Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0758

Datum uitspraak2007-12-20
Datum gepubliceerd2007-12-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810029-07 en 14.810256-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak wegens onbetrouwbare getuigenverklaringen. Verdachte schuldig aan medeplegen roofoverval, wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing, verboden wapenbezit en brandstichting, veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Locatie Alkmaar Parketnummer : 14/810029-07 + 14/810256-06 (TUL) Datum uitspraak : 20 december 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, thans gedetineerd in [detentieadres]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 en 6 december 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van: - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank • de verdachte zal vrijspreken van het onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde; • het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; • de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] zal toewijzen als verzocht, met hieraan telkens verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; • de vordering van de benadeelde partij [naam instantie], zoals ter terechtzitting gematigd, zal toewijzen, met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; • de benadeelde partijen [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen in verband met de gevorderde vrijspraak ten aanzien van de feiten waarop die vorderingen betrekking hebben; • de tenuitvoerlegging zal gelasten van de bij vonnis van 26 september 2006 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Alkmaar in de zaak met parketnummer 14/810256-06 opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd; - hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot aanpassing/wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering en een vordering tot wijzing ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, zijn toegelaten, ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 november 2006 te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [naam instantie] en/of die [betrokkene] en/of die [benadeelde partij 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [benadeelde partij 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [benadeelde partij 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene] en/of [naam instantie] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [naam instantie] en/of die [betrokkene] en/of die [benadeelde partij 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [benadeelde partij 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [benadeelde partij 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene] en/of [naam instantie] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 3] (8 jaar) en/of [benadeelde partij 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk (hierboven bedoeld) geweld en/of welke (hierboven bedoelde) bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s): - naar de woning van die [benadeelde partij 1] en die [betrokkene] is/zijn gegaan en/of (waarna) verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgedaan en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) die woning is/zijn binnengegaan, en/of - (waarna) verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of op hem gericht en/of - (vervolgens) tegen die [benadeelde partij 4] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [benadeelde partij 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en/of verdachte en/of één van zijn mededaders die [benadeelde partij 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag) één- of meerma(a)l(en), met kracht, in/tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of gericht op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 3] en/of die [benadeelde partij 2], en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1], met kracht, heeft geduwd en/of heeft geslagen, waardoor die [benadeelde partij 1] op de grond is komen te vallen, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 2] met kracht in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 5] (stevig) in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en/of die [benadeelde partij 5] (vervolgens) een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en/of - (waarna) verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 3] en/of die [benadeelde partij 2] heeft/hebben vastgebonden, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die woning heeft/hebben doorzocht, en/of - die [benadeelde partij 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis ; geld, geld, en snel; en bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle", in ieder geval woorden van gelijke aard of strekking en/of - tegen die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 2. hij op of omstreeks 26 november 2006 te [pleegplaats] en/of in de gemeente Alkmaar, in ieder geval in één of meer gemeen(ten) binnen het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of één van zijn mededader(s) met dat opzet, onder bedreiging van/met één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), die [benadeelde partij 1] bij haar woning [pleegplaats], gedwongen om (achter)in haar bedrijfsbus te stappen en/of in die bedrijfsbus te blijven zitten terwijl verdachte en/of één van zijn mededader(s) met haar in die bedrijfsbus rondreden, dit terwijl die [benadeelde partij 1] en/of haar (jonge) kinderen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] kort daarvoor in haar, [benadeelde partij 1]s, woning waren overvallen en aldaar geweld tegen hen was gepleegd en/of zij met geweld waren bedreigd (zoals beschreven onder feit 1) en/of terwijl die [benadeelde partij 1] wist dat haar twee kinderen in de woning achterbleven en/of in die woning waren vastgebonden; 3. hij op of omstreeks 26 november 2006 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 1030 euro, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) onder bedreiging van één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen om voornoemd(e) geldbedrag(en) bij een pinautomaat te pinnen, dit terwijl die [benadeelde partij 1] en/of haar (jonge) kinderen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] kort daarvoor in haar, [benadeelde partij 1]s, woning te [pleegplaats], waren overvallen en aldaar geweld tegen hen was gepleegd en/of zij met geweld waren bedreigd (zoals beschreven onder feit 1) en/of die [benadeelde partij 1] daarna, terwijl zij wist dat haar twee kinderen in de woning waren achter gebleven en/of in die woning waren vastgebonden, onder bedreiging van/met één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), was gedwongen om (achter)in haar bedrijfsbus te stappen en/of in die bedrijfsbus te blijven zitten terwijl verdachte en/of één van zijn mededader(s) met haar in die bedrijfsbus zijn gaan rondrijden en/of met haar naar die pinautomaat zijn gereden; 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2006 tot en met 19 januari 2007 in de gemeente Heemskerk en/of in de gemeente Beverwijk en/of de gemeente Den Helder, in elk geval in de provincie Noord-Holland, tezamen en in ereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten/waaronder: - een combinatiegeweer, merk Blaser, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 5. hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] (toebehorende aan [naam instantie] en/of [betrokkene] en/of [benadeelde partij 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of de goederen in die auto en/of de naast of nabij die auto staande bomen en/of het duingebied, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter, kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam instantie] en/of [betrokkene] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 6. hij op of omstreeks 24 november 2006 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 9]te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan computerzaak "[naam]" en/of [benadeelde partij 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, het volgende heeft gedaan: -verdachte is met een bivakmuts op het hoofd de winkel waarin genoemde [benadeelde partij 9]als verkoper werkzaam was binnengegaan en/of -verdachte heeft een tas op de balie gegooid en/of die [benadeelde partij 9]toegevoegd:"Doe het geld maar in die tas", althans woorden van dergelijke strekking, en/of -waarna verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en gericht op de borst van die [benadeelde partij 9]en/of die [benadeelde partij 9]toegevoegd:"Ik wil al het geld hebben en doe het in die tas", althans woorden van dergelijke strekking, en/of -verdachte heeft dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp doorgeladen en/of (vervolgens) gericht op een of meer ander(e) in computerwinkel "[naam]" aanwezige perso(o)n(en), te weten [naam persoon] en/of [naam persoon 1] en/of -(vervolgens) heeft verdachte dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op het hoofd van die [benadeelde partij 9]en (daarbij) die [benadeelde partij 9]toegevoegd:"Ik wil nu dat geld, anders schiet ik je voor je kop", althans woorden van dergelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 7. hij op of omstreeks 24 november 2006 in de gemeente Den Helder met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 6]heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 170 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde partij 6]en/of sigarenzaak "[naam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte -met een bivakmuts op het hoofd sigarenzaak "[naam]" aan de [adres] is binnengegaan, en/of -een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit zijn kleding heeft gehaald en/of aan die [benadeelde partij 6], die op dat moment werkzaam was in sigarenzaak "[naam]", heeft getoond, en/of -dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [benadeelde partij 6]en/of een andere in die winkel aanwezige persoon, te weten [naam], en/of (daarbij) die [naam] heeft toegevoegd:"Liggen jij", althans woorden van dergelijke strekking, en/of -dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op de borst van die [benadeelde partij 6]en (daarbij) die[benadeelde partij 6]heeft toegevoegd:"Geld moet ik hebben", althans woorden van dergelijke strekking, en/of -(nadat die [benadeelde partij 6]verdachte 50 euro had gegeven) die [benadeelde partij 6]heeft toegevoegd:"Ik wil meer", althans woorden van dergelijke strekkking (waarna die [benadeelde partij 6]verdachte (wederom) een geldbedrag van 120 euro heeft gegeven); 8. hij op of omstreeks 09 december 2006 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 7]en/of [benadeelde partij 8]te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde partij 7]en/of [benadeelde partij 8] en/of aan snackbar "[naam]" in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, het volgende heeft gedaan: -verdachte is met een bivakmuts en/of een capuchon op het hoofd snackbar "[naam]" waarin die [benadeelde partij 7]en/of [benadeelde partij 8] werkzaam waren/was binnengegaan, en/of -verdachte heeft een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op die [benadeelde partij 8] en/of die [benadeelde partij 7], en/of -verdachte heeft een (plastic) tas gegeven aan die [benadeelde partij 8] en/of (daarbij) die [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 7]toegevoegd:"Geef het geld, alstublieft", althans woorden van dergelijke strekking, en/of -verdachte heeft meerdere keren, nadat zijn vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of (vervolgens) hijzelf door die [benadeelde partij 7]was vastgepakt, die [benadeelde partij 7]met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen diens hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de hieronder weergegeven bewijsoverwegingen, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6, 7 en 8 ten laste is gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewijsoverwegingen De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken en heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Primair verweer tot bewijsuitsluiting Het ondersteunend bewijs in deze drie zaken wordt gevormd door verklaringen van telkens dezelfde personen, te weten [naam 1] en [naam 2] en - in mindere mate - [naam 3]. De verklaringen van [naam 1] en [naam 2] zijn naar de mening van de verdediging verkregen op een manier die grensoverschrijdend en ontoelaatbaar is. Immers, beide getuigen die, respectievelijk, op 30 mei en 31 mei 2007 zijn verhoord, zijn tegen elkaar uitgespeeld en aan de getuige [naam 2] - die tevens verdachte was in een andere strafzaak - is tijdens het verhoor voorafgaande aan haar inverzekeringstelling voorgehouden dat indien zij naar waarheid zou verklaren over, onder meer, haar wetenschap betreffende de drie overvallen, zij eerder in vrijheid zou worden gesteld. Tijdens het verhoor van de getuige [naam 1] zijn van de zijde van de rechercheurs voorts ontoelaatbare uitlatingen gedaan omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij de drie genoemde overvallen. Op grond van het voorgaande heeft de verdediging de rechtbank verzocht de verklaringen van de getuige [naam 2] van 30 mei 2007 en die van de getuige [naam 1] van 31 mei 2007 met betrekking tot de onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten uit te sluiten van het bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Hoewel de rechtbank met de verdediging van oordeel is dat de wijze waarop de verhoren van de getuigen [naam 2] en [naam 1] op 30 en 31 mei 2007 hebben plaatsgevonden geen schoonheidsprijs verdient, volgt zij de verdediging niet in haar conclusie dat de verklaringen van deze getuigen zijn verkregen op een wijze die ontoelaatbaar is en dat dit tot bewijsuitsluiting moet leiden. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat door de verhorende politieambtenaren een dusdanige druk op deze getuigen is uitgeoefend, dat gezegd moet worden dat deze verklaringen niet in vrijheid zijn afgelegd. Evenmin acht zij aannemelijk geworden dat aan de getuige [naam 2] een toezegging omtrent haar vrijlating is gedaan in ruil voor het afleggen van (belastende) verklaringen over de verdachte met betrekking tot de overvallen gepleegd op 24 november 2006 en 9 december 2006. De rechtbank vindt hiervoor steun in de verklaring van E. [naam 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 12 november 2007 die - voor zover hier van belang - luidt als volgt: “Ik ben op 30 mei 2007 verhoord, ’s morgens en ’s middags. Tussen de verhoren in heb ik met [naam] gesproken. Ik moest vertellen wat ik nog wist. Ik kan mij niet herinneren dat er gezegd zou zijn dat ik naar huis mocht als ik zou verklaren.” Subsidiair verweer omtrent de betrouwbaarheid van de getuigen. De verdediging heeft aangevoerd dat de vraag kan worden opgeworpen of de getuigen [naam 1] en [naam 2] hun wetenschap omtrent de drie overvallen hebben verkregen van de verdachte, dan wel uit de media (het televisieprogramma “Opsporing verzocht” en krantenberichten) en het zaaksdossier. Volgens de officier van justitie kan bedoelde wetenschap evenmin worden uitgesloten. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het dossier blijkt dat de overvallen op computerzaak [naam] en sigarenwinkel [naam] op 12 december 2006 zijn behandeld in het televisieprogramma “Opsporing verzocht”. In dit programma - dat ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is afgespeeld - zijn opnamen getoond van de beveiligingscamera van [naam] en is de overval op [naam] nagespeeld. In het programma zijn ook bepaalde details van de overvallen besproken, zoals de in beide winkels aanwezige personen, de kleding van de overvaller en wat over een weer door de aanwezigen zou zijn gezegd en gedaan. Op 25 november 2006, 27 november 2006 en 11 december 2006 zijn daarnaast berichten met specifieke informatie over de drie overvallen verschenen in de Helderse Courant. De verhoren van de getuigen [naam 2] en [naam 1] waarin zij belastend hebben verklaard over de verdachte dateren - zoals uit het voorgaande reeds is gebleken - van 30 en 31 mei 2007. Uit de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] blijkt dat zij de aflevering van het programma “Opsporing verzocht” van 12 december 2006 hebben gezien. [naam 1] heeft daarnaast op 26 maart 2007 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de berichten in de Helderse Courant over de overval op snackbar [naam] heeft gelezen. De rechtbank is het met de verdediging en de officier van justitie eens dat niet kan worden uitgesloten dat de getuigen [naam 1] en [naam 2] hun wetenschap met betrekking tot de drie overvallen hebben verkregen uit de hiervoor genoemde media. Hierbij is van belang dat de informatie die zij tijdens de verhoren hebben verstrekt naar het oordeel van de rechtbank niet wezenlijk anders - dan wel gedetailleerder - is dan de informatie die via de media is prijsgegeven. De rechtbank acht tevens van belang dat de getuige [naam 1] in zijn hoedanigheid van medeverdachte in andere strafzaken kennelijk (ook) de beschikking heeft gekregen over de aangiften betreffende de overvallen waarbij hijzelf niet betrokken was en via die weg van gedetailleerde informatie over deze feiten kennis heeft kunnen nemen. Nu, blijkens het voorgaande, niet zonder meer vast staat dat bij [naam 1] en [naam 2] sprake is van “dader-wetenschap”, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen zij over de betrokkenheid van verdachte bij de overvallen hebben verklaard, niet zonder meer geloofwaardig en betrouwbaar is, zodat die verklaringen niet aan een bewezenverklaring ten grondslag kunnen worden gelegd. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat [naam 1] en [naam 2] tijdens de verschillende verhoren op bepaalde punten tegenstrijdig hebben verklaard, zoals over de kleding die verdachte droeg op 24 november 2006, over wat verdachte hun op 24 november 2006 wel of niet heeft meegedeeld en over het zwart gespoten nepwapen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de overige bewijsmiddelen onvoldoende zijn om te concluderen dat verdachte de onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat Feit 1: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007, in samenhang met: - de aangifte van [benadeelde partij 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1) en de daarbij behorende zogeheten ‘goederenbijlage’ (p. 680 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de getuige [benadeelde partij 4] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 695 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de getuige [benadeelde partij 5] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 689 e.v., map 3 van Z1); - de verklaringen van de medeverdachte [naam mede verdachte], respectievelijk afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek [naam megazaak], gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1) en tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 25 september 2007, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sieraden en een horloge en bankpassen toebehorende aan die [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene], haar echtgenoot en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen en een wapenkast inhoudende vijf vuurwapens en fotocamera’s en een laptop en een spelcomputer en een route-navigatieapparaat en een telefoon (merk Siemens) en een schoudertas en een kinderrugtas, toebehorende aan die [benadeelde partij 1] en/of [betrokkene], haar echtgenoot en/of hun kinderen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] en een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter toebehorende aan [naam instantie] en een horloge toebehorende aan [benadeelde partij 4] en een mobiele telefoon en een portemonnee toebehorende aan [naam benadeelde partij 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 4] en die [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] (8 jaar) en [benadeelde partij 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders naar de woning van die [benadeelde partij 1] en die [betrokkene] zijn gegaan, waarna - verdachte en één van zijn mededaders bivakmutsen hebben opgedaan en gewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen die woning zijn binnengegaan en die [benadeelde partij 4] op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben getoond en op hem gericht en - één van zijn mededaders tegen die [benadeelde partij 4] heeft gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [benadeelde partij 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en die [benadeelde partij 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag), met kracht, in het gezicht heeft gestompt en - verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] en die [benadeelde partij 3] en die [benadeelde partij 2] en die [benadeelde partij 1], met kracht, heeft geduwd, waardoor die [benadeelde partij 1] op de grond is komen te vallen en - één van zijn mededaders die [benadeelde partij 2] met kracht in het gezicht heeft geslagen en die [benadeelde partij 5] stevig in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en die [benadeelde partij 5] vervolgens een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en die [benadeelde partij 5] en die [benadeelde partij 3] en die [benadeelde partij 2] heeft vastgebonden en - verdachte en één van zijn mededaders die woning hebben doorzocht en - verdachte die [benadeelde partij 1] de woorden heeft toegevoegd: “geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis; geld, geld, en snel”, en één van zijn mededaders aan [benadeelde partij 1] de woorden heeft toegevoegd: “bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle” en - verdachte en één van zijn mededaders tegen die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 5] en die [benadeelde partij 2] en die [benadeelde partij 3] hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Feit 2: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007 en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007, in samenhang met: - de aangifte van [benadeelde partij 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1); - de verklaringen van de medeverdachte [naam mede verdachte], afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek [naam mega zaak], gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1), respectievelijk tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 25 september 2007, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in gemeenten binnen het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet, onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [benadeelde partij 1] bij haar woning te [naam pleegplaats], gedwongen om achter in haar bedrijfsbus te stappen en in die bedrijfsbus te blijven zitten, terwijl verdachte en zijn mededader met haar in die bedrijfsbus rondreden. Feit 3: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007 en de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007, in samenhang met: - de aangifte van [benadeelde partij 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte], afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek [naam megazaak], gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1), respectievelijk tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 25 september 2007, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1030 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [benadeelde partij 1] heeft gedwongen om voornoemd geldbedrag bij een pinautomaat te pinnen. Feit 4: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, en de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007, in samenhang met: - de aangifte van [benadeelde partij 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1) en de daarbij behorende zogeheten ‘goederenbijlage’ p. 680 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 25 september 2007; - de verklaring van de medeverdachte [naam 1] (proces-verbaal nr. 20070207 1130 2820 4323, onderzoek [naam mega zaak] PL1000/06-279377, gedateerd 7 februari 2007, p. 62 van Z3); - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte 1] (proces-verbaal nr. 20070214 1947 2320 2179, onderzoek, gedateerd 14 februari 2007, p. 180-181 van Z3); - het proces-verbaal Wapenexpertise, nr. PL10MB/06-279377, gedateerd 22 oktober 2007 (p. 381 van Z3), heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in de gemeente Heemskerk, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie III, te weten - een combinatiegeweer, merk Blaser, en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning, en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro, en - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr, en - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad. Feit 5: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, en de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007, in samenhang met: - het proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1228/06-146343, gedateerd 27 november 2006, p. 172, Z2, met als bijlage een document ‘Bevraging Landelijke Systemen’/’Details RDW Voertuiggegevens’ met betrekking tot de tenaamstelling van het kenteken 32BXRK (p. 175 van Z2); - het proces-verbaal van bevindingen, nr. 20070215 1155 2082, onderzoek [naam mega zaak], gedateerd 15 februari 2007 (p. 189-190 van Z2) en de als bijlage gevoegde foto's (p. 191-194 van Z2); - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 25 september 2007; - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 4 oktober 2007; - de verklaring van de medeverdachte [naam mede verdachte 1] (proces-verbaal nr. 20070214 1947 2320 2179, onderzoek, gedateerd 14 februari 2007, p. 127 van Z2). heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op een [pleegplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] toebehorende aan [naam instantie], terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in die auto en de nabij die auto staande bomen en het duingebied te duchten was. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. NADERE MOTIVERING Ten aanzien van feit 5 De raadsvrouw heeft betoogd dat van het in brand steken van de Volkswagen Transporter op het [pleegplaats] geen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, zodat geen sprake is van brandstichting als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van het onder 5 primair ten laste gelegde. Een bewezenverklaring van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde – kort gezegd: de vernieling in vereniging gepleegd van de Volkswagen Transporter – is in de visie van de raadsvrouw wel mogelijk. De rechtbank deelt de zienswijze van de raadsvrouw niet. De rechtbank stelt voorop dat van gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien voor verscheidene goederen in enigszins uitgebreide kring gevaar dreigt. Uit de foto’s (p.191 e.v. map Z 2), behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2007 (p.189 van map Z 2) waarop de uitgebrande bus en de omgeving te zien zijn, maakt de rechtbank op dat door de geringe afstand van de bomen tot de brandhaard, gemeen gevaar voor deze bomen en het aangrenzende duingebied te duchten is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het stichten van brand in een auto ontploffingsgevaar bestaat door de zich in die auto bevindende brandstof. Ook om die reden was sprake van een situatie, waarvan gevaar voor zowel de nabij gelegen bomen als het omliggende duingebied te duchten was. Dat er tevens gemeen gevaar bestond voor de goederen die zich in de auto bevonden, waaronder de opengebroken wapenkluis, spreekt naar het oordeel van de rechtbank voor zich. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 De voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 De voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van feit 4 Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III Ten aanzien van feit 5 Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte en zijn mededaders hebben zich in de vroege avond van 26 november 2006 schuldig gemaakt aan een bijzonder grove roofoverval op een afgelegen woonboerderij waarin zich op dat moment een vrouw en haar 2 jonge kinderen, alsmede een man en vrouw bevonden. De kinderen waren in de badkamer zich aan het klaarmaken om naar bed te gaan. Nadat verdachte en zijn mededader door de tweede mededader bij de woning waren afgezet, zijn zij, voorzien van bivakmutsen en namaak-vuurwapens de woning binnengedrongen. Binnen is de aanwezige man gedwongen op de grond te gaan liggen, waarna zijn armen op zijn rug zijn vastgebonden. Toen deze zich probeerde los te maken heeft verdachtes mededader dit slachtoffer een bloedneus geslagen. De vrouw des huizes, die op het tumult was afgekomen, is door verdachte voor de ogen van haar 8-jarige dochtertje tegen de grond geduwd en onder bedreiging van het nepwapen gesommeerd het geld en de kluis - waarnaar verdachte en zijn mededaders kennelijk op zoek waren - aan te wijzen. Vervolgens heeft verdachte met deze vrouw een ronde door het huis gemaakt op zoek naar die kluis en overige buit. Verdachtes mededader heeft ondertussen de kinderen en de andere vrouw gedwongen op hun buik op het bed te gaan liggen en hij heeft hun handen vastgebonden. De 9-jarige zoon heeft geprobeerd dit te beletten, hetgeen hij met een bloedneus heeft moeten bekopen. De door de overvallers aanwezig veronderstelde kluis met geld is door hen niet aangetroffen; wel hebben zij een afgesloten wapenkluis gevonden, die verdachte en zijn mededader in de bij het huis geparkeerd staande bedrijfsbestelbus hebben geladen, samen met de overige buitgemaakte spullen. Omdat de buit tegenviel, hebben verdachte en zijn mededader de moeder van de 2 kinderen vervolgens onder bedreiging van het nepwapen gedwongen in de Volkswagen Transporter te stappen om geld voor hen te pinnen. Na een wilde rit door de Kop van Noord-Holland is men uiteindelijk terechtgekomen bij een pinautomaat in Alkmaar-Noord. Hier heeft de vrouw onder bedreiging van het nepwapen geld opgenomen en aan verdachte afgegeven, waarna zij op een stil landweggetje in Sint Pancras, de auto is uitgezet. Via Beverwijk zijn verdachte en zijn mededader, inmiddels weer in gezelschap van de tweede mededader, naar een parkeerterrein in het duingebied bij Heemskerk gegaan. Met behulp van door hem meegebracht gereedschap heeft de tweede mededader de wapenkluis opengebroken en zijn de hieruit afkomstige vijf geweren in de auto van de tweede mededader geladen. Om eventuele sporen uit te wissen heeft het drietal besloten de gestolen bedrijfsbus in brand te steken. Terwijl verdachte met een mes de bekleding van de stoelen in de bestelbus heeft kapot gesneden om het geheel beter te laten branden, hebben de beide mededaders bij een pompstation een jerrycan benzine gehaald, waarmee de bus is besprenkeld en daarna is de bus aangestoken. De daders zijn hierna vertrokken. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd staat voor de rechtbank niet onomstotelijk vast dat verdachte en zijn mededaders er van tevoren van op de hoogte waren dat er vrouwen en kinderen aanwezig waren in de woning waarin zij zijn binnengedrongen. Wel rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededaders op verschillende momenten de gelegenheid hebben gehad op hun schreden terug te keren om erger te voorkomen, maar dat zij dit niet hebben gedaan. Daarbij valt met name te denken aan het moment waarop zij bij de woning aangekomen, zagen dat er licht brandde en dat er auto’s stonden geparkeerd in de onmiddellijke omgeving van het huis. Vervolgens is er het moment waarop verdachte en één van zijn mededaders in de woning - naar eigen zeggen: onverwacht - werden geconfronteerd met de aanwezigheid van een moeder met twee jonge kinderen. Toen de buit bleek tegen te vallen, hebben verdachte en zijn mededader evenmin besloten het daar dan maar bij te laten. Integendeel, zij hebben er voor gekozen de zaak verder te laten escaleren door de moeder te dwingen in de auto te stappen, haar mee te nemen en haar vervolgens te dwingen geld te pinnen. De aangeefster moet doodsangsten hebben uitgestaan niet alleen tijdens de overval, maar vooral ook toen zij door de overvallers in de bestelbus werd gegijzeld in de wetenschap dat zij kort daarvoor in haar eigen woning was overrompeld, dat er geweld was gebruikt tegen haar en de andere in de woning aanwezige personen, dat zij ernstig waren bedreigd met, naar wat achteraf bleek, nepwapens en dat zij haar twee - vastgebonden - kinderen in de woning heeft moeten achterlaten. Hetzelfde geldt voor de twee kinderen, die, toen zij op het punt stonden naar bed te gaan, werden geconfronteerd met twee gemaskerde en gewapende mannen in hun huis, die hun moeder bedreigden en op de grond duwden, waarna zij zelf werden vastgebonden. De jongen heeft als 9-jarige moeten ervaren dat hem een bloedneus werd geslagen toen hij voor een ander wilde opkomen en beide kinderen hebben ten slotte moeten ervaren dat hun moeder door de overvallers werd meegenomen. Dat deze gebeurtenissen voor alle betrokken slachtoffers buitengewoon traumatisch zijn geweest, laat zich naar het oordeel van de rechtbank makkelijk raden. Zoals aangeefster in haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft verklaard, was het een nachtmerrie die werkelijkheid werd. De levens van met name aangeefster en haar kinderen worden, zo blijkt uit de stukken, ook een jaar na de gebeurtenissen nog overschaduwd door gevoelens van angst en onveiligheid. Bij de kinderen zijn duidelijk negatieve gedragsveranderingen zichtbaar. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke ingrijpende gebeurtenissen nog lange tijd met de nasleep daarvan te kampen hebben. Verdachte en zijn mededaders hebben zich, in ieder geval op 26 november 2006, geen rekenschap gegeven van de mogelijke psychische schade die zij hun slachtoffers berokkenden en uitsluitend hun eigen materiële belang voor ogen gehad. Naast de roofoverval, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing zoals zojuist besproken, hebben verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan brandstichting aan de gestolen Volkswagen Transporter. De Volkswagen Transporter is geheel uitgebrand, wat aanmerkelijke financiële schade heeft opgeleverd voor de eigenaar ervan. Bovendien heeft de brandstichting ook gevaar in het leven geroepen voor de zich in de auto bevindende goederen en de zich in de nabijheid van de auto bevindende bomen en het duingebied. Ook dit acht de rechtbank een ernstig feit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit door, samen met anderen, vijf gestolen geweren voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens levert onaanvaardbare maatschappelijke risico's op. Het feit dat drie van de vijf geweren nog altijd niet zijn teruggevonden en zich, naar mag worden aangenomen, in het criminele circuit bevinden, maakt dat deze risico’s tot op de dag van vandaag voortbestaan. Op ernstige feiten als deze kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de beoordeling van de rol die verdachte bij de bewezenverklaarde feiten heeft gespeeld, laat de rechtbank ten gunste van verdachte meewegen dat verdachte in vergelijking met zijn medeverdachte minder fysiek geweld heeft gepleegd tegen de in de woonboerderij aanwezige personen. Daar staat echter tegenover dat het initiatief tot de op de roofoverval gevolgde wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing van één van de vrouwelijke slachtoffers van verdachte is gekomen. Bij deze feiten heeft verdachte zich uitsluitend door zijn eigen, materiële belangen laten leiden, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer - en met name de in de woonboerderij achtergebleven kinderen van het slachtoffer - zou kunnen hebben. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 23 november 2007, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelds- en vermogensdelicten tot langdurige vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden al op de derde dag na zijn laatste detentie te recidiveren. Het strafblad van verdachte rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dat aan verdachte een hogere gevangenisstraf wordt opgelegd dan aan zijn mededader [naam mede verdachte], ten aanzien van wie dezelfde feiten zijn bewezenverklaard als genoemd in rubriek 5 van dit vonnis. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 juni 2007 van [naam reclasseringsmedewerker], als reclasseringswerker verbonden aan de Justitiële Verslavingszorg, Centrum Maliebaan Utrecht. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 6 jaren op haar plaats is. 8. BENADEELDE PARTIJEN 8.1 De benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende ’[adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 225,-- ter zake van materiële schade en € 5.150,-- als voorschot wegens immateriële schade (in totaal € 5.375,--) die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij deels van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte – ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde vergoeding van materiële schade kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen als verzocht. Voor de immateriële schade acht de rechtbank een vergoeding tot in ieder geval een bedrag € 5.000,-- billijk. Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering betreffende de immateriële schade van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. De benadeelde kan het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8.2 [benadeelde partij 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende ’[adres], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte – ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.3 [benadeelde partij 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende [adres], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.4 De benadeelde partij [benadeelde partij 4], wonende [adres], heeft, door tussenkomst van [naam], medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, als zijn gemachtigde, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.5 De benadeelde partij [benadeelde partij 5], wonende [adres], heeft, door tussenkomst van [naam], medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, als haar gemachtigde, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.6 De benadeelde partij [naam instantie], gevestigd ’[adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 45.767,05 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Blijkens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 december 2007 heeft de benadeelde partij de vordering gematigd in die zin dat deze wordt verminderd met de in bovengenoemd bedrag begrepen BTW, zodat thans een bedrag wordt gevorderd van € 40.451,35. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich in zoverre leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden. De waarde van de aan de benadeelde partij toebehorende en door toedoen van verdachte en zijn mededaders volledig uitgebrande Volkswagen Transporter kan naar het oordeel van de rechtbank – rekening houdend met de afschrijving die daarop in verband met de ouderdom van de auto dient plaats te vinden – in redelijkheid worden bepaald op € 32.000,-- (inclusief de BPM ter hoogte van € 12.468,--), zodat de vordering tot dit bedrag kan worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden bepaald op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende deel van de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8.7 De benadeelde partij [benadeelde partij 6], wonende [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 160,-- ter zake van materiële schade en € 2.750,-- wegens immateriële schade (in totaal € 2.910,--) die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 7 is ten laste gelegd, is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit. 8.8 De benadeelde partij [naam benadeelde partij 8], wonende [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1912,35 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 is ten laste gelegd, is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering. die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit 8.9 De benadeelde partij [naam benadeelde partij 7], wonende [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1912,35 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 is ten laste gelegd, is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit.. 9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2, 3 en 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 10. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 26 september 2006 in de zaak met parketnummer 14.810256-06 aan de verdachte opgelegde straf voorzover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 30 oktober 2006 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 november 2006 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast. 11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf en maatregelen van schadevergoeding en tenuitvoerlegging zijn gegrond op de artikelen 14g, 36f, 47, 56, 57, 157, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. 12. BESLISSING De rechtbank: I Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. II Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. III Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) jaren. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. IV Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende ’[adres], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 (achttien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. V Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [benadeelde partij 1], wonende ’[adres]. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VI Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [benadeelde partij 1], wonende ’[adres]. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], wonende [adres]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VIII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5], wonende [adres]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. IX Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam instantie], gevestigd ’[adres], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam instantie] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. X Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6]loure, wonende [adres] niet ontvankelijk in de vordering. XI Verklaart de benadeelde partij [benadeeelde partij 8], wonende [adres] niet ontvankelijk in de vordering. XII Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 7], wonende [adres] niet ontvankelijk in de vordering. XIII Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 26 september 2006 in de zaak met parketnummer 14.810256-06 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, voorzitter, mr. N.O.P. Roché en M.E. Francke, rechters, in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2007.