene overwegingen
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 31 oktober 2007 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd gezien verdachtes persoonlijke omstandigheden aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast bepleit de raadsman de oplegging van een voorwaardelijk straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De politierechter heeft bij de strafoplegging enerzijds rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving.
Voorts heeft de politierechter rekening gehouden met de omstandigheid dat door de bewezenverklaarde handelingen maatschappelijke verontrusting ontstaat doordat het vertrouwen in betalingsverkeer waarbij gebruik wordt gemaakt van creditcards is geschaad.
Bij de strafoplegging heeft de politierechter meer in het bijzonder betrokken de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds eerder terzake van oplichting en valsheid in geschrifte is veroordeeld. Aan verdachte is in verband hiermee ook al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Gelet hierop is er voor de politierechter thans geen aanleiding aan verdachte een voorwaardelijk straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Anderzijds heeft de politierechter rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebracht voorlichtingsrapport en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De politierechter zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechter tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, de hierna te melden straf meer passend acht.
De politierechter is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
11.5 De vordering van de benadeelde partij
Uit het onde[naam creditcardmaatschappij]ting is gebleken, dat [naam + adres creditcardmaatschappij] een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder sub 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
[naam creditcardmaatschappij] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 4.257,28 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het sub 2 ten laste gelegde feit gedeeltelijk bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal terzake van dat feit worden veroordeeld. Echter voor het gedeelte van dat feit wat betrekking heeft op [naam creditcardmaatschappij] is verdachte vrijgesproken. [naam creditcardmaatschappij] heeft gesteld dat zij ingevolge hun Algemene Voorwaarden frauduleuze transacties altijd uitbetalen aan de acceptant.
De politierechter overweegt dat het enkele feit dat [naam creditcardmaatschappij] zich contractueel heeft verbonden de schade aan acceptanten van frauduleuze transacties te vergoeden, niet maakt dat gesproken kan worden van schade die rechtstreeks door hetgeen bewezen is verklaard is toegebracht. [naam creditcardmaatschappij] dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De politierechter zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57, 225, 310, 311 en 326.
BESLISSING
De politierechter:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3 primair en sub 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 primair, sub 2 en sub 3 subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beveelt de opheffing van de voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop deze gelijk wordt aan de ondergane vrijheidsstraf.
Vordering benadeelde partij.
Ten aanzien van feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam creditcardmaatschappij]. (Afd. fraude/control t.a.v. [naam + adres aangever]
Vonnis gewezen door de politierechter mr. Y.J.C.A. Roeffen, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechter voornoemd op 14 november 2007.