Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0215

Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-12-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers273051 / HA ZA 06-3203
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand gekomen ondanks tijdens onderhandelingen en in concept-overeenkomst opgenomen voorbehoud 'goedkeuring directie'?


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 273051 / HA ZA 06-3203 Uitspraak: 21 november 2007 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MOERKERK & ZANDSTRA B.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage, eiseres, procureur mr. S.P.J.F. Zwanen, advocaat mr. A.G.A. van Rappard te ‘s-Gravenhage, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TEXACO NEDERLAND B.V., gevestigd te Rotterdam, gedaagde, procureur mr. W.J. Hengeveld, advocaten mr. M.T.H. de Gaay Fortman en mr. J.M. Winter-Bossink te Rotterdam. Partijen worden hierna aangeduid als “MoZa” respectievelijk “Texaco”. 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 10 november 2006 en de door MoZa overgelegde producties; - herstelexploit d.d. 14 november 2006; - conclusie van antwoord, met producties; - conclusie van repliek, tevens houdende akte tot vermeerdering van eis; - conclusie van dupliek, met productie; - de stukken van de op 22 en 23 oktober 2006 ten verzoeke van MoZa en ten laste van Texaco gelegde conservatoire beslagen. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast: 2.1 Tussen MoZa als exploitant en Texaco zijn exploitatieovereenkomsten gesloten betreffende een tankstation aan de Leyweg te Den Haag en een tankstation aan de Machiel Vrijenhoeklaan te Den Haag (hierna: de tankstations). 2.2 Texaco huurt de grond waarop de tankstations zijn gelegen van de gemeente Den Haag. 2.3 Partijen zijn eind 2004 begin 2005 in onderhandeling getreden om tot koop/verkoop van de tankstations te komen. MoZa werd hierbij vertegenwoordigd door het bedrijf ASK? Business Management & Solutions (hierna: ASK). De heren [betrokkene I], [betrokkene II] en [betrokkene III] die werkzaam zijn voor dit bureau hebben in het verleden alledrie op directieniveau bij Texaco gewerkt. 2.4 Bij brief van 30 september 2005 heeft Texaco aan MoZa, onder nadrukkelijk voorbehoud dat haar directie hieraan haar goedkeuring niet onthoudt en alle betrokken partijen, zoals de gemeente, bereid zijn mee te werken, het voorstel gedaan om Texaco’s rechten en plichten met betrekking tot de tankstations te kopen. In deze brief wordt een vraagprijs van € 475.000,- voorgesteld. 2.5 Een mail d.d. 28 oktober 2005 van dhr. [betrokkene IV] van Texaco aan ASK houdt – voor zover hier van belang- het volgende in: “(…) Hierbij, zoals verzocht, de brief waarin de besproken punten zijn verwoord. Tevens deel ik jullie na intern beraad mede dat het ombouwen tot een onbemand verkooppunt niet belemmerd zal worden, echter slechts onder de voorwaarde dat het Texaco merk gehandhaafd blijft. (…)”. 2.6 De in voormelde mail vermelde brief is gedateerd op 28 oktober 2005 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “(...) Betreft: Aanbieding (...) Wij bieden u de mogelijkheid om een tweetal thans door u geëxploiteerde tankstations, gelegen aan de Leyweg 1486 en de Machiel Vrijenhoeklaan 100 te Den Haag, te kopen. (...) Onder nadrukkelijk voorbehoud van goedkeuring door onze directie zijn wij het volgende overeengekomen: De prijs voor beide verkooppunten bedraagt: EUR 370.000,-. (...) Spoedig zullen wij u een concept koopovereenkomst en leveringsovereenkomst doen toekomen. (...)”. 2.7 Een e-mail d.d. 15 november 2005 van dhr. [betrokkene IV] van Texaco aan ASK houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “(...) Naar aanleiding van ons overleg van 11 november jl. bericht ik jullie het volgende. Ondanks het feit dat het ons bevreemdt dat jullie zijn teruggekomen op ons vermeend accoord, zijn wij bereid de vraagprijs te laten zakken tot EUR 350.000,- (excl BTW). Deze geste is eenmalig, anders zijn wij gedwongen het gehele proces te beëindigen. Bijgaand vinden jullie de aangepaste overeenkomsten. (...)”. 2.8 In reactie hierop heeft ASK diezelfde dag een e-mail retour gezonden, welke – voor zover hier van belang – het volgende inhoudt: “(…) Inzake de koopovereenkomst dien je nog een korrektie door te voeren. Bij benoeming van de € 350.000,- dien je ook in de tekst dit bedrag te wijzigen. Bovendien zijn wij overeengekomen dat het bodemonderzoek voor de zogenaamde 0 optie volledig door Texaco wordt betaald. (…) Gaarne dit, na jouw akkoord en de formele korrektie, retourneren. (…)”. 2.9 Voormelde correcties zijn in de concept-overeenkomst doorgevoerd en de gecorrigeerde versie is samen met de concept-leveringsovereenkomst op 15 november 2005 als bijlage bij een e-mail aan ASK gezonden. De concept-overeenkomst, welke per abuis is gedateerd op 27 oktober 2005, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “(...) Tijdens de diverse bespreken die de heren [betrokkene IV] en [betrokkene V] van onze maatschappij met uw adviseurs voerden over de overdracht van de thans door u geëxploiteerde Texaco locaties (...) is het navolgende afgesproken. Texaco Nederland B.V. (hierna te noemen “Texaco”) zal per 1 januari 2006 haar rechten en plichten met betrekking tot bovengenoemde locaties met daarop een compleet ingericht en operationeel tankstation aan Moerkerk & Zandstra B.V. (...) verkopen en overdragen, gelijk Moerkerk & Zandstra deze van Texaco zal overnemen en aanvaarden. (...) H. Voorbehoud De onderhavige transactie kan eerst worden tenuitvoergelegd nadat de directie van Texaco en betrokken derden, zoals bijvoorbeeld vergunningverleners, daarvoor hun goedkeuring hebben verleend. Mocht deze goedkeuring niet worden verkregen, dan zal de transactie geen doorgang vinden. (...)”. 2.10 In een e-mail d.d. 18 november 2005 heeft ASK aan dhr. [betrokkene IV] van Texaco verzocht in de koopovereenkomst dan wel een aanvullende brief op te nemen dat de betaling zal plaatsvinden via verrekening van een bonus die begin januari 2006 wordt uitgekeerd, daaropvolgend via verrekening met de eerste termijn huurbetaling Maanweg 2006 in april/mei en vervolgens via een aanvullende betaling in die periode van het restant door MoZa. 2.11 Dhr. [betrokkene IV] heeft op dit verzoek gereageerd met een e-mail d.d. 22 november 2005 aan ASK, welke – voor zover hier van belang – het volgende inhoudt: “Ik was het uiteraard niet vergeten, maar heb het niet opgenomen in de verwachting dat dit intern nooit goedgekeurd zal worden. De procedures worden met de dag aangescherpt. (…) Verrekeningen, in dit geval met bonus en rentals, zijn niet mogelijk. PWC heeft recentelijk al eens hard opgetreden. Ik verwacht het definitieve antwoord een dezer dagen.” 2.12 Een e-mail van ASK aan dhr. [betrokkene IV] van Texaco d.d. 30 november 2005 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “(…) Tijdens het gesprek over de leveringsovereenkomsten (…) is heel duidelijk geworden dat men absoluut niet kan leven met het feit dat de stations gedurende de looptijd van 5 jaar in de Texaco identificatie stijl moeten blijven. (…) in de leveringsovereenkomsten willen wij opgenomen hebben, dat Texaco aan Moza toestaat een conceptnaam voor de onderhavige stations te kiezen, die de naam gaat zijn die Texaco gaat hanteren voor haar niet Texaco geïdentificeerde netwerk. (…) Gaarne de teksten als zodanig aanpassen en ons zsm de nieuwe aangepaste overeenkomsten toezenden. (…)”. 2.13 In een e-mail van ASK aan Texaco d.d. 1 december 2005 doet ASK een voorzet voor aanpassing van artikel 15 “Onbemand verkooppunt” naar een tekst die MoZa welgevallig zou zijn. 2.14 Begin december 2005 zijn partijen op verzoek van MoZa mondeling overeengekomen de overdracht uit te stellen tot 1 mei 2006. 2.15 Een e-mail van ASK aan dhr. [betrokkene IV] van Texaco d.d. 15 maart 2006 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “(…) Zover wij weten heeft MOZA nog steeds geen bevestiging ontvangen van onze afspraken inzake Mach. Vrijenhoeklaan en Leyweg. Zoals tijdens onze besprekingen gezegd, heeft MOZA, na afloop van onze besprekingen, de huurcontracten aangeboden voor een juridische check aan mr. Makkink. Deze constateert dat met name voor van de Leyweg de huurtermijn was gesteld op 10 jaar (…). Deze huurtermijn is afgelopen en kennelijk nadien stilzwijgend verlengd. Daarom moet worden aangenomen dat de huurovereenkomst thans voor onbepaalde tijd loopt en niet telkens is verlengd met een periode van 10 jaar. De huurovereenkomst had indertijd betrekking op een onbebouwd perceel. Daardoor kan de huurder geen aanspraak maken op huurbescherming en kan de gemeente de huurovereenkomst met een opzegtermijn van 6 maanden opzeggen (art. 13 van de huurovereenkomst). Bovendien hoeft de gemeente niet mee te werken aan een wisseling van de huurder. Kort gezegd een aantal essentiële onzekerheden, waar Texaco garanties voor af moet geven, respectievelijk medewerking en schriftelijke toezeggingen bij de gemeente moet bedingen. Het kan niet zo zijn dat MOZA iets koopt, waar zij in de periode daarna geen beschikking meer over kan hebben. Ik stel voor dat jij op korte termijn dit recht trekt, om daarna, in gemeenschappelijk overleg, de puntjes op de i te zetten inzake deze onduidelijkheden. (…)”. 2.16 Tijdens een bespreking van 7 april 2006 heeft Texaco MoZa bericht dat haar directie in verband met gewijzigd beleid niet akkoord is met de verkoop van beide tankstations en dat zij zich derhalve – gezien het gemaakte voorbehoud – niet gebonden acht. 3 De vordering De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: Primair 1. Texaco te veroordelen te voldoen aan alle verplichtingen uit de tussen partijen op 15 november 2005 tot stand gekomen overeenkomst, overeenkomstig de concept koop- en leveringsovereenkomst die waren gevoegd bij de e-mails van 15 november 2005 en die verplichtingen na te komen en al het nodige te doen inzake de benodigde medewerking van derden (waaronder de gemeente) teneinde voortvarend de definitieve totstandkoming van de koopovereenkomst te bewerkstelligen, op straffe van een dwangsom; 2. Texaco te veroordelen tot betaling van de schade die MoZa heeft geleden als gevolg van de uitgestelde overdracht te berekenen vanaf 1 mei 2006, nader op te maken bij staat; Subsidiair 3. Te verklaren voor recht dat Texaco onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen die hadden moeten leiden tot de hiervoor sub 1 bedoelde overeenkomst af te breken; 4. Texaco te veroordelen in de nader bij staat op te maken schade, bestaande uit het negatief en positief contractsbelang, dat MoZa ten gevolge van dit onrechtmatig handelen heeft geleden; Primair en subsidiair 5. Texaco te veroordelen te betalen aan MoZa de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 5.000,- te vermeerderen met wettelijke rente; 6. Texaco te veroordelen in de proceskosten. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft MoZa aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: Primair 3.1 De directie van Texaco is vóór 7 april 2006 akkoord gegaan met de verkoop. Hierdoor is de opschortende voorwaarde waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen, komen te vervallen, waardoor de overeenkomst onherroepelijk is geworden. 3.2 In ieder geval heeft Texaco de schijn gewekt dat de directie goedkeuring had verleend, waardoor MoZa er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst definitief was. Texaco heeft per e-mail van 22 november 2005 te kennen gegeven dat intern overleg had plaatsgevonden en ‘een dezer dagen’ het definitieve antwoord werd verwacht. Texaco heeft pas meer dan drie maanden na de beoogde datum van overdracht een beroep gedaan op het voorbehoud. Texaco, althans haar directie, heeft de onduidelijke situatie, onder meer met betrekking tot de bevoegdheden van haar onderhandelaars, in het leven geroepen en laten voortbestaan. Texaco heeft verschillende niet met elkaar verenigbare redenen gegeven waarom de directie haar goedkeuring zou hebben onthouden. 3.3 Door geen medewerking te verlenen aan de overdracht pleegt Texaco wanprestatie. MoZa lijdt daardoor schade welke bestaat uit de gederfde opbrengsten die zij uit de verkoop gegenereerd zou hebben minus de eventuele extra lasten verband houdende met de verkoop. Subsidiair 3.4 Texaco heeft bij MoZa het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de overeenkomst tot stand zou komen. Gezien de omstandigheden van het geval is het afbreken van de onderhandelingen door Texaco, door een beroep te doen op het voorbehoud goedkeuring directie, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Texaco is derhalve verplicht zowel het negatief als het positief contractsbelang te vergoeden. Buitengerechtelijke kosten 3.5 MoZa heeft aanzienlijke kosten gemaakt in haar pogingen om in der minne tot een oplossing te komen. Deze kosten worden begroot op € 5.000,-. 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van MoZa in de kosten van het geding. Texaco heeft daartoe het volgende aangevoerd: Primair 4.1 Er is geen overeenkomst tot stand gekomen, aangezien MoZa het aanbod van 15 november 2005 van Texaco niet onvoorwaardelijk heeft aanvaard voordat het in april 2006 door Texaco werd ingetrokken. Moza heeft op 18 en 30 november 2005 om belangrijke aanpassingen op dit aanbod gevraagd, eind november 2005 is gevraagd om de ingangsdatum te verschuiven naar 1 mei 2006 en op 15 maart 2006 heeft MoZa om geheel nieuwe garanties verzocht. 4.2 Gezien het voorgaande had MoZa het aanbod van Texaco d.d. 15 november 2006 verworpen, zodat het Texaco vrijstond dit aanbod in april 2006 ook nog formeel in te trekken. De redelijkheid en billijkheid staan hier geenszins aan in de weg, zeker niet nu het onderhandelingen tussen commerciële partijen betrof. Subsidiair 4.3 Indien MoZa het aanbod van 15 november 2005 wel aanvaard zou hebben, dan voorkomt het voorbehoud goedkeuring directie dat een overeenkomst is ontstaan. MoZa mocht er op grond van dit duidelijke voorbehoud op geen enkel moment op vertrouwen dat al volledige overeenstemming zou bestaan. 4.4 MoZa mocht er evenmin op vertrouwen dat het voorbehoud zou zijn uitgewerkt dan wel vervallen. Het intern overleg waaraan MoZa refereert, betrof slechts het verzoek van MoZa om te verrekenen en niet de gehele overeenkomst. Na 1 januari 2006 moest nog onderhandeld worden over essentialia van de overeenkomst, zodat vast staat dat er op 1 januari 2006 nog geen overeenstemming bestond. Texaco heeft geen onduidelijkheid met betrekking tot haar onderhandelaar dhr. [betrokkene IV] laten ontstaan. Er is geen sprake van inconsistente redengeving voor de intrekking van het aanbod. 4.5 Texaco heeft uitdrukkelijk enkel onderhandeld onder het voorbehoud goedkeuring directie en door dit voorbehoud heeft bij MoZa ook nooit het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontstaan dat een overeenkomst zou worden gesloten. Gevorderde (vertragings)schade 4.6 MoZa heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk (vertragings)schade heeft geleden als gevolg van het niet doorgaan van de verkoop. MoZa kan de onderhavige tankstations op de gebruikelijke wijze blijven exploiteren op basis van de met Texaco gesloten exploitatieovereenkomsten. Buitengerechtelijke kosten 4.7 De beslagkosten zijn ten onrechte gemaakt, nu Texaco niet van plan is om de tankstations te vervreemden. De buitengerechtelijke kosten dienen derhalve geheel voor rekening van MoZa te blijven. 5 De beoordeling 5.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of MoZa het aanbod van 15 november 2005 van Texaco onvoorwaardelijk heeft aanvaard. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. MoZa heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het aanbod van 15 november 2005 diezelfde dag per e-mail heeft aanvaard. Zij heeft daartoe gesteld dat uit de hiervoor onder 2.8 en 2.9 vermelde e-mails blijkt dat nadat Texaco op 15 november 2005 de conceptovereenkomsten had verzonden, deze op een aantal kleine correcties na door MoZa akkoord zijn bevonden, waarna Texaco de correcties heeft aangebracht. De rechtbank is met MoZa van oordeel dat uit de inhoud van deze mails en de context waarin deze zijn verzonden, kan worden afgeleid dat zij heeft ingestemd met het door Texaco gedane aanbod. Blijkbaar hadden partijen mondeling al overeenstemming bereikt en doordat op slechts enkele punten correcties werden voorgesteld, was het voor Texaco duidelijk, althans had het duidelijk moeten zijn, dat MoZa voor het overige instemde met de conceptovereenkomsten. De rechtbank heeft geconstateerd dat in de concept-koopovereenkomst, naast het voorbehoud, de volgende onderwerpen waren geregeld: over te dragen goederen, prijs, vrijwaring, bodemsituatie, onderhoud, reeds betaalde/nog te betalen vergoedingen aan derden, formaliteiten/kosten. Nu MoZa voorts akkoord is gegaan met de door Texaco opgestelde leveringsovereenkomst, is de rechtbank van oordeel dat hiermee vast staat dat op 15 november 2005 over de essentialia overeenstemming tussen partijen bestond. Dat MoZa naderhand nog een aantal punten ter discussie heeft gesteld, doet hieraan niet af. Hieruit kan in ieder geval niet worden afgeleid dat MoZa het aanbod van 15 november 2005 van Texaco niet heeft aanvaard. 5.2 Tussen partijen is voorts in geschil of Texaco gebonden is aan de afspraken welke zijn opgenomen in de concept-overeenkomsten van 15 november 2005. MoZa heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er tussen partijen een onherroepelijke overeenkomst tot stand is gekomen, aangezien uit de feiten blijkt dat de directie van Texaco akkoord is gegaan met de verkoop. Zij heeft daartoe in haar conclusie van repliek gesteld dat Texaco een functionele organisatiestructuur heeft, hetgeen betekent dat de interne bevoegdhedenverdeling in werkelijkheid anders ligt dan zoals die blijkt uit de gegevens van het handelsregister. De beslissingen over aan- en verkoop van de tankstations vallen binnen de functionele verantwoordelijkheid van de heren Den Toom en Doyen en worden derhalve door hen genomen. Zij waren voor en ten tijde van de aanvankelijke datum van overdracht op de hoogte van de overeenkomst en hadden daaraan hun goedkeuring verleend. Daarmee was binnen Texaco, als functionele organisatie, op ‘directieniveau’ goedkeuring verleend aan de verkoop van de tankstations aan MoZa. Texaco heeft deze stellingen gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat voormelde stellingen van MoZa niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. In het voorbehoud staat duidelijk vermeld dat ‘de directie van Texaco’ haar goedkeuring dient te verlenen. Indien het al juist zou zijn dat Texaco een functionele organisatiestructuur heeft, heeft nog steeds als uitgangspunt te gelden dat met ‘directie’ de in het handelsregister als zodanig aangeduide personen worden bedoeld. Dit is alleen anders indien MoZa op grond van uitlatingen dan wel gedragingen van de zijde van Texaco er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat in casu het begrip ‘directie’ een andere betekenis zou hebben. Dat er sprake is geweest van dergelijke uitlatingen dan wel gedragingen aan de zijde van Texaco is echter gesteld noch gebleken. 5.3 MoZa heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat Texaco de schijn heeft gewekt dat de directie goedkeuring had verleend, waardoor zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst definitief was, althans dat het beroep van Texaco op het voorbehoud in strijd is met de goede trouw. Gezien het hiernavolgende kan ook deze stelling niet tot toewijzing van de vordering leiden. 5.3.1 MoZa heeft hiertoe allereerst aangevoerd dat dhr. [betrokkene IV] in zijn mail van 22 november 2005 (hiervoor vermeld onder 2.11) heeft aangegeven dat hij het definitieve antwoord ‘een dezer dagen’ verwachtte. Weliswaar zag dit op het verzoek van MoZa om de betaling via verrekening te laten plaatsvinden, doch MoZa mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat dhr. [betrokkene IV] daarover met de heren Den Toom en Doyen overleg zou voeren, die ter zake beslissingsbevoegd waren. MoZa is derhalve van mening dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst definitief was. De rechtbank gaat aan deze stellingen van MoZa voorbij. Uit hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen, volgt dat MoZa er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de heren Den Toom en Doyen beslissingsbevoegd waren. Dat de heer [betrokkene IV] met hen overleg heeft gevoerd, doet in dit verband derhalve niet ter zake. 5.3.2 MoZa heeft voorts aangevoerd dat partijen aanvankelijk overeengekomen waren dat de overdracht per 1 januari 2006 zou plaatsvinden, zodat in de overeenkomst, althans in de redelijkheid en bilijkheid die de verhouding tussen partijen beheerst, besloten ligt dat het voorbehoud in ieder geval voor 1 januari 2006 ingeroepen had dienen te worden. Ook aan deze stelling gaat de rechtbank voorbij. Op 15 november 2005 hadden partijen weliswaar op hoofdlijnen overeenstemming bereikt, doch afgesproken was dat de conceptovereenkomsten nog voorgelegd zouden worden aan juristen. Begin december 2005, derhalve slechts circa 3 weken later, zijn partijen overeengekomen de overdrachtsdatum uit te stellen. Vast staat dat de conceptovereenkomsten op dat moment nog niet door de juristen waren bekeken/goedgekeurd. De rechtbank is op die grond van oordeel dat MoZa er niet vanuit mocht gaan dat de overeenkomst op dat moment al voor goedkeuring aan de directie was voorgelegd. Nu op dat moment werd besloten de overdrachtsdatum uit te stellen tot 1 mei 2006 mocht MoZa er evenmin vanuit gaan dat Texaco alsnog de overeenkomst voor de oorspronkelijke overdrachtsdatum van 1 januari 2006 ter goedkeuring aan de directie zou voorleggen. De redelijkheid en billijkheid brengt mitsdien niet met zich dat Texaco na 1 januari 2006 geen beroep meer kan doen op het voorbehoud. 5.3.3 MoZa heeft verder aangevoerd dat het voorbehoud standaard in elke overeenkomst wordt opgenomen maar dat daaraan in de praktijk geen betekenis toekomt. Ook in het verleden heeft het ‘officiële’ voorbehoud goedkeuring directie nooit enige betekenis gehad. Dhr. [betrokkene IV] heeft zich steeds gepresenteerd als de man die de beslissingen nam. Hij gaf telkens aan dat hij om goedkeuring bij zijn superieuren (de heren Doyen en Den Toom) had verzocht. Mede gezien de langdurige samenwerking tussen partijen, de door hen gehanteerde omgangsvormen, de tussen hen in het verleden tot stand gekomen overeenkomsten en de bij ASK aanwezige kennis van de interne organisatiestructuur van Texaco had het op de weg van Texaco gelegen duidelijkheid te creëren met betrekking tot de bevoegdheden van haar onderhandelaars en het vermeende belang dat toe zou komen aan de goedkeuring van de directie. Texaco heeft dat nagelaten, aldus MoZa. De rechtbank gaat ook aan deze stellingen van MoZa voorbij. De rechtbank is van oordeel dat Texaco juist door het maken van het voorbehoud duidelijkheid heeft gecreëerd met betrekking tot de bevoegdheden van dhr. [betrokkene IV]. Vanaf het begin heeft hij in de correspondentie dit voorbehoud gemaakt (zie de brief van 30 september 2005, hiervoor vermeld onder 2.4). Dat wellicht bij in het verleden tot stand gekomen overeenkomsten tussen partijen een dergelijk voorbehoud nooit is ingeroepen, rechtvaardigt niet de conclusie dat MoZa er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat dit ook bij onderhavige overeenkomst niet zou gebeuren. 5.3.4 Tot slot heeft MoZa nog aangevoerd dat Texaco steeds wisselende redenen heeft gegeven waarom de directie haar goedkeuring zou hebben onthouden, terwijl het de directie niet vrij stond zonder goede gronden haar goedkeuring te onthouden. De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat zij niet vermag in te zien op welke wijze Texaco hierdoor bij MoZa het gerechtvaardigd vertrouwen kan hebben gewekt dat de directie haar goedkeuring aan de overeenkomst had verleend. Voorts heeft MoZa naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist de stelling van Texaco dat de beslissing van de directie haar toestemming te onthouden, is gegrond op een na 1 januari 2006 opgetreden beleidswijziging binnen Texaco. Texaco heeft gemotiveerd en met bescheiden onderbouwd aangegeven dat er na 1 januari 2006 binnen het concern een strategische verandering heeft plaatsgevonden welke meebracht dat er geen tankstations meer verkocht werden. Het had op de weg van MoZa gelegen om deze stellingen gemotiveerd en met bescheiden onderbouwd te betwisten. Dit heeft zij echter nagelaten. MoZa heeft gesuggereerd dat Texaco voornemens is de tankstations aan anderen te verkopen. Texaco heeft echter onbetwist gesteld dat zij dit niet kan, aangezien MoZa bij verkoop recht heeft op een 1e bod. De rechtbank neemt, gezien het voorgaande, als vaststaand aan dat de beslissing van de directie van Texaco om haar toestemming aan de overeenkomst te onthouden, genomen is op grond van het huidige beleid van Texaco om geen tankstations te vervreemden. Hierdoor kan niet gezegd worden dat de beslissing van de directie zonder goede grond is genomen. MoZa heeft in dit kader in haar conclusie van repliek nog gesteld dat Texaco in strijd met de goede trouw handelt door haar beslissing te baseren op een beleidswijziging die pas is opgetreden nadat partijen overeenstemming hadden bereikt. MoZa heeft deze stelling echter niet nader uitgewerkt en de rechtbank acht deze enkele stelling onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de directie van Texaco in stijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door haar toestemming aan de overeenkomst te onthouden. Gezien het voorgaande ligt de primaire vordering van MoZa voor afwijzing gereed. 5.4 MoZa heeft aan haar subsidiaire vordering ten grondslag gelegd dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. De rechtbank stelt voorop dat het Texaco te allen tijde vrijstond de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van MoZa in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval niet gerechtvaardigd was. Gezien het feit dat er in concept-overeenkomst een voorbehoud was opgenomen en gezien hetgeen hiervoor onder 5.3.1 tot en met 5.3.4 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat MoZa er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. Nu MoZa voorts geen overige omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan het afbreken van de onderhandelingen door Texaco onzorgvuldig jegens haar zou zijn, ligt ook de subsidiaire vordering voor afwijzing gereed. 5.5 MoZa zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 6 De beslissing De rechtbank, wijst af de vorderingen van MoZa; veroordeelt MoZa in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Texaco bepaald op € 248,- aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de procureur. Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege. Uitgesproken in het openbaar. 204