Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0355

Datum uitspraak2007-12-14
Datum gepubliceerd2007-12-17
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/3205
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de brief van 9 oktober 2007 noch in de uitnodigingsbrief van 31 oktober 2007 is aangegeven op grond waarvan verzoeker bij het onderzoek van Hoffmann wordt betrokken en welke verzoeker betreffende feiten volgens verweerder nader onderzoek behoeven. Beide brieven zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter dermate summier en vaag dat zij, gelet op de omstandigheden van verzoeker, zonder nadere toelichting van verweerder niet tot een redelijk te achten dienstopdracht hebben kunnen leiden.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/3205 uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 december 2007 inzake [verzoeker] wonende te Maarssen, verzoeker, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen, verweerder. Inleiding 1.1 Het verzoek heeft betrekking op verweerders besluit van 6 november 2007 waarbij aan verzoeker de dienstopdracht is gegeven om te verschijnen voor een gesprek met onderzoekers van Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V.(hierna: Hoffmann) en medewerking te verlenen aan dat onderzoek. 1.2 Het verzoek is op 30 november 2007 ter zitting behandeld, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. H.S.P. Stuiver, advocaat te De Meern. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemeentesecretaris], werkzaam bij de gemeente Maarssen. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met de verzoeken van twee collega's van verzoeker. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure. 2.3 Ten aanzien van verzoeker, die tot op heden werkzaam is bij de afdeling Samenleving, is het vermoeden gerezen dat hij betrokken is bij een fraudezaak. Verweerder heeft Hoffmann op 19 april 2005 opdracht gegeven een nader onderzoek in te stellen. Dat onderzoek is op 26 mei 2005 door de Rijksrecherche overgenomen. Hierbij is verweerder te verstaan gegeven dat het eigen onderzoek diende te worden gestaakt. Recentelijk is het strafrechtelijke onderzoek afgerond. Ten aanzien van verzoeker is geen strafvervolging ingesteld. Op 8 oktober 2007 heeft verweerder besloten het in mei 2005 door Hoffmann gestarte onderzoek te heropenen, teneinde de zaak tot op de bodem uit te zoeken. Verweerder kan niet kennis nemen van alle onderzoeksresultaten van de Rijksrecherche en wil ook andere vragen stellen en feiten onderzoeken dan de Rijksrecherche. Omdat verzoeker geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging voor een gesprek met Hoffmann op 5 november 2007 heeft verweerder verzoeker gesommeerd op 16 november 2007 alsnog te verschijnen en mee te werken aan het disciplinaire onderzoek. 2.4 Bij brief van 15 november 2007 heeft verweerder de voorzieningenrechter laten weten de datum waarop aan de dienstopdracht invulling dient te zijn gegeven op te schorten tot de dag waarop door de voorzieningenrechter uitspraak is gedaan. 2.5 De voorzieningenrechter overweegt dat in beginsel van een ambtenaar kan worden verwacht dat hij meewerkt aan een onderzoek naar diens eventuele betrokkenheid bij fraude. In dat verband is een opdracht tot het verschijnen op een gesprek niet onredelijk. Voor de beantwoording van de vraag of verweerder in het geval van verzoeker in redelijkheid tot de bestreden dienstopdracht heeft kunnen besluiten is het volgende van belang. Verzoeker is voordat het onderzoek is overgenomen door de Rijksrecherche niet door Hoffmann gehoord. Hij had daar in mei 2005 wel een uitnodiging voor ontvangen, maar vanwege zijn vakantie en vervolgens de overname van het onderzoek door de Rijksrecherche heeft dat gesprek nooit plaatsgevonden. Het onderzoek van de Rijksrecherche is inmiddels afgerond. Tegen verzoeker is geen strafvervolging ingesteld en hem is meegedeeld dat er ten aanzien van hem geen belastende verklaringen aanwezig waren. Verweerder heeft verzoeker bij brief van 9 oktober 2007 op de hoogte gesteld van de heropening van het onderzoek door Hoffmann en aangekondigd dat hij zou worden uitgenodigd voor een gesprek. Bij brief van 31 oktober 2007 is verzoeker uitgenodigd voor een gesprek met Hoffmann op 5 november 2007. In de brief van 9 oktober 2007 noch in de uitnodigingsbrief van 31 oktober 2007 is aangegeven op grond waarvan verzoeker bij het onderzoek van Hoffmann wordt betrokken en welke verzoeker betreffende feiten volgens verweerder nadere onderzoek behoeven. Beide brieven zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter dermate summier en vaag dat zij, gelet op de omstandigheden van verzoeker, zonder nadere toelichting van verweerder niet tot een redelijk te achten dienstopdracht hebben kunnen leiden. 2.6 De voorzieningenrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding om het besluit van verweerder van 6 november 2007 te schorsen tot zes weken nadat verweerder heeft beslist op verzoekers bezwaar tegen dat besluit. 2.7 Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. Beslissing De voorzieningenrechter, 3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe; 3.2 schorst het besluit van verweerder van 6 november 2007 tot zes weken na bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar; 3.3 bepaalt dat de gemeente Maarssen het door verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- aan hem vergoedt; 3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- te betalen door de gemeente Maarssen. Aldus vastgesteld door mr. drs. R. in 't Veld en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2007. De griffier: De voorzieningenrechter: mr. G. Delissen mr. drs. R. in 't Veld Afschrift verzonden op: