Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0699

Datum uitspraak2007-12-17
Datum gepubliceerd2007-12-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810041-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte, schuldig aan medeplegen roofoverval, wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing, verboden wapenbezit en brandstichting, veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Locatie Alkmaar Parketnummer : 14/810041-07 Datum uitspraak : 17 december 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [Verdachte], geboren te geboorteplaats op [geboortedatum] 1970, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van: - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank • het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; • de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zal toewijzen als verzocht, met hieraan telkens verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] BV, zoals ter terechtzitting gematigd, zal toewijzen, met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; - hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te ’s-Hertogenbosch, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot aanpassing/wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering en een vordering tot wijzing ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, zijn toegelaten, ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 november 2006 te 'T Zand, in de gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V. en/of die [slachtoffer 1 en/of echtgenoot slachtoffer 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1]] en/of [slachtoffer 6] B.V. en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V. en/of die [echtgenoot slachtoffer 1]en/of die [slachtoffer 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] B.V. en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] (8 jaar) en/of [slachtoffer 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk (hierboven bedoeld) geweld en/of welke (hierboven bedoelde) bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s): - naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [echtgenoot slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of (waarna) verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgedaan en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) die woning is/zijn binnengegaan, en/of - (waarna) verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [echtgenoot slachtoffer 4] (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of op hem gericht en/of - (vervolgens) tegen die [echtgenoot slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [slachtoffer 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en/of verdachte en/of één van zijn mededaders die [slachtoffer 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag) één- of meerma(a)l(en), met kracht, in/tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2], en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd en/of heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is komen te vallen, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] met kracht in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] (stevig) in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en/of die [slachtoffer 5] (vervolgens) een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en/of - (waarna) verdachte en/of één van zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden, en/of - verdachte en/of één van zijn mededader(s) die woning heeft/hebben doorzocht, en/of - die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis ; geld, geld, en snel; en bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle", in ieder geval woorden van gelijke aard of strekking en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 2. hij op of omstreeks 26 november 2006 te 't Zand, gemeente Zijpe en/of in de gemeente Alkmaar, in ieder geval in één of meer gemeen(ten) binnen het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of één van zijn mededader(s) met dat opzet, onder bedreiging van/met één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), die [slachtoffer 1] bij haar woning te 't Zand, gemeente Zijpe, gedwongen om (achter)in haar bedrijfsbus te stappen en/of in die bedrijfsbus te blijven zitten terwijl verdachte en/of één van zijn mededader(s) met haar in die bedrijfsbus rondreden, dit terwijl die [slachtoffer 1] en/of haar (jonge) kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [ slachtoffer 5] kort daarvoor in haar, [slachtoffer 1]s, woning waren overvallen en aldaar geweld tegen hen was gepleegd en/of zij met geweld waren bedreigd (zoals beschreven onder feit 1) en/of terwijl die [slachtoffer 1] wist dat haar twee kinderen in de woning achterbleven en/of in die woning waren vastgebonden; 3. hij op of omstreeks 26 november 2006 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 1030 euro, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) onder bedreiging van één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om voornoemd(e) geldbedrag(en) bij een pinautomaat te pinnen, dit terwijl die [slachtoffer 1] en/of haar (jonge) kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of R. [slachtoffer 5] kort daarvoor in haar, [slachtoffer 1]s, woning te 't Zand, gemeente Zijpe, waren overvallen en aldaar geweld tegen hen was gepleegd en/of zij met geweld waren bedreigd (zoals beschreven onder feit 1) en/of die [slachtoffer 1] daarna, terwijl zij wist dat haar twee kinderen in de woning waren achter gebleven en/of in die woning waren vastgebonden, onder bedreiging van/met één of meer vuurwapen(s), in ieder geval (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), was gedwongen om (achter)in haar bedrijfsbus te stappen en/of in die bedrijfsbus te blijven zitten terwijl verdachte en/of één van zijn mededader(s) met haar in die bedrijfsbus zijn gaan rondrijden en/of met haar naar die pinautomaat zijn gereden; 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2006 tot en met 19 januari 2007 in de gemeente Heemskerk en/of in de gemeente Beverwijk en/of de gemeente Den Helder, in elk geval in de provincie Noord-Holland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten/waaronder - een combinatiegeweer, merk Blaser, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 5. hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op een parkeerterrein (in het duingebied) aan de Rijksstraatweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken (toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V. en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of de goederen in die auto en/of de naast of nabij die auto staande bomen en/of het duingebied, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter, kenteken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V. en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING Feit 1: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, alsmede de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek Fuut, gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1), in samenhang met: - de aangifte van [slachtoffer 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1) en de daarbij behorende zogeheten ‘goederenbijlage’(p. 680 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de getuige [slachtoffer 4] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 695 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de getuige [slachtoffer 5] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 689 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de [medeverdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007; heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 te 't Zand, in de gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sieraden en een horloge en bankpassen toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen en een wapenkast inhoudende vijf vuurwapens en fotocamera’s en een laptop en een spelcomputer en een route-navigatieapparaat en een telefoon (merk Siemens) en een schoudertas en een kinderrugtas, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot en/of hun kinderen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V. en een horloge toebehorende aan [echtgenoot slachtoffer 4] en een mobiele telefoon en een portemonnee toebehorende aan [echtgenoot slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [ slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] (8 jaar) en [slachtoffer 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [echtgenoot slachtoffer 1] zijn gegaan, waarna - verdachte en één van zijn mededaders bivakmutsen hebben opgedaan en gewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen die woning zijn binnengegaan en die [ slachtoffer 4] op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben getoond en op hem gericht en - verdachte tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [slachtoffer 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en verdachte die [ slachtoffer 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag), met kracht, in het gezicht heeft gestompt en - één van zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en die [ slachtoffer 5] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is komen te vallen en - verdachte die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht heeft geslagen en die [slachtoffer 5] stevig in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en die [ slachtoffer 5] vervolgens een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en die [ slachtoffer 5] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en - verdachte en één van zijn mededaders die woning hebben doorzocht en - één van zijn mededaders die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: “geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis; geld, geld, en snel”, en verdachte aan [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: “bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle” en - verdachte en één van zijn mededaders tegen die [slachtoffer 1] en die [ slachtoffer 5] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Feit 2: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, alsmede de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek Fuut, gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1); in samenhang met: - de aangifte van [slachtoffer 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de [medeverdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007; heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in gemeenten binnen het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft zijn mededader met dat opzet, onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [slachtoffer 1] bij haar woning te 't Zand, gemeente Zijpe, gedwongen om achter in haar bedrijfsbus te stappen en in die bedrijfsbus te blijven zitten, terwijl verdachte en zijn mededader met haar in die bedrijfsbus rondreden. Feit 3: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, alsmede de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek Fuut, gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1), in samenhang met: - de aangifte van [slachtoffer 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de [medeverdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007; heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1030 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om voornoemd geldbedrag bij een pinautomaat te pinnen. Feit 4: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, alsmede de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek Fuut, gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1); in samenhang met: - de aangifte van [slachtoffer 1] (proces-verbaal nr. PL1000/06-279377, gedateerd 27 november 2006, p. 669 e.v., map 3 van Z1) en de daarbij behorende zogeheten ‘goederenbijlage’ (p. 680 e.v., map 3 van Z1); - de verklaring van de [medeverdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007; - de verklaring van de [medeverdachte 2] (proces-verbaal nr. 20070207 1130 2820 4323, onderzoek Fuut PL1000/06-279377, gedateerd 7 februari 2007, p. 62 van Z3); - de verklaring van de [medeverdachte 3] (proces-verbaal nr. 20070214 1947 2320 2179, onderzoek, gedateerd 14 februari 2007, p. 180-181 van Z3); - het proces-verbaal Wapenexpertise, nr. PL10MB/06-279377, gedateerd 22 oktober 2007 (p. 381 van Z3) heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 november 2006 in de gemeente Heemskerk, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie III, te weten - een combinatiegeweer, merk Blaser, en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning, en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro, en - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr, en - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad. Feit 5: Op grond van - de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 december 2007, alsmede de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie (proces-verbaal nr. 20070131 1830 21794323, onderzoek Fuut, gedateerd 31 januari 2007, p. 184 e.v., map 2 van Z1) ; in samenhang met: - het proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1228/06-146343, gedateerd 27 november 2006 (p. 172, Z2), met als bijlage een document ‘Bevraging Landelijke Systemen’/’Details RDW Voertuiggegevens’ met betrekking tot de tenaamstelling van het kenteken 32BXRK (p. 175, Z2); - het proces-verbaal van bevindingen, nr. 20070215 1155 2082, gedateerd 15 februari 2007 (p.189, 190) en de als bijlage gevoegde foto’s (p. 191-194) - de verklaring van de [medeverdachte 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 19 april 2007; - de verklaring van de [medeverdachte 3], afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling in strafzaken in deze rechtbank op 4 oktober 2007; - de verklaring van de [medeverdachte 3] (proces-verbaal nr. 20070214 1947 2320 2179, onderzoek Fuut, gedateerd 14 februari 2007, p.127 van Z2); heeft de rechtbank de overtuiging bekomen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op een parkeerterrein (in het duingebied) aan de Rijksstraatweg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken toebehorende aan [slachtoffer 6] B.V., terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in die auto en de nabij die auto staande bomen en het duingebied te duchten was. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. NADERE MOTIVERING Ten aanzien van feit 5 De raadsman heeft betoogd dat van het in brand steken van de Volkswagen Transporter op het parkeerterrein Geversduin te Heemskerk geen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, zodat geen sprake is van brandstichting als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van het onder 5 primair ten laste gelegde. Een bewezenverklaring van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde – kort gezegd: de vernieling in vereniging gepleegd van de Volkswagen Transporter – is in de visie van de raadsman wel mogelijk. De rechtbank deelt de zienswijze van de raadsman niet. De rechtbank stelt voorop dat van gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien voor verscheidene goederen in enigszins uitgebreide kring gevaar dreigt. Uit de foto’s (p.191 e.v. map Z 2), behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2007 (p.189 van map Z 2) waarop de uitgebrande bus en de omgeving te zien zijn, maakt de rechtbank op dat door de geringe afstand van de bomen tot de brandhaard, gemeen gevaar voor deze bomen en het aangrenzende duingebied te duchten is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het stichten van brand in een auto ontploffingsgevaar bestaat door de zich in die auto bevindende brandstof. Ook om die reden was sprake van een situatie, waarvan gevaar voor zowel de nabij gelegen bomen als het omliggende duingebied te duchten was. Dat er tevens gemeen gevaar bestond voor de goederen die zich in de auto bevonden, waaronder de opengebroken wapenkluis, spreekt naar het oordeel van de rechtbank voor zich. 4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 De voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 De voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van feit 4 Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III Ten aanzien van feit 5 Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. 5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 6. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte en zijn mededaders hebben zich in de vroege avond van 26 november 2006 schuldig gemaakt aan een bijzonder grove roofoverval op een afgelegen woonboerderij waarin zich op dat moment een vrouw en haar 2 jonge kinderen, alsmede een man en vrouw bevonden. De kinderen waren in de badkamer zich aan het klaarmaken om naar bed te gaan. Nadat verdachte en zijn mededader door de tweede mededader bij de woning waren afgezet, zijn zij, voorzien van bivakmutsen en nep-wapens de woning binnengedrongen. Binnen heeft verdachte de aanwezige man gedwongen op de grond te gaan liggen, waarna hij zijn armen op zijn rug heeft vastgebonden. Toen de man zich probeerde los te maken heeft verdachte dit slachtoffer een bloedneus geslagen. De vrouw des huizes, die op het tumult was afgekomen, is door de mededader voor de ogen van haar 8-jarige dochtertje tegen de grond geduwd en onder bedreiging van het nepwapen gesommeerd het geld en de kluis - waarnaar verdachte en zijn mededaders kennelijk op zoek waren - aan te wijzen. Vervolgens heeft de mededader met deze vrouw een ronde door het huis gemaakt op zoek naar die kluis en overige buit. Verdachte heeft ondertussen de kinderen en de andere vrouw gedwongen op hun buik op het bed te gaan liggen en hij heeft hun handen vastgebonden. De 9-jarige zoon heeft geprobeerd dit te beletten, hetgeen hij met een bloedneus heeft moeten bekopen. De door de overvallers aanwezig veronderstelde kluis met geld is door hen niet aangetroffen; wel hebben zij een afgesloten wapenkluis gevonden, die verdachte en zijn mededader in de bij het huis geparkeerd staande bedrijfsbestelbus hebben geladen, samen met de overige buitgemaakte spullen. Omdat de buit tegenviel, hebben verdachte en zijn mededader de moeder van de 2 kinderen vervolgens onder bedreiging van het nepwapen gedwongen in de Volkswagen Transporter te stappen om geld voor hen te pinnen. Na een wilde rit door de Kop van Noord-Holland is men terechtgekomen bij een pinautomaat in Alkmaar-Noord. Hier heeft de vrouw onder bedreiging van het nepwapen geld opgenomen en aan de mededader van verdachte afgegeven, waarna zij op een stil landweggetje in Sint Pancras, de auto is uitgezet. Via Beverwijk zijn verdachte en zijn mededader, inmiddels weer in gezelschap van de tweede mededader, naar een parkeerterrein in het duingebied bij Heemskerk gegaan. Met behulp van door hem meegebracht gereedschap heeft de tweede mededader de wapenkluis opengebroken en zijn de hieruit afkomstige vijf geweren in de auto van de tweede mededader geladen. Om eventuele sporen uit te wissen heeft het drietal besloten de gestolen bedrijfsbus in brand te steken. Terwijl één van de mededaders met een mes de bekleding van de stoelen in de bestelbus heeft kapot gesneden om het geheel beter te laten branden, heeft verdachte samen met zijn andere mededader bij een pompstation een jerrycan benzine gehaald, waarmee de bus is besprenkeld en daarna is de bus aangestoken. De daders zijn hierna vertrokken. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd staat voor de rechtbank niet onomstotelijk vast dat verdachte en zijn mededaders er van tevoren van op de hoogte waren dat er vrouwen en kinderen aanwezig waren in de woning waarin zij zijn binnengedrongen. Wel rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededaders op verschillende momenten de gelegenheid hebben gehad op hun schreden terug te keren om erger te voorkomen, maar dat zij dit niet hebben gedaan. Daarbij valt met name te denken aan het moment waarop zij bij de woning aangekomen, zagen dat er licht brandde en dat er auto’s stonden geparkeerd in de onmiddellijke omgeving van het huis. Vervolgens is er het moment waarop verdachte en één van zijn mededaders in de woning - naar eigen zeggen: onverwacht - werden geconfronteerd met de aanwezigheid van een moeder met twee jonge kinderen. Toen de buit bleek tegen te vallen, hebben verdachte en zijn mededader evenmin besloten het daar dan maar bij te laten. Integendeel, zij hebben er voor gekozen de zaak verder te laten escaleren door de moeder te dwingen in de auto te stappen, haar mee te nemen en haar vervolgens te dwingen geld te pinnen. De aangeefster moet doodsangsten hebben uitgestaan niet alleen tijdens de overval, maar vooral ook toen zij door de overvallers in de bestelbus werd gegijzeld in de wetenschap dat zij kort daarvoor in haar eigen woning was overrompeld, dat er geweld was gebruikt tegen haar en de andere in de woning aanwezige personen, dat zij ernstig waren bedreigd met, naar wat achteraf bleek, nepwapens en dat zij haar twee - vastgebonden - kinderen in de woning heeft moeten achterlaten. Hetzelfde geldt voor de twee kinderen, die, toen zij op het punt stonden naar bed te gaan, werden geconfronteerd met twee gemaskerde en gewapende mannen in hun huis, die hun moeder bedreigden en op de grond duwden, waarna zij zelf werden vastgebonden. De jongen heeft als 9-jarige moeten ervaren dat hem een bloedneus werd geslagen toen hij voor een ander wilde opkomen en beide kinderen hebben ten slotte moeten ervaren dat hun moeder door de overvallers werd meegenomen. Dat deze gebeurtenissen voor alle betrokken slachtoffers buitengewoon traumatisch zijn geweest, laat zich naar het oordeel van de rechtbank makkelijk raden. Zoals aangeefster in haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft verklaard, was het een nachtmerrie die werkelijkheid werd. De levens van met name aangeefster en haar kinderen worden, zo blijkt uit de stukken, ook een jaar na de gebeurtenissen nog overschaduwd door gevoelens van angst en onveiligheid. Bij de kinderen zijn duidelijk negatieve gedragsveranderingen zichtbaar. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke ingrijpende gebeurtenissen nog lange tijd met de nasleep daarvan te kampen hebben. Verdachte en zijn mededaders hebben zich, in ieder geval op 26 november 2006, geen rekenschap gegeven van de mogelijke psychische schade die zij hun slachtoffers berokkenden en uitsluitend hun eigen materiële belang voor ogen gehad. Naast de roofoverval, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing zoals zojuist besproken, hebben verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan brandstichting aan de gestolen Volkswagen Transporter. De Volkswagen Transporter is geheel uitgebrand, wat aanmerkelijke financiële schade heeft opgeleverd voor de eigenaar ervan. Bovendien heeft de brandstichting ook gevaar in het leven geroepen voor de zich in de auto bevindende goederen en de zich in de nabijheid van de auto bevindende bomen en het duingebied. Ook dit acht de rechtbank een ernstig feit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit door, samen met anderen, vijf gestolen geweren voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens levert onaanvaardbare maatschappelijke risico's op. Het feit dat drie van de vijf geweren nog altijd niet zijn teruggevonden en zich, naar mag worden aangenomen, in het criminele circuit bevinden, maakt dat deze risico’s tot op de dag van vandaag voortbestaan. Op ernstige feiten als deze kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 23 november 2007, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van met name vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van D. Tabbers, als reclasseringswerker verbonden aan de Brijder Verslavingszorg / Verslavingsreclassering Arrondissement Haarlem. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen: Door de raadsman van verdachte is verzocht de zaak aan te houden teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen nader te rapporteren over de persoon van verdachte. Naar de rechtbank begrijpt stelt de raadsman zich hierbij op het standpunt dat de rapporteur, bij haar beslissing om ten aanzien van verdachte geen plan van aanpak op te stellen, door de officier van justitie op het verkeerde been is gezet nu deze heeft aangegeven dat er een straf van meer dan vijf jaar te verwachten is. De raadsman meent dat nader onderzocht moet worden of er - in het kader van een op te leggen deels voorwaardelijke straf - niet toch een plan van aanpak kan worden opgesteld waarbij mogelijk één of meer bijzondere voorwaarden kunnen worden geformuleerd. Nog daargelaten of de reclassering inderdaad door de mededeling van de officier van justitie dat er een strafverwachting is van meer dan vijf jaar op het verkeerde been is gezet, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de duur van de hierna te noemen aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf, het bepaalde in artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de weg staat aan het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld één of meer bijzondere voorwaarden. Wat betreft de door verdachte ter terechtzitting geuite wens om hulp te krijgen bij zijn problemen met betrekking tot zijn drugsgebruik en het vinden van woning en werk kan verdachte – zoals gerapporteerd in hiervoor genoemd rapport - gedurende zijn detentie in het kader van het traject “terugdringen recidive” via de binnenreclassering deelnemen aan programma’s en trainingen om op deze probleemgebieden geholpen te worden. Welke programma’s en trainingen dit moeten zijn zal te zijner tijd moeten worden beoordeeld door de reclassering en afhangen van de motivatie van verdachte op dat moment. De rechtbank is, alles overwegend, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van vijf jaren op haar plaats is. 7. BENADEELDE PARTIJ 7.1 De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres+ woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 225,-- ter zake van materiële schade en € 5.150,-- als voorschot wegens immateriële schade (in totaal € 5.375,--) die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij deels van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte – ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde vergoeding van materiële schade kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen als verzocht. Voor de immateriële schade acht de rechtbank een vergoeding tot in ieder geval een bedrag € 5.000,-- billijk. Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering betreffende de immateriële schade van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. De benadeelde kan het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 7.2 [slachtoffer 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende [adres + woonplaats], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 7.3 [slachtoffer 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende [adres + woonplaats] vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 7.4 De benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende [adres + woonplaats], heeft, door tussenkomst van A. Kempeneers-Stevens, medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, als zijn gemachtigde, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 7.5 De benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende [adres + woonplaats], heeft, door tussenkomst van A. Kempeneers-Stevens, medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, als haar gemachtigde, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 7.6 De benadeelde partij [slachtoffer 6] BV, gevestigd [vestigingsplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 45.767,05 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Blijkens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 december 2007 heeft de benadeelde partij de vordering gematigd in die zin dat deze wordt verminderd met de in bovengenoemd bedrag begrepen BTW, zodat thans een bedrag wordt gevorderd van € 40.451,35. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich in zoverre leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden. De waarde van de aan de benadeelde partij toebehorende en door toedoen van verdachte en zijn mededaders volledig uitgebrande Volkswagen Transporter kan naar het oordeel van de rechtbank – rekening houdend met de afschrijving die daarop in verband met de ouderdom van de auto dient plaats te vinden – in redelijkheid worden bepaald op € 32.000,- (inclusief de BPM ter hoogte van € 12.468,--), zodat de vordering tot dit bedrag kan worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden bepaald op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende deel van de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2, 3 en 5 primair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] BV. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf en maatregelen van schadevergoeding zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 56, 57, 157, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. 10. BESLISSING De rechtbank: I Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. II Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. III Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 (achttien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. IV Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats]. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. V Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats] Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VI Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres + woonplaats] Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende [adres + woonplaats] Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VIII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] BV, gevestigd [vestigingsplaats], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] BV voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, voorzitter, mr. N.O.P. Roché en M.E. Francke, rechters, in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2007.