Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0090

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-12-20
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAssen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/39917
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / presentatie bij de Surinaamse autoriteiten / vragen aan verweerder / voortvarendheid / zicht op uitzetting
Verweerder licht desgevraagd toe dat er vier personen per twee weken worden gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten. Op 5 november 2007 stonden de presentaties ingepland tot en met 21 mei 2008. Verweerder stelt zelf de volgorde van de lijst nog te presenteren vreemdelingen vast aan de hand van ontvangstdatum van de lp-aanvraag door de afdeling lp. Nu verweerder, gelet op de verklaringen van eiser, eerst moest onderzoeken of eiser Nederlander is en gezien de omstandigheid dat eiser op geen enkele manier wil meewerken aan zijn terugkeer, acht de rechtbank de termijn die verweerder heeft genomen om de lp-aanvraag op te sturen naar de lp-afdeling niet onredelijk. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er thans nog voldoende zicht op uitzetting van eiser bestaat, nu eiser de duur van zijn inbewaringstelling zou kunnen verkorten door bijvoorbeeld de Surinaamse autoriteiten te vragen hem als vijfde persoon te laten presenteren tijdens een reguliere presentatie.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Zaaknummer: AWB 07/39917 VRONTN S4 Uitspraak van 22 november 2007 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende: [...], geboren [...], van Surinaamse nationaliteit, IND-dossiernummer: 6720.03.8289, V-nummer: 170.011.9587, thans verblijvende in [...], eiser, gemachtigde: mr. M.R. Roethof sr., advocaat te Arnhem, tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. F.W.A. Croonen / mr. A.J. Lange, ambtenaren bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. Procesverloop Bij besluit van 14 juni 2007 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 9 juli 2007 heeft de rechtbank geoordeeld dat de voortduring en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig zijn. Eiser heeft op 22 oktober 2007 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 5 november 2007. Eiser noch zijn gemachtigde is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.W.A. Croonen . Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 6 november 2007 besloten het onderzoek te heropenen en verweerder enkele vragen te stellen. Bij brief van 9 november 2007 heeft verweerder de vragen beantwoord. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op deze brief uiterlijk maandag 12 november 2007, vóór 12.00. Nu de gemachtigde van eiser hierop heeft gereageerd middels een fax welke op 12 november 2007 om 16.17 - en derhalve te laat - is ontvangen, heeft de rechtbank eiser medegedeeld dat deze fax niet wordt meegenomen in de overwegingen van de rechtbank. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser geen toestemming verleend voor het afdoen van de zaak op basis van de stukken en het achterwege laten van een nadere zitting. Om die reden is het beroep opnieuw behandeld ter openbare zitting van 15 november 2007. Eiser heeft op 12 november 2007 aangegeven de bovengenoemde fax in te willen brengen voor de zitting van 15 november 2007. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en de fax in afschrift aan verweerder verzonden. Verweerder heeft op 14 november 2007 aanvullend gereageerd. Eiser is niet ter zitting van 15 november 2007 verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.R. Roethof jr., kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw mr. A.J. Lange. De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat de laissez passer (lp)-aanvraag op 29 juni 2007 naar de afdeling lp is verzonden. Zowel de rechtbank als de gemachtigde van eiser hebben kennis genomen van de op 16 november 2007 ingekomen stukken van verweerder. De raadsman heeft bij fax van 19 november 2007 op voornoemde stukken gereageerd. De rechtbank heeft kennis genomen van bovengenoemde fax. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven waarna het onderzoek op 19 november 2007 is gesloten. Motivering Thans is aan de orde de vraag of zich sedert de sluiting van het onderzoek ter zake van het eerdere beroep feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig maken. Hierbij is mede van belang of nog voldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser. Namens eiser is aangevoerd dat er geen sprake is van voldoende zicht op uitzetting. Eiser constateert dat de presentatie voor de Surinaamse autoriteiten pas staat gepland voor 6 februari 2008. Eiser zit dan reeds 8 maanden in bewaring. Vervolgens zal het dan nog de vraag zijn of en wanneer er een laissez passer (lp) zal worden afgegeven. Voorts voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarendheid betracht bij de voorbereiding van zijn uitzetting. Eiser geeft in dat kader aan dat het na zijn inbewaringstelling ruim een maand heeft geduurd voordat zijn lp-aanvraag naar de lp-afdeling is verzonden. Vervolgens heeft het nog twee maanden en twee weken geduurd voordat de lp-afdeling de lp-aanvraag naar de Surinaamse autoriteiten heeft verzonden. Verweerder heeft slechts zeven voorbereidingshandelingen in een tijdsbestek van vier maanden verricht en dit is, aldus eiser, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) ruimschoots onder de maat. Bovendien merkt eiser op dat hij alles wat binnen zijn macht ligt heeft gedaan om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen, dan wel zijn vertrek te realiseren. Op grond van het bovenstaande concludeert eiser dat de bewaring thans onrechtmatig is en verzoekt om opheffing van de maatregel, onder toekenning van schadevergoeding Verweerder heeft daarentegen gesteld dat er voldoende voortvarend wordt gewerkt aan de uitzetting van eiser en dat er eveneens voldoende zicht op uitzetting bestaat. Verweerder heeft ter zitting van 5 november 2007 aangevoerd dat de datum van het indienen van een lp-aanvraag geen invloed heeft op de datum van de presentatie. Verweerder stelt zelf de lijst van de geplande presentaties vast aan de hand van de datum van de inbewaringstelling. Zo komt verweerder tot een eerlijke en duidelijke planning. Eiser zal uiterlijk op 6 februari 2008 worden gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten. Mocht er eerder plaats zijn, doordat een presentatie vervalt, dan zal eiser zijn presentatie naar voren worden verplaatst. Verweerder geeft voorts aan meerdere vertrekgesprekken te hebben gevoerd met eiser. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting d.d. 5 november 2007 heeft de rechtbank op 6 november 2007 de volgende vragen aan verweerder gesteld: 1. Hoeveel Surinaamse vreemdelingen staan inmiddels op de wachtlijst om gepresenteerd te worden en hoelang bedraagt de wachttijd? 2. U heeft ter zitting aangegeven dat enkel de datum van de inbewaringstelling van invloed is op de datum waarop gepresenteerd zal worden. a) Stelt verweerder volledig zelfstandig de lijst op van mensen die gepresenteerd gaan worden? Met andere woorden, krijgt verweerder enkel een lijst met data waarop presentaties plaatsvinden van de Surinaamse autoriteiten en kan verweerder geheel naar eigen inzicht een volgorde maken in de te presenteren vreemdelingen? Of hebben de Surinaamse autoriteiten richtlijnen aangegeven die in acht moeten worden genomen bij het bepalen van de volgorde van de te presenteren vreemdelinge?. b) Indien de Surinaamse autoriteiten geen voorwaarden hebben gesteld aan het bepalen van de volgorde van de te presenteren vreemdelingen, houdt verweerder zelf, naast de datum van inbewaringstelling, nog rekening met andere omstandigheden bij het opstellen van de volgorde van de te presenteren vreemdelingen? 3. Dient er een aanvraag ter verkrijging van een laissez passer ingediend te zijn bij de Surinaamse autoriteiten om op de lijst te komen van te presenteren vreemdelingen? 4. Dient er een aanvraag ter verkrijging van een laissez passer ingediend te zijn bij de Surinaamse autoriteiten om te kunnen worden gepresenteerd? Verweerder heeft op 9 november 2007 als volgt geantwoord: Ad 1. Alle aanwezige aanvragen zijn ingepland. De zaken staan nu ingepland tot en met 21 mei 2008. Dit betekent dat er ongeveer 52 zaken staan ingepland (immers vier personen per twee weken). Ad 2. a) Vreemdelingen worden door de afdeling lp ingepland op volgorde van ontvangst van de lp-aanvraag door de afdeling lp. Eén keer per twee weken staan de Surinaamse autoriteiten presentaties toe, waarbij vier personen mogen worden gepresenteerd. De data en het aantal presentaties ligt derhalve vast. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft herhaaldelijk verzocht om meer presentatiemogelijkheden, maar dit wordt tot op heden door het Surinaamse Consulaat Generaal (CG) geweigerd. De DT&V blijft hierover met de Surinaamse autoriteiten in gesprek. Bij het bepalen van de volgorde zijn door de Surinaamse autoriteiten geen richtlijnen gegeven. b) Richtlijn van de DT&V voor inplanning van presentaties is de volgorde van binnenkomst. Met het schuiven van presentatiedata van individuele vreemdelingen wordt terughoudend omgegaan. Reden hiervoor is dat, zoals hiervoor genoemd, door het CG een maximum aantal presentaties wordt gesteld, waardoor de ene vreemdeling benadeeld zou worden ten opzichte van een andere vreemdeling, door het naar voren halen van een presentatie. Volgorde tussentijds vrijgekomen plekken. Een vreemdeling kan zijn regievoerder vragen om de afdeling lp te verzoeken hem in te plannen voor een presentatie op plekken die tussentijds vrij komen door opheffing van de bewaring. Wanneer een presentatieplek tussentijds vrijkomt, zal de afdeling lp een keuze maken uit al die verzoeken die er op dat moment liggen, waarbij de aanwezigheid van een document waaruit de inschrijving in het Centraal Bureau Burgerzaken van positieve invloed is. Daarnaast heeft de aanwezigheid van overige documenten, de mate van inspanning en vrijwilligheid invloed op de volgorde van invulling van in de tussentijd vrijgekomen plekken. Tot slot wordt meegewogen of iemand criminele antecedenten heeft. Om zelf invloed uit te oefenen op de duur zou de vreemdeling contact kunnen opnemen met het Surinaamse CG met het verzoek om hem als vijfde persoon te laten presenteren tijdens een reguliere presentatie. Of het CG zo’n verzoek zal honoreren is onbekend omdat hier nog geen ervaring mee is. Ad 3. De lp-aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend. De volgorde van planning van presentatie is, zoals uitgelegd bij beantwoording van vraag 2, afhankelijk van de datum van ontvangst van de lp-aanvraag. Ad 4. Ja, de lp-aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend. Voorts heeft verweerder op 14 november 2007 een afschrift van een e-mailbericht overgelegd waarin de regievoerder van eiser toelicht waarom de datum van verzending van de lp-aanvraag naar de lp-afdeling in de voortgangsrapportage onjuist is. Ter zitting van 15 november 2007 heeft verweerder betoogd dat de lp-aanvraag reeds op 29 juni 2007 naar de lp-afdeling is gestuurd. Desgevraagd heeft verweerder op 16 november 2007 een stuk overgelegd waaruit door middel van een ontvangststempel is gebleken dat de lp-aanvraag op 3 juli 2007 door de lp-afdeling is ontvangen. De rechtbank overweegt als volgt. In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat zij omtrent de voortgang van de uitzettings-activiteiten ten aanzien van eiser ter zitting meerdere malen verkeerd is voorgelicht door verweerder. Allereerst blijken de data die in de voortgangsrapportage staan vermeld omtrent de datum verzending lp-opdracht naar lp-afdeling en de verzenddatum aan diplomatieke vertegenwoordiging niet te kloppen. Voorts heeft verweerder ter zitting van 5 november 2007 gesteld dat verweerder de lijst van de geplande presentaties vaststelt aan de hand van de datum van de inbewaringstelling, terwijl uit de antwoorden van verweerder in de brief van 9 november 2007 blijkt dat de lijst van de geplande presentaties worden vastgesteld op volgorde van ontvangst van de lp-aanvraag door de afdeling lp. Nu echter uiteindelijk is komen vast te staan dat de lp-afdeling de lp-aanvraag van eiser op 3 juli 2007 heeft ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat – anders dan namens eiser is betoogd – verweerder de uitzetting met voldoende voortvarendheid voorbereidt. Hiertoe overweegt zij het volgende. In de uitspraak van 22 augustus 2007 («JV» 2007/452) heeft de Afdeling geoordeeld dat de inbewaringstelling slechts geoorloofd is met het oog op uitzetting. De bewaring is onrechtmatig indien verweerder na inbewaringstelling geen uitzettingshandelingen verricht danwel onvoldoende voortvarendheid bij de uitzetting betracht. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 29 juni 2007 een vertrekgesprek heeft gehouden met eiser. Voorts heeft de lp-afdeling op 3 juli 2007 de lp-aanvraag - die derhalve voor 3 juli 2007 is verzonden - ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval redelijk is dat verweerder, na 14 juni 2007, een zekere termijn is gegund om nadere stappen te kunnen ondernemen. Gezien het feit dat eiser vanaf het eerste gehoor verklaarde het Nederlanderschap te bezitten en dit enig onderzoek vergde van verweerder en gezien de omstandigheid dat eiser op geen enkele manier wil meewerken aan zijn terugkeer, acht de rechtbank de termijn die verweerder heeft genomen niet onredelijk. Nu is gebleken dat het verzenden van de lp-aanvraag naar de lp-afdeling rechtstreeks van invloed is op de datum van de presentatie bij de Surinaamse autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat verweerder door op 29 juni 2007 een vertrekgesprek met eiser te voeren en binnen een redelijke termijn de lp-aanvraag naar de lp-afdeling te verzenden voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank stelt voorts vast dat - anders dan door eiser wordt betoogd - thans nog voldoende zicht op uitzetting van eiser bestaat. De presentatie van eiser zal uiterlijk plaatsvinden op 6 februari 2008. Indien er tussentijds een plek vrijkomt, kan eiser zijn regievoerder verzoeken hem op die plek te plaatsen. Om zelf invloed uit te oefenen op de wachttijd voor de presentatie zou eiser contact kunnen opnemen met het Surinaamse CG met het verzoek om hem als vijfde persoon te laten presenteren tijdens een reguliere presentatie. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser iets heeft gedaan waardoor zijn inbewaringstelling zou kunnen worden verkort. Naar het oordeel van de rechtbank kan de weigerachtige houding van eiser niet leiden tot het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbreekt nu eiser de duur van de inbewaringstelling kan verkorten door zelf een actieve en volledige medewerking te verschaffen in het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit, hetgeen overigens ook zijn rechtsplicht is. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Daarom dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Aldus gewezen door mr. W.P. Claus, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Doting, griffier. griffier. rechter. Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2007. Verzonden: