
Jurisprudentie
BC0450
Datum uitspraak2007-11-20
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-07/00231
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-07/00231
Statusgepubliceerd
Indicatie
Legesheffing bij het niet verlenen van een bouwvergunning. De heffingsgrondslag bouwleges is niet te hoog vastgesteld. De kostenraming is te laag. De afwijking van de aanneemsom is voldoende gemotiveerd. Niet kan worden gezegd dat de aanvraag voor de bouwvergunning bij voorbaat kansloos was. De tarieventabel voorziet niet in een hogere kwijtschelding.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
20 november 2007
nummer BK-07/00231
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Onroerende Zaken en Belastingen van de gemeente Velsen (hierna: de Inspecteur, betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1 Van belanghebbende is bij aanslag, gedagtekend 30 april 2002, een bedrag van € 20.039,43 aan leges geheven.
1.2 Na door belanghebbende tegen deze aanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak het bezwaar on-gegrond verklaard en gelijktijdig bij ambtshalve genomen be-schikking de aanslag verminderd met een bedrag van € 4.859,53 tot € 15.179,90.
2. Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dat Hof heeft bij uitspraak van 23 januari 2004, nr. P02/06849 het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd, de geheven leges verminderd tot op nihil met veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten, waarbij voorts de gemeente is gelast het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. Op het daartegen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen (hierna: B en W) ingestelde beroep in cassatie heeft de Hoge Raad bij arrest van 23 maart 2007, nr. 40.664, LJN: BA1262, BNB 2007/169* de uitspraak van voornoemd Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
2.2 Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad, van welke gelegenheid beide partijen gebruik hebben gemaakt. Partijen hebben van elkanders schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, kunnen kennisnemen.
2.3 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 oktober 2007, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen.
Namens belanghebbende is niemand verschenen. De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 september 2007 aan A op het adres Postbus xxx te aaaa bb R, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgeno-digd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de grif-fier van de internetsite van TNT Post verkregen informatie is de vorenbedoelde brief op 1 oktober 2007 afgehaald op het postkantoor te Bergeijk.
3. Vaststaande feiten
In het geding na verwijzing dient te worden uitgegaan van de door het Gerechtshof te Amsterdam onder 2.1 tot en met 2.6 van zijn uitspraak, in cassatie niet bestreden, feiten. Voorts is in het onderhavige geding op grond van de onder 2.2 vermelde schrifturen als niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken en voorts op grond van het ter zitting van 23 oktober 2007 verhandelde door de Inspecteur gesteld en door het Hof aanne-melijk bevonden, nog het volgende komen vast te staan:
3.1.1 In de aanvraag voor de bouwvergunning van 10 januari 2002 is vermeld dat het bouwwerk veertien vakantiewoningen be-trof met voor iedere woning een bruto-vloeroppervlakte van 116,4 m² en een bruto-inhoud van 290 m³.
3.1.2 Het bouwplan is voor advies voorgelegd aan de Com-missie stedelijk schoon en aan de afdelingen Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening. Deze instanties hebben allen geadviseerd de vergunning te weigeren. Voorts hebben derde-belanghebbenden bedenkingen ingediend tegen het bouwplan, welke primair be-trekking hadden op de bescherming van de waarden van natuur, landschap en waterhuishouding.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 In geschil is of bij het bepalen van de heffingsgrondslag de bouwsom op het juiste bedrag is vastgesteld, vervolgens of de verleende vermindering op een hoger percentage dan 25 had dienen te worden vastgesteld en ten slotte of de gemeente in strijd heeft gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur door een “kansloze” bouwaanvraag in behandeling te nemen, zodat om die reden het bedrag van de geheven leges dient te worden verminderd tot nihil.
4.2 Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de beide volgende vragen bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegenovergestelde zin.
4.3 Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen rusten, verwijst het Hof naar de gedingstukken.
5. Conclusies van partijen
5.1 Belanghebbende heeft geconcludeerd primair tot verminde-ring van de geheven leges tot nihil en subsidiair tot een ver-mindering van de aanslag met een hoger percentage dan 25.
5.2 De conclusie van de Inspecteur is dat het beroep onge-grond dient te worden verklaard.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 Na cassatie staat vast dat in overeenstemming met het be-paalde in artikel 2 van de Legesverordening 2002 leges zijn geheven voor het in behandeling nemen van de door belangheb-bende gedane aanvraag voor een bouwvergunning. De hoogte van het bedrag dat is geheven, het bedrag van de nadien verleende vermindering, alsmede de vraag of sprake is van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur op grond waarvan in af-wijking van de Legesverordening 2002 en de daarbij behorende tarieventabel geen of een lager bedrag aan leges dient te wor-den geheven, vormen nog onderwerp van geschil, waarover het verwijzingshof een beslissing dient te nemen. Voorts dient het verwijzingshof nog te beoordelen of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Gerechtshof te Amsterdam een (aanvullende) vergoeding dient te worden toegekend.
6.2 Op 8 november 2001 heeft de raad van de gemeente Velsen de “Verordening op de heffing en invordering van leges 2002” (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is, voor zover hier van belang, het navolgende bepaald:
“ Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3
Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Artikel 4
Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. (...)”
De in de hierboven in artikel 4 van de verordening aangehaalde tarieventabel is de “Tabel van tarieven als bedoeld in artikel 4 van de Legesverordening” (hierna: Tarieventabel). Hierin is in hoofdstuk 12 onder meer opgenomen:
‘Bouwkosten
12.1.1 Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aanneemsom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
12.1.2 De aanvrager van een bouwvergunning is gehouden bij die aan-vraag een begroting van de bouwkosten, de gehele afwerking inbegrepen, te overleggen. Aan de hand van deze begroting stelt het college van burgemees-ter en wethouders het bedrag van de bouwkosten vast, ter zake waarvan de leges wordt geheven.
(...)
Teruggaaf
12.3.1 Indien van een verleende bouwvergunning geen gebruik wordt ge-maakt binnen 6 maanden na verlening van de vergunning en deze vergunning wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 25% van de geheven leges verleend.
12.3.1.1 Indien binnen één maand na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning doch voor het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op aanvraag te-ruggaaf van 50% van de geheven leges verleend.
12.3.1.2 Indien op een later tijdstip dan genoemd in 12.3.1.1 na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergun-ning doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt inge-trokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 35% van de geheven leges verleend.
12.3.1.3 Indien de gevraagde bouwvergunning wordt geweigerd, wordt op aanvraag teruggaaf van 25% van de geheven leges verleend.
12.3.14 Indien de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt op aanvraag teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend.
(...)”
6.3 B en W hebben gebruik gemaakt van de bevoegdheid, aan dit college verleend in onderdeel 12.1.2 van de Tarieventabel, om het bedrag van de bouwkosten ter zake waarvan de leges worden geheven, vast te stellen. Daarbij heeft het college de hef-fingsmaatstaf vastgesteld op € 1.190.000.
6.4 Indien B en W bij het in behandeling nemen van een aan-vraag van de bouwvergunning afwijkt van de opgegeven aanneem-som of raming van de bouwkosten, dient B en W deze afwijking te motiveren. Met hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd – hierop neerkomend dat, gezien de aard, grootte en bouwtype van de woningen, de bouwsom voor veertien woningen veel hoger moest zijn dan het door belanghebbende bij de aanvraag opgege-ven bedrag van € 85.000 en dat ervan werd uitgegaan dat ge-noemde bedrag de bouwkosten per woning representeerde – is het Hof van oordeel dat de afwijking van de opgegeven bouwkosten voldoende is gemotiveerd en dat op voorhand niet kan worden gezegd dat de heffingsgrondslag te hoog is vastgesteld.
6.5 Belanghebbende heeft ter bestrijding van deze, in 6.3 om-schreven, heffingsgrondslag in de procedure voor het Gerechts-hof te Amsterdam een kostenraming van B BV te R in het geding gebracht. Deze komt neer op een aanneemsom inclusief toeslagen en exclusief BTW van € 532.205 voor de veertien woningen. De Inspecteur heeft in zijn uitlating naar aanleiding van het ar-rest deze kostenraming gemotiveerd bestreden en hij heeft daarbij gesteld dat deze raming neerkomt op een bouwsom van € 117 per m3, terwijl – volgens zijn stelling - een prijs van € 270 per m3 voor in een rij geschakelde woning in een project een gangbare prijs is. De Inspecteur heeft daarbij de prijs per kubieke meter van de woningen waarvoor belanghebbende een bouwvergunning heeft aangevraagd, berekend op € 261. Belang-hebbende heeft een en ander niet bestreden.
6.6 Op grond van hetgeen is overwogen in 6.5 is het Hof van oordeel dat de Inspecteur de heffingsmaatstaf met recht heeft gesteld op € 1.190.000.
6.7 Met betrekking tot het tweede geschilpunt overweegt het Hof als volgt. Uit de gedingstukken kan niet anders worden ge-concludeerd dan dat zich hier een situatie voordoet waarin de bouwvergunning is geweigerd, waarvoor onderdeel 12.3.1.3 be-paalt dat in dat geval op aanvraag een teruggaaf wordt ver-leend van 25 percent van de geheven leges. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zich hier een geval voordoet waar-voor de Tarieventabel in een hogere teruggaaf voorziet. In het bijzonder kan, op grond van hetgeen hierna in 6.8.1 en 6.8.2 wordt overwogen, niet worden gezegd dat de aanvraag niet-ontvankelijk had dienen te worden verklaard.
6.8 Belanghebbende heeft ten slotte gesteld dat B en W in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk be-stuur – het Hof neemt aan dat zij hiermee doelt op het zorg-vuldigheidsbeginsel – door de aanvraag in behandeling te nemen in de wetenschap dat deze bij voorbaat kansloos was. Met be-trekking tot deze klacht overweegt het Hof als volgt.
6.8.1 Niet kan worden gezegd dat de aanvraag in objectieve zin kansloos was. Aangenomen moet worden dat ook belanghebbende ervan uit ging dat een mogelijkheid aanwezig was dat een bouw-vergunning zou kunnen worden verkregen. Zij zou anders geen aanvraag voor een bouwvergunning hebben ingediend. Bovendien moet aan haar een zekere kennis van de onroerend goedmarkt en op het gebied van ruimtelijke ordening worden toegerekend om-dat zij zich blijkens haar statutaire doelomschrijving met projectontwikkeling bezig houdt en zij voor dit project een bureau voor architectuur en stedenbouw heeft ingeschakeld.
6.8.2 Ook voor het overige kan niet uit de gedingstukken wor-den afgeleid dat B en W bij voorbaat het standpunt had moeten innemen dat de vergunningaanvraag kansloos was. De beslissing om de vergunning te weigeren was mede gebaseerd op de in 3.1.2 vermelde adviezen. Ook de beslissing om geen medewerking te verlenen aan de – zoals uit het besluit van B en W van 4 juni 2002 blijkt, op de voet van artikel 11 van de Wet op de Ruim-telijke Ordening - in het bestemmingsplan opgenomen bevoegd-heid om het plan binnen bepaalde grenzen te wijzigen, is geno-men op grond van onder meer deze adviezen. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat deze besluiten konden wor-den genomen zonder een voorafgaand onderzoek of een beoorde-ling van de relevante feiten. De omstandigheid dat in 2001 door derden bezwaren zijn aangevoerd tegen bebouwing op het betreffende gebied, is daartoe onvoldoende. Naar het oordeel van het Hof kan derhalve niet worden gezegd dat het bij voor-baat duidelijk was dat de vergunning zeker niet zou kunnen worden verleend.
6.9 De Inspecteur heeft geconcludeerd dat de aanslag dient te worden verminderd met € 680,73. Het Hof volgt deze conclusie die door belanghebbende onbestreden is gebleven. In zoverre is het beroep derhalve gegrond.
7. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op
€ 30 aan reiskosten van C voor het bijwonen van de zitting van het Gerechtshof te Amsterdam samen met kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand door de architect bij het indienen van het beroepschrift (1 punt à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak), in totaal derhalve op € 513.
Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voor een proceskostenvergoeding in de verwijzingsprocedure acht het Hof geen termen aanwezig, omdat niet is gebleken dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslag tot € 14.499, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 513, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Engel en Verhagen. De beslissing is op 20 november 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Postema) (Savelbergh)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.