
Jurisprudentie
BC0408
Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 06/4560 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 06/4560 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser buiten zijn schuld om kosten heeft moeten maken voor de onderhavige beroepsprocedure. De rechtbank is van oordeel dat dit niet voor rekening en risico van eiser behoort te komen en oordeelt dat de proceskosten van eiser voor vergoeding in aanmerking komen.
Uitspraak
Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:75a
Algemene wet bestuursrecht
in het geding met reg.nr. AWB 06/4560 WWB
van:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Westerveld,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 7 september 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 3 augustus 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Bij brief van 21 maart 2007 heeft mr. M. Westerveld, advocaat te Amsterdam, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.
2. OVERWEGINGEN
Verweerder heeft op 22 mei 2006 het verzoek van eiser om van 10 juni 2006 tot en met 9 september 2006 met behoud van uitkering in het buitenland te mogen verblijven afgewezen. Het tegen dit besluit ingediende bezwaarschrift heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft de rechtbank bij brief van 21 maart 2007 medegedeeld dat het beroep wordt ingetrokken omdat eiser vanwege tijdverloop geen procesbelang meer heeft. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder in de proceskosten te veroordelen, omdat ter zitting van de voorlopige voorzieningenrechter is gebleken, dat wanneer de voorzieningenrechter het verzoek eerder had behandeld, dat de toestemming zou worden gegeven.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat de voorzieningenrechter bij uitspraak van 6 maart 2007 in procedurenummer AWB 06/3491 WWB, heeft overwogen dat het verzoek, was het onmiddellijk na het indienen ervan behandeld, naar het oordeel van de voorzieningenrechter en gelet op de toen geldende criteria in het Uitvoeringsbericht 2006/03, vermoedelijk was toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is genomen en het beroep is ingediend op een datum gelegen voorafgaand aan de behandeling en uitspraak van voormelde voorlopige voorzieningenprocedure. De rechtbank overweegt dat indien de uitspraak in voorlopige voorziening gedaan was voorafgaand aan het bestreden besluit verweerder in het bestreden besluit vermoedelijk anders had beslist en een beroepsprocedure wellicht voorkomen had kunnen worden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser buiten zijn schuld om kosten heeft moeten maken voor de onderhavige beroepsprocedure. De rechtbank is van oordeel dat dit niet voor rekening en risico van eiser behoort te komen en oordeelt dat de proceskosten van eiser voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet heeft bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 644,00 (2 punten -1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 1 november 2006- x factor 1 x € 322,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de betreffende rechtspersoon indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de hierboven omschreven proceskosten, begroot € 644,00 (zegge: ZESHONDERD EN VIERENVEERTIG euro), te betalen door de gemeente Amsterdam, aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2007 door mr. M. Vaandrager, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Osinga, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier De rechter
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
Coll: M.P.O.
D: C