Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0525

Datum uitspraak2007-12-19
Datum gepubliceerd2007-12-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702695/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 7 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning onder vrijstelling verleend voor het geheel vernieuwen en veranderen van een schuur op het perceel [locatie] te Amstelveen (hierna: het perceel).


Uitspraak

200702695/1 Datum uitspraak: 19 december 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/5144 van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2007 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. 1.    Procesverloop Bij besluit van 7 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning onder vrijstelling verleend voor het geheel vernieuwen en veranderen van een schuur op het perceel [locatie] te Amstelveen (hierna: het perceel). Bij besluit verzonden 28 september 2005 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 3 november 2005 hebben appellanten beroep ingesteld tegen het besluit van 28 september 2005. Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft het college naar aanleiding van een aanvraag om revisie aan vergunninghouder opnieuw bouwvergunning onder vrijstelling verleend voor het geheel vernieuwen en veranderen van een schuur op het perceel. Bij uitspraak van 5 maart 2007, verzonden op 6 maart 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2007, hoger beroep ingesteld. Appellanten hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 15 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 5 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 november 2007, waar [een van de appellanten] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Tielbeke, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hun beroep tegen de beslissing op bezwaar van 28 september 2005, ingevolge de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), mede geacht wordt gericht te zijn tegen het besluit van 19 oktober 2006. Volgens appellanten is er onvoldoende samenhang tussen de beide besluiten. Zij betogen dat er sprake is van een nieuwe aanvraag en een nieuwe vergunning. Een bezwaarprocedure had daarom niet achterwege gelaten mogen worden en het door [belanghebbende] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 19 oktober 2006 had niet in de beroepsprocedure tegen het besluit van 28 september 2005 mogen worden gevoegd. 2.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 maart 2005, zaak no. 200403172/1 zijn, indien hangende een bezwaar- of beroepschriftprocedure met betrekking tot een bouwvergunning bij nader besluit naar aanleiding van een daartoe strekkende aanvraag bouwvergunning wordt verleend voor een wijziging van het bouwplan waarvoor de eerdere bouwvergunning is verleend, op dat nadere besluit de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb van toepassing, mits die wijziging van ondergeschikte aard is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor een dergelijke wijziging volgens vaste jurisprudentie geen nieuwe bouwaanvraag nodig zou zijn geweest. 2.3.    Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft het college naar aanleiding van een revisievraag bouwvergunning verleend voor het vernieuwen en veranderen van de schuur op het perceel. De wijziging in het bouwplan betreft het verplaatsen van de schuur over een afstand van tien tot vijftien meter naar de achterzijde van het perceel. Het plan bevat geen wijzigingen van bouwkundige aard. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de wijziging in het bouwplan een wijziging van ondergeschikte aard betreft. Daarbij heeft zij terecht gewezen op de feitelijke situatie en in het bijzonder op de omvang van het perceel en de afstand tot de erfgrens met appellanten en [belanghebbende]. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 28 september 2005 derhalve terecht mede geacht gericht te zijn tegen het besluit van 19 oktober 2006. Het betoog faalt. 2.4.    Het bouwplan ziet op het geheel vernieuwen en veranderen van een schuur op het perceel. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Wester-Amstel Noord (186)" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden". Het gedeelte van het perceel waarop het bouwplan is gesitueerd, is niet gearceerd. 2.5.    Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften zijn deze gronden, voor zover van belang, bestemd voor woningen met bij de woonfunctie behorende bouwwerken, tuinen en erven.    Ingevolge artikel 8, tweede lid, a en onder 2, van de planvoorschriften mogen bijgebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen bouwvlakken en gearceerde delen van de bestemmingsvlakken.    Ingevolge artikel 8, tweede lid, a en onder 3, van de planvoorschriften, voor zover van belang, mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen alle delen van de bestemmingsvlakken worden gebouwd. 2.6.    Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het college heeft met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling van het geldende bestemmingsplan verleend. 2.7.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit is voorzien van een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing. 2.8.    Het college heeft in de ruimtelijke onderbouwing verwezen naar recent vastgestelde bestemmingsplannen voor andere gebieden in zijn gemeente en ter zitting naar het in procedure zijnde nieuwe bestemmingsplan "Wester Amstel". In deze plannen is op grote erven de bouw van bijgebouwen van 75 m² toegestaan.    Uit de bouwaanvraag blijkt dat de schuur zal worden gebouwd ten behoeve van zowel berging als opslag. Het college heeft ter zitting verklaard dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de te bouwen schuur, zoals appellanten stellen, gebruikt zal worden ten behoeve van het timmerbedrijf dat vergunninghouder exploiteert en derhalve in strijd met de bestemming "Woondoeleinden". In de ruimtelijke onderbouwing wordt op geen enkele wijze ingegaan op het beoogde gebruik van de schuur en de vraag hoe het bouwplan past binnen het toekomstige bestemmingsplan. Gelet op de bestemming "Woondoeleinden" en de omvang van de te bouwen schuur van 15x5 m, met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 4,50 m, had een onderzoek daarnaar niet mogen ontbreken. Gelet hierop is niet voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 19 van de WRO. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt. 2.9.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2006 alsnog gegrond verklaren en dit besluit vernietigen. Het voorgaande brengt mee dat ook het beroep tegen besluit van 28 september 2005 alsnog gegrond dient te worden verklaard en dat dit besluit dient te worden vernietigd. 2.10.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2007 in zaak no. AWB 05/5144; III.    verklaart het beroep tegen de besluiten van 28 september 2005, no. 200500232 05/13274, en 19 oktober 2006, no. VVO/20040365/VVH gegrond; IV.    vernietigt de onder III. genoemde besluiten; V.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige; VI.    gelast dat gemeente Amstelveen aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 352,00 (zegge: driehonderdentweeënvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk    w.g. Lodder Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2007 17-567.