Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9326

Datum uitspraak2007-11-29
Datum gepubliceerd2007-12-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/510285-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De illegaal in Nederland verblijvende verdachte heeft zijn Poolse vriendin tijdens hun relatie meerdere malen verkracht. Bovendien heeft hij gewelddadige handelingen verricht tegen zijn vriendin en zijn ex-echtgenote en heeft hij een grote hoeveelheid heroïne en een geladen vuurwapen in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer :11/510285-07 Zittingsdatum :15 november 2007 Uitspraak :29 november 2007 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren in 1974, niet als ingezetene ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en zonder feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. (incident 8) hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Schiedam en/of Sliedrecht en/of Den Haag en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] (telkens) anaal en/of vaginaal gepenetreerd met zijn penis en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] - met zijn tot vuist gebalde handen in het gelaat, althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of - tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of - een (vuur)wapen tegen het lichaam heeft gehouden, althans in de richting van haar lichaam heeft gehouden, - (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. (incident 8) hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Schiedam en/of Sliedrecht en/of 's-Gravenhage en/of Dordrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of gijzeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - een pistool, althans een soortgelijk voorwerp op het hoofd gezet, althans dat pistool op haar gericht, in elk geval in haar richting gehouden en/of - een mes, alhans een soortgelijk (scherp) voorwerp op haar keel gezet en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: - "dat hij haar zou verkopen aan een bordeel en/of - "dat zij dood zou gaan als zij niet als prostitue zou gaan werken en/of - "dat hij het huis (van haar familie) in brand zou steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. (incident 1) hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 1 augustus 2007 te Dordrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk dreigend een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 2] getoond en/of dat pistool op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] gericht en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: - "Als je niet doet wat ik zeg, ruk ik hart uit je lijf" en/of - "Je weet, ik ben psychisch. Ik kan je zo doodmaken. Als ik één druppel bloed van je ziet dan moet ik je helemaal doodmaken" en/of - "in mijn vriendenkring komen is makkelijk, maar eruit komen is moeilijk dat kan aleen je dood zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 4. (incident 6) hij in of omstreeks de periode van 01 april 2005 tot en met 1 april 2006 te Leiden zijn ex vrouw [slachtoffer 3] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens)opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:"Dat er geen plaats meer voor haar op de wereld zou zijn" en/of "dat hij haar en haar/onze dochter zou vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 5. (incident 2) hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 07 augustus 2007 te Schiedam en/of Rotterdam en/of Sliedrecht en/of Dordrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelheden in elk geval (een) hoeveelheid van een materia(a)l(en) bevattende heroine en/of cocaïne, zijnde heroine en/of cocaïne (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 07 augustus 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 495 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 6. (incident 3) hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk: Smith & Wesson, model: 1911, cal. 11,4mm), en/of munitie van categorie III, te weten een of meerdere kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 7. (incident 10) hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht opzettelijk een auto(merk Fiat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door lening, dan wel huur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 8. (incident 9) hij in of omstreeks 01 mei 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht en/of 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard; 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het onder feit 1 tot en met 8 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd, omdat het wettig bewijs ontbreekt dat verdachte het slachtoffer de in de tenlastelegging vermelde woorden heeft toegevoegd. Immers de aangifte van het slachtoffer wordt door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund, terwijl verdachte heeft ontkend de vermelde woorden te hebben gebruikt. Het onder 5. primair ten laste gelegde feit is evenmin bewezen, omdat het wettig bewijs ontbreekt dat verdachte in de ten laste gelegde periode, al dan niet tezamen met een ander of anderen, heeft gehandeld in materiaal bevattende heroïne of cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van die feiten. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. (incident 8) in de periode van 01 september 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Schiedam en Sliedrecht en Den Haag en Dordrecht (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] (telkens) anaal en vaginaal gepenetreerd met zijn penis en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] - met zijn tot vuist gebalde handen in het gelaat, althans tegen het hoofd heeft geslagen en - tegen het lichaam heeft geslagen en getrapt en - een vuurwapen in de richting van haar lichaam heeft gehouden, - aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. (incident 8) in de periode van 01 september 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Dordrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting en brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend -een pistool op haar gericht en -een mes op haar keel gezet en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: -"dat hij haar zou verkopen aan een bordeel en -"dat zij dood zou gaan als zij niet als prostituee zou gaan werken en -"dat hij het huis (van haar familie) in brand zou steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. (incident 1) op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 01 mei 2007 tot en met 1 augustus 2007 te Dordrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte meermalen telkens opzettelijk dreigend een pistool aan die [slachtoffer 2] getoond en dat pistool op het hoofd van die [slachtoffer 2] gericht en daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: - "Als je niet doet wat ik zeg, ruk ik je hart uit je lijf" en - "Je weet, ik ben psychisch. Ik kan je zo doodmaken. Als ik één druppel bloed van je ziet dan moet ik je helemaal doodmaken"en - "in mijn vriendenkring komen is makkelijk, maar eruit komen is moeilijk dat kan aleen je dood zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 5. (subsidiair) (incident 2 ) op 07 augustus 2007 te 's-Gravenhage, opzettelijk aanwezig heeft gehad 495 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 6. (incident 3) in de periode van 01 mei 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht en 's-Gravenhage, een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk: Smith & Wesson, model: 1911, cal. 11,4mm), en munitie van categorie III, te weten meerdere kogelpatronen, voorhanden heeft gehad; 7. (incident 10) in de periode van 25 juli 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht opzettelijk een auto(merk Fiat), toebehorende aan [slachtoffer 4], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten door lening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 8. (incident 9) in de periode van 01 mei 2007 tot en met 7 augustus 2007 te Dordrecht en 's Gravenhage, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 1 VERKRACHTING, MEERMALEN GEPLEEGD; 2 BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MET VERKRACHTING EN MET BRANDSTICHTING; 3 BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD; 5 subsidiair: OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 6 HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT IS BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III EN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE; 7 VERDUISTERING; 8 ALS VREEMDELING IN NEDERLAND VERBLIJVEN, TERWIJL HIJ WEET DAT HIJ OP GROND VAN EEN WETTELIJK VOORSCHRIFT TOT ONGEWENSTE VREEMDELING IS VERKLAARD. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zijn vriendin [slachtoffer 1] gedurende een periode van ongeveer elf maanden meerdere malen verkracht door met geweld en tegen haar wil haar lichaam binnen te dringen. Het slachtoffer werd gedwongen tot het hebben van anale en vaginale sex, terwijl zij duidelijk had aangegeven dat zij dit niet wilde. Hij heeft daarbij geweld gebruikt ten opzichte van het slachtoffer en haar bedreigd met geweld. Dit geweld bestond uit het slaan met zijn vuisten op haar hoofd, in haar gezicht en op haar borst en het tegen haar lichaam trappen. Ook heeft hij een vuurwapen in de richting van haar lichaam gehouden om zijn bedreiging kracht bij te zetten. Verdachte wilde meerdere keren anale sex per maand en het slachtoffer moest aan die behoefte van verdachte voldoen of zij wilde of niet. Verdachte heeft, door zo te handelen, zich louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer. Hiermee heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zij is in eerste instantie voor verdachte naar Nederland gekomen, terwijl zij hier van verdachte afhankelijk was. Het slachtoffer is uiteindelijk uit deze penibele situatie weggevlucht en toen zich daarvoor de kans aandiende, teruggegaan naar haar thuisland Polen. Bovendien heeft verdachte zijn vriendin tijdens hun relatie regelmatig bedreigd, zowel verbaal als fysiek, door gebruik te maken van een pistool en een mes. Ook de vrouw waarbij verdachte en zijn vriendin waren ingetrokken is het slachtoffer geworden van de bedreigingen door verdachte. Verdachte richtte het pistool op haar hoofd en dreigde haar dood te schieten. Met deze bedreigingen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. De bedreigingen tegenover zijn vriendin en zijn huisgenote heeft verdachte geuit in de woning waar zowel de slachtoffers als de verdachte woonden, bij uitstek een plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Toen verdachte werd aangehouden bleek hij bijna een halve kilo heroïne bij zich te hebben, een hoeveelheid die doet vermoeden dat dit niet alleen voor eigen gebruik bestemd was. Bovendien was hij in het bezit van een geladen vuurwapen. Dit zijn eveneens zeer ernstige feiten die een strenge bestraffing rechtvaardigen. Ten slotte heeft verdachte een geleende auto niet teruggebracht, waardoor hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en is hij in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Verdachte is weliswaar in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking gekomen en door de strafrechter tot vrijheidsstraffen veroordeeld, doch de laatste veroordeling dateert van langere tijd geleden. De rechtbank zal deze eerdere veroordelingen dan ook niet laten meewegen bij de bepaling van de strafmaat. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 57, 197, 242, 285 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4 en feit 5 primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot: * een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIER JAREN; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. R.W. van Zuijlen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R.C. Polderman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2007. Door afwezigheid is mr. Heijnen voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.