Jurisprudentie
BC1095
Datum uitspraak2007-12-13
Datum gepubliceerd2008-01-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/980 SUCC
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-01-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/980 SUCC
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vereniging is in casu een algemeen nut beogende instelling.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/980 SUCC
Uitspraakdatum: 13 december 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te [P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres wegens een verkrijging in het jaar 2003 een aanslag successierecht (aanslagnummer [nummer]) opgelegd ten bedrage van € 250.655.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 december 2006 de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 5 februari 2007, door de rechtbank ontvangen op 6 februari 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2007 te 's-Gravenhage. Namens eiseres is daar verschenen mr. R.P. Dijkman, bijgestaan door [A] en [B]. Namens verweerder is verschenen [C].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Op [datum] 2003 is overleden de heer [D], laatstelijk gewoond hebbende te [Z]. Hij heeft bij testament eiseres aangewezen als enige erfgenaam. Uit dien hoofde heeft eiseres een bedrag van € 441.919 verkregen.
2.2. Eiseres is een te [Z] gevestigde vereniging met circa 400 leden. Het lidmaatschap staat voor iedereen open. De statuten van eiseres, zoals laatstelijk gewijzigd bij notariële akte van 24 februari 1999, luiden voor zover hier van belang als volgt:
'Artikel 5
1. De vereniging heeft ten doel het schaatsenrijden in het algemeen te bevorderen.
2. De vereniging tracht dit doel te bereiken door:
a. het lidmaatschap te verwerven en te behouden van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond en het gewest Zuid-Holland, van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond, in deze statuten nader aan te duiden als: 'de Bond' respectievelijk 'het gewest';
b. deel te nemen aan de door de bond of het gewest georganiseerde en/of goedgekeurde wedstrijden;
c. evenementen op het gebied van de schaatssport te organiseren;
d. het aanleggen, instandhouden en exploiteren van een ijsbaan;
e. andere wettige en geoorloofde middelen.
Artikel 9
1. De geldmiddelen van de vereniging bestaan uit:
a. contributie van de leden;
b. ontvangsten uit evenementen;
c. andere inkomsten;
2. (...)
Artikel 23
1-3 (...)
4. Een eventueel batig saldo zal niet vervallen aan degenen die ten tijde van de ontbinding lid zijn, maar moet worden bestemd ten bate van een liefdadigheidsinstelling in de gemeente [Z]. Dit besluit kan worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte stemmen.'
2.3. De feitelijke werkzaamheden van eiseres, welke worden uitgevoerd door de leden, omvatten het volgende:
a. de organisatie van de jaarlijkse schoolschaatskampioenschappen voor de leerlingen van de groepen 3 tot en met 8 van alle basisscholen in [Z] op een kunstijsbaan in [Q], [R] of elders. Hieraan kunnen alle leerlingen deelnemen; zij betalen een bijdrage in de kosten van € 1;
b. de organisatie - in samenwerking met andere ijsverenigingen - van schaatstoertochten op natuurijs. De deelname aan deze tochten staat voor iedereen open tegen een geringe vergoeding die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de premiebetaling van een verzekering voor de deelnemers. Leden van eiseres houden een deel van het parcours schoon, onder meer met behulp van twee ijsmachines waarover eiseres beschikt, en houden toezicht, onder meer met het oog op de veiligheid van de deelnemers;
c. de organisatie van korte-baanwedstrijden op natuurijs en van avondtochten, ringsteektochten en dergelijke. Ook de deelname aan deze wedstrijden en tochten staat voor iedereen open;
d. de organisatie van schaatsmiddagen voor de leerlingen van de groepen 6 tot en met 8 van alle basisscholen in [Z] op een kunstijsbaan in [S] of [R].
e. de realisatie van een openbare schaatsbaan in [Z].
2.4. Eiseres maakt van de door haar georganiseerde activiteiten geen gebruik om nieuwe leden te werven. Eiseres organiseert voorts geen activiteiten die uitsluitend zijn bestemd voor haar leden.
2.5. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder eiseres ingedeeld in tariefgroep III van artikel 24 van de Successiewet 1956 (tekst voor het jaar 2003, hierna: de Wet) en de aanslag berekend naar het voor die tariefgroep geldende tarief. Een verzoek van eiseres om rangschikking als een het algemeen nut beogende instelling is afgewezen.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of eiseres is aan te merken als een het algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 24, vierde lid, van de Wet.
3.2. Eiseres meent dat zulks het geval is en wijst daartoe op haar (statutaire) doelstelling en op haar feitelijke werkzaamheden, welke haars inziens rechtstreeks en voor meer dan 50 percent zijn gericht op het algemeen belang.
3.3. Verweerder beantwoordt de vraag ontkennend. Hij is van mening dat de werkzaamheden van eiseres primair zijn gericht op het particuliere belang van haar leden en van andere geïnteresseerden in de schaatssport. Dat deelname aan de door eiseres georganiseerde activiteiten ook openstaat voor niet-leden doet hier volgens verweerder niet aan af. Voor de beantwoording van de vraag of met bepaalde activiteiten het algemeen nut wordt beoogd, is bepalend of in beginsel de gehele maatschappij gebruik kan maken van die activiteiten, hetgeen bij schaatsen niet het geval is.
3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot op € 48.611. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Voor de beantwoording van de vraag of eiseres is aan te merken als een het algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 24, vierde lid, van de Wet is in de eerste plaats van belang of met haar werkzaamheden het algemeen belang minstens in gelijke mate als een particulier belang is gediend en is voorts vereist dat eiseres het algemeen nut 'beoogt'; daarvan is pas sprake indien de werkzaamheden van eiseres rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen (vgl. HR 12 mei 2006, nr. 40 684, BNB 2006/267).
4.2. Op grond van de onder 2.2 aangehaalde statutaire bepalingen, de onder 2.3 en 2.4 weergegeven feiten en hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres ten doel heeft geheel in het algemeen de schaatssport te bevorderen en dat zij zich daarbij niet richt op de individuele belangen van haar leden maar op de samenleving in haar geheel. De rechtbank acht in dit verband van belang dat vaststaat dat eiseres geen activiteiten voor de eigen leden organiseert en dat deelname aan de door haar georganiseerde activiteiten voor iedereen open staat. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres voorts aldus dat zij zich richt zowel op personen die het schaatsenrijden machtig zijn als op personen bij wie dat niet het geval is. Anders dan verweerder stelt, is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een sportvereniging die zich primair richt op sportbeoefening door haar leden en evenmin van een vereniging ter behartiging van de belangen van beoefenaars van de schaatssport. De vaststaande feiten bieden onvoldoende steun voor die opvatting. Doel en werkzaamheden van eiseres zijn gericht op het promoten van de schaatssport in het algemeen door het organiseren van activiteiten op dat gebied, zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend.
4.3. Niet valt in te zien dat, zoals verweerder heeft betoogd, de activiteiten van eiseres niet toegankelijk zijn voor ieder willekeurig lid van de samenleving. Indien verweerder hiermee wil betogen dat alleen geïnteresseerden in de schaatssport of personen die het schaatsenrijden machtig zijn naar die activiteiten zullen komen, legt hij daarmee naar het oordeel van de rechtbank een onjuiste maatstaf aan. Niet bepalend is immers hoe groot de groep van personen is die uiteindelijk daadwerkelijk deelneemt aan de activiteiten, maar hoe groot de groep is die eiseres met haar activiteiten tracht te bereiken. Zoals hiervoor in 4.2 is overwogen, beslaat deze groep naar het oordeel van de rechtbank de gehele samenleving. Bovendien bieden de vaststaande feiten geen steun voor de veronderstelling dat de door eiseres georganiseerde activiteiten slechts open staan voor personen die het schaatsenrijden machtig zijn. Dat niet iedereen zich voelt aangetrokken tot de schaatssport doet op zichzelf niet af aan het algemeen nuttige karakter van de activiteiten.
4.4. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de werkzaamheden van eiseres rechtstreeks zijn gericht op het algemeen belang. Uit het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad volgt overigens dat, anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, bij dit oordeel - evenals bij de hierna te bespreken tweede maatstaf - geen rol speelt dat de door eiseres georganiseerde activiteiten veel toeschouwers trekken.
4.5. Eiseres heeft gemotiveerd gesteld dat zij met haar werkzaamheden het algemeen belang minstens in gelijke mate als het particuliere belang dient. Verweerder heeft deze stelling niet gemotiveerd weersproken. De rechtbank acht de stelling van eiseres, in het licht van de vaststaande feiten en hetgeen hiervoor in 4.2. en 4.3 is overwogen, ook aannemelijk. Daarmee is voldaan aan de tweede in 4.1 genoemde maatstaf.
4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De aanslag moet worden berekend naar het voor algemeen nut beogende instellingen geldende tarief van elf percent en moet derhalve worden verminderd tot op (11% x € 441.919 =) € 48.611.
5. Proceskosten
5.1. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken; de rechtbank begrijpt het verzoek van eiseres om vergoeding van proceskosten aldus dat dit mede betrekking heeft op de in de bezwaarfase gemaakte kosten. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot op € 48.611;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805, en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan eiseres moet voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Holdert, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.