Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9356

Datum uitspraak2007-11-27
Datum gepubliceerd2007-12-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710322-07 en 08/710222-05 (TUL)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in de maanden februari en maart 2007 meerdere malen brand gesticht op verschillende locaties in de gemeente Enschede. De locaties betroffen een gymzaal, een in aanbouw zijnde woning en enkele (afval-)containers. Verdachte wordt schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten. Uit onderzoek door een psycholoog en een psychiater blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, namelijk pyromanie en zwakbegaafdheid. Zonder adequate behandeling bestaat risico op recidive. Om deze reden veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden én tbs met dwangverpleging. Tevens zal verdachte aan twee benadeelden schade moeten vergoeden.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: STRAFVONNIS Uitspraak: 27 november 2007 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle. terechtstaande -na vordering nadere omschrijving tenlastelegging ter terechtzitting- ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 28 maart 2007, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een gymzaal, althans perceel, aan de Cornelis Troostlaan, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (binnen in die gymzaal, althans dat perceel) een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur, in aanraking gebracht met (een) pion(nen) en/of (een) kledingstuk(ken), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die pion(nen) en/of dat/die kleding(stuk/stukken), althans die brandbare stof(fen), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die gymzaal, althans dat perceel, en/of een of meer in de onmiddellijke nabijheid van die gymzaal, althans dat perceel, staande woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) bewoner(s) van die woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; (incident 1) (parketnummer 08-710322-07); 2. hij in of omstreeks de periode van 15 en 16 februari 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meerdere malen althans eenmaal opzettelijk brand heeft gesticht in (een) container(s) aan het Gronausevoetpad/Pelmolenstraat en/of bij de Polaroidfabriek in de buurt van de Lage Bothof en/of op de parkeerplaats van de Edah aan de Oliemolensingel, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker gehouden bij plastic en/of papier en/of kleding in de container(s), althans bij de inhoud van de container(s) in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de inhoud van) container(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de genoemde container(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 2 en 3) 3. hij op of omstreeks 5 maart 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalcontainer aan de Bloemendaalstraat 4, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de (inhoud van die) grijze plastic afvalcontainer in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (de inhoud van) een grijze plastic container, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die container geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het woonhuis aan de Bloemendaalstraat 4 en belendende woningen en de zich daarin bevindende personen was te duchten, in elk geval gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te duchten was, nu de container zich tegen danwel in de directe nabijheid van de (achter)gevel van de woning bevond; (incident 4) 4. hij in of omstreeks de periode van 6 en 7 maart 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht in/aan de in aanbouw zijnde woning aan de Usselerweg 58-6, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk isolatiemateriaal in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (plastic)isolatiemateriaal , althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan rollen isolatiemateriaal en/of een kozijn en/of een houten binnenmuurspouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor de betreffende woning en in de nabijheid gelegen woningen en daarin aanwezige personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen dan verdachte, te duchten was;(incident 5) 5. hij in of omstreeks de periode van 25 en 26 maart 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalcontainer bij Chinees Restaurant De Lange Muur aan het Oogstplein en/of in danwel aan een (bedrijfs)auto merk Mitsubishi, kleur wit, staande (op een parkeerplaats) aan de Veilingstraat, en/of in drie, althans meerdere, althans een (afval)container(s) aan of in de nabijheid van de Rembrandtlaan, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een brandende aansteker plastic en/of papier in de container(s) en/of dekens in de (bedrijfs)auto aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de inhoud van de container(s) en/of (bedrijfs)auto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de inhoud van) de container(s) en/of (bedrijfs)auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor container(s) en/of (bedrijfs)auto althans voor goederen, te duchten was;(incidenten 7,8 en 9) Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 28 maart 2007, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een gymzaal aan de Cornelis Troostlaan, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk (binnen in die gymzaal) een brandende aansteker in aanraking gebracht met kledingstukken, ten gevolge waarvan die kledingstukken zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die gymzaal en een of meer in de onmiddellijke nabijheid van die gymzaal staande woning(en) of levensgevaar voor (een) bewoner(s) van die woning(en) te duchten was; 2. hij in de periode van 15 en 16 februari 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen meerdere malen opzettelijk brand heeft gesticht in containers aan het Gronausevoetpad/Pelmolenstraat en bij de Polaroidfabriek in de buurt van de Lage Bothof en op de parkeerplaats van de Edah aan de Oliemolensingel, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker gehouden bij plastic en/of papier en/of kleding in de containers ten gevolge waarvan de inhoud van containers geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de genoemde containers te duchten was; 3. hij op 5 maart 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalcontainer aan de Bloemendaalstraat 4, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk de inhoud van die grijze plastic afvalcontainer in brand gestoken, ten gevolge waarvan die container gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het woonhuis aan de Bloemendaalstraat 4 te duchten was, nu de container zich tegen de achtergevel van de woning bevond; 4. hij in de periode van 6 en 7 maart 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht in de in aanbouw zijnde woning aan de Usselerweg 58-6, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk isolatiemateriaal in brand gestoken ten gevolge waarvan rollen isolatiemateriaal en een kozijn en een houten binnenmuurspouw gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de betreffende woning en in de nabijheid gelegen woningen te duchten was; 5. hij in de periode van 25 en 26 maart 2007 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalcontainer bij Chinees Restaurant De Lange Muur aan het Oogstplein en in een bedrijfsauto merk Mitsubishi, kleur wit, staande aan de Veilingstraat, en in drie afvalcontainers aan de Rembrandtlaan, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk met een brandende aansteker plastic en/of papier in de containers en dekens in de bedrijfsauto aangestoken, ten gevolge waarvan (de inhoud van) de containers en bedrijfsauto gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de containers en de bedrijfsauto te duchten was; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft onder 1, de misdrijven: "medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is", strafbaar gesteld bij de artikelen 157 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft onder 2 en 5, telkens het misdrijf: “medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd”, telkens strafbaar gesteld bij de artikelen 157 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft onder 3, het misdrijf: "medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is", strafbaar gesteld bij de artikelen 157 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft onder 4: "opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is", strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en oplegging van de maatregel ter beschikking stelling met dwangverpleging, alsmede: toewijzing van de civiele vordering van De Lange Muur, [benadeelde], toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde], tot een bedrag van € 715,-, toewijzing van de civiele vordering van Trebbe Bouw Oost en Noord BV, niet-ontvankelijk verklaring van de civiele vordering van de gemeente Enschede. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen de door prof. dr. Baneke, psycholoog, en drs. De Mon, psychiater, opgestelde rapportages, waarvan de inhoud hierna verkort en zakelijk zal worden weergegeven. Rapportage Baneke: Betrokkene heeft een kinderlijke manier van denken en doen. Er is sprake van beperkte intelligentie, op zwakbegaafd niveau, en van een emotionele en sociale ontwikkelingsachterstand. Er wordt geconstateerd dat betrokkene ernstig gestagneerd is in zijn psychosociale ontwikkeling, vooral door de slechte gezinsomstandigheden in zijn jeugd. Hierdoor is sprake van een zwakke identiteit en gemakkelijke beïnvloedbaarheid door anderen. Zoals wel vaker het geval is bij brandstichters, is betrokkene een psychisch labiele en zwakbegaafde persoon, die erg onzeker is, zich gemakkelijk laat manipuleren door anderen en graag stoer wil doen. Er is duidelijk sprake van een spanningsbehoefte die, in combinatie met sterke insufficiëntie-gevoelens, kenmerkend is voor personen die bij herhaling brand stichten. Mede gelet op betrokkenes behoefte aan sensatie, voldoet betrokkene aan de criteria van pyromanie. In een vorige rapportage werd het recidivegevaar nog als gering ingeschat. Gelet echter op het aantal (pogingen tot) brandstichtingen en de hiervoor geconstateerde problematiek is het recidivegevaar thans wel aanwezig. Rapportage De Mon: Betrokkene is een ernstig affectief verwaarloosde intellectueel beperkte kinderlijke jongeman die door de grotendeels afwezigheid van zowel zijn vader als zijn drugsverslaafde moeder in psychosociale en persoonlijkheidsontwikkeling in ernstige mate stagneerde. Hij is zeer beïnvloedbaar en zeer structuurgevoelig. Zodra de structuur om hem wegvalt, vervalt hij onder invloed van anderen in antisociaal gedrag wat er bij hem op neerkomt dat hij serieel brand gaat stichten om zich te doen gelden en te imponeren. Het stichten van brand is voor betrokkene een vorm van obsessief gedrag dat hij moeilijk kan sturen. Het stichten van brand zit - naar zijn zeggen - als het ware in hem. Het zien van vuur geeft hem ook een bepaald gevoel van spanning. Betrokkene is het op geen enkele manier te doen om geldelijk gewin, het uitdragen van een sociopolitieke ideologie, een misdrijf te verbergen of om zijn eigen levensomstandigheden te verbergen. Dit alles overwegend, voldoet betrokkene dan ook aan alle kenmerken die passen bij de diagnose pyromanie. Betrokkene is zelf van mening dat, als hij weer buiten komt, hij weer zal recidiveren met brandstichting. Betrokkene realiseert zich terdege dat hij langdurige intensieve ondersteuning en begeleiding nodig heeft, ook al verzet hij zich hier tegelijkertijd tegen. Als conclusies van Baneke en De Mon, beiden voornoemd, gelden: Bij betrokken is sprake van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, namelijk pyromanie en zwakbegaafdheid. Mogelijk zal zich bij betrokkene een persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen. Daarvan was ook sprake ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde. Het tenlastegelegde kan aan betrokkene in verband met de geconstateerde stoornis in verminderde mate worden toegerekend. Zonder adequate behandeling is sprake van een recidiverisico. Gelet op de aard van de persoonlijkheid van betrokkene is een langdurige klinische behandeling met een duidelijke structuur met sanctiemogelijkheden noodzakelijk. Dagbehandeling en ambulante behandeling zijn niet voldoende, mede ook gelet op het mislukken van eerdere ambulante begeleiding. De maatregel ter beschikking stelling met dwangverpleging lijkt de enige optie om recidive te voorkomen. De rechtbank is op grond van vorenvermelde inhoud van de rapporten en de conclusies, welke zij tot de hare maakt, en van hetgeen verder ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken, van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde, te dien aanzien in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en dat, gezien de kans op recidive, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eisen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, met verpleging van overheidswege. De rechtbank gaat – in afwijking van de raadsman- voorbij aan de conclusies welke dr. Kaiser in zijn rapport van 6 juni 2005 heeft verwoord in het kader van de strafzaak tegen verdachte op grond van verdenking van het medeplegen van meerdere brandstichtingen. Dit rapport heeft de geldigheidsduur ruimschoots overschreden. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank door de recente gedragingen van verdachte sprake van een dermate gewijzigde situatie, dat de in voornoemd rapport opgenomen constateringen en conclusies thans niet meer van toepassing zijn op verdachte. De rechtbank overweegt wat de straf betreft nog het volgende: Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan een delict met een sterk gevaarzettend karakter, te weten brandstichting. Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte en zijn mededaders zijn gedurende de nachtelijke uren op pad gegaan met de intentie om iets in brand te steken. Dit uitstapje heeft uiteindelijk geresulteerd in brandstichting in een gymzaal. Niet alleen is door deze brand aanzienlijke materiële schade aan die gymzaal ontstaan, maar ook moesten, als gevolg van het mogelijk overslaan van het vuur, zich in de directe omgeving van de gymzaal gelegen woningen worden ontruimd. Gelet op het tijdstip waarop het bewezen verklaarde is begaan, had verdachte er rekening mee dienen te houden dat de bewoners al sliepen en zich derhalve niet bewust zouden (kunnen) zijn van de ontstane brand. Verdachte en zijn mededaders zijn na het plegen van het feit weggelopen en zij hebben zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevaren voor deze bewoners, met name van de vlak achter de gymzaal gelegen woning die slechts ternauwernood, namelijk door het alerte optreden van een buurtbewoner, in veiligheid konden worden gebracht. Brandstichting zorgt, naar de ervaring leert, voor grote maatschappelijke onrust en het valt niet uit te sluiten dat met name de bewoners van laatstbedoelde woning nog gedurende lange tijd met angstgevoelens te kampen zullen hebben. Gelet op de ernst van de feiten en gelet op de speciale recidive van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank, een gevangenisstraf van na te melden duur met daaraan gekoppeld de maatregel ter beschikking stelling met dwangverpleging thans de meest passende straf. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat de gemeente Enschede, ter zake van feit 1, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 100.654,-, bestaande uit de volgende posten: “niet verzekerde kosten herbouw na brand € 78.654,- en een eigen risico van € 22.000,-. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor een behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde], ter zake van feit 3, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 915,-, bestaande uit de volgende posten: “Otto € 65,- , deur € 200,- , glas € 450,- en kosten voor rechtsbijstand € 200,-.” Naar het oordeel van de rechtbank is deze namens verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De schade bedraagt minder dan het gevorderde bedrag, namelijk in totaal € 715,- voor de Otto, de deur en het glas, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering. De kosten van rechtsbijstand betreffen geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Deze kunnen alleen op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering vergoed worden. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat Trebbe Bouw Oost en Noord BV, ter zake van feit 4, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 2.268,90, bestaande uit het eigen risico van de verzekering. Naar het oordeel van de rechtbank is deze – onvoldoende onderbouwd weersproken - vordering van de benadeelde partij geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade niet ingewikkeld is vast te stellen. De schade bedraagt het gevorderde bedrag van € 2.268,90 zodat de vordering toewijsbaar is. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 4 is toegebracht. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat De Lange Muur, [benadeelde], ter zake van feit 5, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 498,-. Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De schade bedraagt het gevorderde bedrag van € 498,- zodat de vordering toewijsbaar is. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 5 is toegebracht. De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 24a, 24c, 27, 37a, 37b, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 08/710222-05. De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 14 juni 2007, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van deze rechtbank van 28 juni 2005 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De na te melden beslissing is gegrond op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld; Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd; Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 3 tot betaling aan de benadeelde partij [naam] van een bedrag groot: € 715,- (zegge: zevenhonderd en vijftien euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 3 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 715,- ten behoeve van de benadeelde [naam], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van drie dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Veroordeelt verdachte, ter zake van het bewezen feit 4 tot betaling aan de benadeelde partij Trebbe Bouw Oost en Noord BV, van een bedrag groot: € 2.268,90 (zegge: tweeduizend tweehonderd en achtenzestig euro en negentig eurocent), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 2.268,90,- ten behoeve van de benadeelde Trebbe Bouw Oost en Noord BV, voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 41 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Veroordeelt verdachte, ter zake van het bewezen feit 5 tot betaling aan de benadeelde partij Lange Muur, [naam], van een bedrag groot: € 498,- (zegge: vierhonderd en achtennegentig euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 5 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 498,- ten behoeve van de benadeelde Lange Muur, [naam], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van twee dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: gemeente Enschede, in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Betreffende parketnummer: 08/710222-05. Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 28 juni 2005, te weten van 5 maanden gevangenisstraf. Aldus gewezen door mr. Caminada, voorzitter, mr. Bossinga en mr. Bordenga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Emmen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 november 2007.