Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9903

Datum uitspraak2007-12-05
Datum gepubliceerd2007-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/839323-06 (nw)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu onderzoek in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een anonieme tip via Melding Misdaad Anoniem en enig nader onderzoek vervolgens achterwege is gebleven spreekt de rechtbank verdachte vrij van de verdenking van overtreding van artikel 2 en 3 van de Opiumwet.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/839323-06 Datum uitspraak: 05 december 2007 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats], [adres] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2007. De rechtbank heeft daarbij in acht genomen het arrest van het gerechtshof alhier van 8 november 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 augustus 2007. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 6 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA (in de vorm van ongeveer 7592, in elk geval een hoeveelheid, zogenaamde XTC-tabletten) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine (in de vorm van een brok van ongeveer 1947 gram), zijnde MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of methamfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2 Opiumwet) 2. hij op of omstreeks 06 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 3 Opiumwet) De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. De bewijsbeslissing. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit het dossier blijkt dat het onderzoek in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een anonieme tip (via Melding Misdaad Anoniem) en een controle van de inschrijving in het GBA betreffende het in de melding genoemde adres, alsmede raadpleging van het herkenningsysteem HKS. Uit laatstgenoemde raadpleging bleek niet dat verdachte antecedenten had op het gebied van de Opiumwet. Enig nader onderzoek is vervolgens achterwege gebleven. Ten tijde van het binnentreden bestond derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, noch deed zich de situatie voor of als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet. Het optreden van de politie dient derhalve als onrechtmatig te worden beschouwd. Het als gevolg van dit optreden verkregen materiaal dient dan ook als onrechtmatig verkregen te worden beschouwd en van het bewijs te worden uitgesloten. Waar zich in het dossier geen ander bewijsmateriaal bevindt, dient verdachte van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken. DE UITSPRAAK Vrijspraak, achtende de rechtbank het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Dit vonnis is gewezen door: mr. C.B.M. Bruens, voorzitter, mr. A.F. van Hoorn en mr. I.M. Nusselder, leden, in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier, en is uitgesproken op 5 december 2007.