Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8829

Datum uitspraak2007-11-28
Datum gepubliceerd2007-11-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers230951/ HA ZA 07-978
Statusgepubliceerd


Indicatie

Boedelverdeling, waarde aandelen, peildatum.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 230951 / HA ZA 07-978 Vonnis van 28 november 2007 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres in conventie, verweerster in reconventie, procureur mr. W. Brouwer, tegen 1. [gedaagde sub 1], wonende te [woonplaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde sub 2], gevestigd te Nijkerk, gedaagden in conventie, eisers in reconventie, procureur mr. G.A. Schoonderbeek. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] genoemd worden en [gedaagde c.s.] indien de gedaagden samen worden bedoeld. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 18 juli 2007 - het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2007. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Partijen zijn met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Bij het vonnis van de rechtbank ’s Hertogenbosch van 12 november 2004 is de echtscheiding uitgesproken en de scheiding en deling van de huwelijksgemeenschap bevolen. Op 28 juli 2005 is het echtscheidingsvonnis in de openbare registers ingeschreven. De verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft nog niet plaatsgevonden. 2.2. Uit het huwelijk zijn twee, inmiddels meerderjarige, kinderen geboren. Bij het echtscheidingsvonnis is de man veroordeeld aan de vrouw een bijdrage voor haar levensonderhoud te betalen. 2.3. Tot de gemeenschap van goederen behoort onder meer de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Partijen zijn overeengekomen dat deze woning, tezamen met de hypothecaire geldlening en de daaraan verbonden gemengde verzekering bij Amersfoortse Verzekeringen (polisnummer 1192320), aan [eiseres] zal worden toebedeeld onder de voorwaarde dat zij in staat is de daaraan verbonden financiële lasten te voldoen. Als peildatum voor de bepaling van de waarde van de woning en de hoogte van de hypotheekschuld zijn partijen daarbij 28 juli 2005 overeengekomen. De hypotheekschuld op 28 juli 2005 bedroeg EUR 90.756,-. De waarde van het gespaarde vermogen ter aflossing van deze schuld bedroeg op deze datum EUR 24.506,-. 2.4. Van de gemeenschap van goederen maakt de lijfrentepolis bij de Amersfoortse Verzekeringen onder polisnummer 11-1819923 deel uit. 2.5. Tot de gemeenschap van goederen behoren eveneens diverse, al dan niet bij de woning behorende, inboedelgoederen. Ter comparitie van partijen op 12 oktober 2007 hebben partijen inmiddels afspraken gemaakt over de verdeling daarvan. 2.6. Tot de gemeenschap van goederen behoren voorts de aandelen van de onderneming [gedaagde sub 2] (hierna: de onderneming), waarvan [gedaagde sub 1] directeur en enig aandeelhouder is. Door partijen zijn verschillende taxaties overgelegd van de waarde van deze aandelen. 2.7. Partijen hebben een rekening-courant schuld aan de onderneming. Partijen zijn het erover eens dat deze schuld aan [gedaagde sub 1] zal worden toebedeeld terwijl partijen in gelijke mate zullen bijdragen aan de betaling daarvan en dat de omvang van deze gezamenlijke schuld EUR 61.791,91 bedraagt op de overeengekomen peildatum. 2.8. In de onderneming zijn pensioenrechten opgebouwd ten behoeve van [eiseres]. 3. Het geschil in conventie 3.1. [eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. de verdeling van de ontbonden huwelijksvermogensgemeenschap van partijen zal vaststellen op de wijze als in de dagvaarding aangegeven met vaststelling van het bedrag van de over- respectievelijk onderbedeling; b. [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van het bedrag dat hij wegens overbedeling aan haar verschuldigd zal blijken te zijn; c. vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 28 juli 2005; d. [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot vergoeding van EUR 7.412,66 (7.224,35 + 116,55 + 71,76) en 78,50 per maand vanaf mei 2007 tot aan de dag van de overdracht van de levensverzekeringspolis aan [eiseres]; e. primair: de onderneming te veroordelen tot afzondering van het kapitaal dat nodig is voor de pensioenaanspraken van [eiseres] jegens de onderneming en dat kapitaal te storten onder een door [eiseres] aan te wijzen (levens)verzekeringmaatschappij; subsidiair: een zodanige voorziening te treffen dat de aanspraken van [eiseres] optimaal gewaarborgd zullen zijn; f. [gedaagde c.s.] te veroordelen in de kosten van het geding. 3.2. [gedaagde c.s.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in reconventie 3.3. [gedaagde c.s.] vordert dat de rechtbank de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vaststelt op de wijze als is weergegeven in de conclusie van eis in reconventie alsmede dat de rechtbank daarbij het bedrag van de over- respectievelijk onderbedeling vaststelt. 3.4. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De vorderingen van partijen in conventie en in reconventie strekken tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap alsmede tot verrekening van mogelijk over en weer bestaande vergoedingsrechten. De rechtbank zal de conventionele en reconventionele vorderingen in het navolgende daarom als één geheel behandelen. Verdeling van de aandelen; peildatum voor bepaling van de waarde 4.2. Ter comparitie van partijen is besproken dat de waarde van de aandelen van de onderneming en de vaststelling van de peildatum waarop deze dient te worden bepaald, partijen het meest verdeeld houdt. Daarbij komt dat de waarde waartegen de aandelen die aan [gedaagde sub 1] zullen worden toebedeeld, mogelijk van invloed is op de verdere verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Zo kan de mogelijkheid van [eiseres] om de woonlasten te dragen bij toebedeling van de woning aan haar, afhangen van de vergoeding die haar toekomt uit hoofde van overbedeling van [gedaagde sub 1] met betrekking tot de aandelen. De rechtbank zal aldus eerst een beslissing geven op dit punt alvorens de overige onderdelen van het geschil te beoordelen. 4.3. [eiseres] stelt dat als peildatum heeft te gelden 28 juli 2005. Zij voert daartoe aan dat dit het moment is waarop het huwelijk is geëindigd. De redelijkheid en de billijkheid brengen mee dat niet een latere peildatum moet worden vastgesteld, omdat [gedaagde c.s.] na de echtscheiding invloed heeft kunnen uitoefenen op de bedrijfsresultaten en [eiseres] daarmee heeft kunnen benadelen. 4.4. [gedaagde c.s.] stelt dat op grond van vaste jurisprudentie, als peildatum het moment van daadwerkelijke verdeling moet worden gehanteerd, waarbij deze eventueel op 1 januari 2008 gefixeerd kan worden teneinde de te benoemen deskundige een duidelijke opdracht te kunnen verstrekken. Volgens [gedaagde c.s.] heeft hij er geen enkel belang bij om de onderneming slechte resultaten te laten behalen. Daarbij komt dat ook voor de echtscheiding de man alleen de onderneming dreef zodat er in dat opzicht niets is veranderd. 4.5. De rechtbank oordeelt als volgt. Als peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen geldt als hoofdregel het tijdstip van de verdeling, tenzij uit een overeenkomst tussen partijen of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken. Van een overeenkomst tussen partijen is in dit geval geen sprake. Evenmin brengen de eisen van de redelijkheid en de billijkheid mee dat in dit geval van de hoofdregel dient te worden afgeweken. Het enkele gegeven dat de [gedaagde c.s.] mogelijk de bedrijfsresultaten negatief zou beïnvloeden is naar het oordeel van de rechtbank daarvoor onvoldoende. Hierbij is van belang dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat, en op welke wijze, [gedaagde c.s.] invloed heeft uitgeoefend op de bedrijfsresultaten en daarmee de waarde van de aandelen (negatief) heeft beïnvloed. Voorts heeft [gedaagde c.s.] ter comparitie van partijen genoegzaam uiteengezet dat een eventuele waardedaling van het bedrijf in de afgelopen jaren het gevolg is van buiten hem zelf liggende (macro)economische omstandigheden. Het uitgangspunt, namelijk het moment van verdeling als peildatum voor de bepaling van de waarde, heeft hier aldus te gelden. Benoeming van een deskundige 4.6. Partijen hebben gezamenlijk verzocht om een deskundige te benoemen, te weten een Register Valuator, die de waarde van de aandelen in het economisch verkeer op de peildatum zal bepalen. Partijen hebben tijdens de terechtzitting laten blijken er de voorkeur aan te geven dat de rechtbank direct een Register Valuator benoemd, zonder dat partijen zich eerst uitlaten over wie daarvoor concreet in aanmerking zou komen. 4.7. Zoals met partijen is besproken zal de deskundige ook worden opgedragen te onderzoeken of en zo ja op welke wijze het voor de onderneming financieel verantwoord is om het gedeelte van het pensioen dat de vrouw toekomt in verband met de verdeling / verevening van de pensioenrechten af te storten in een aparte pensioenvoorziening. Onder “wat financieel verantwoord is” dient in dit verband ook te worden verstaan dat zonodig onderzocht wordt wat de verantwoorde leencapaciteit/-mogelijkheden van de onderneming zijn teneinde de door de vrouw gevorderde afstorting mogelijk te maken. 4.8. Voorts zullen ook de andere vragen die met partijen tijdens de zitting zijn besproken aan de deskundige worden voorgelegd. In dit verband is nog het volgende van belang. Tijdens de zitting is tussen partijen afgesproken dat [gedaagde c.s.] zijn accountant opdracht zal geven om onderzoek te doen op de volgende punten: 1. Wat is de omvang van de per 28 juli 2005 opgebouwde pensioenrechten in de onderneming, uitgesplitst naar: -ouderdomspensioen -stamrechten -nabestaandenpensioen 2. Wat is de status van het “AOW-overbruggingspensioen” (vindplaats bladzijde 4 van productie 11 bij de conclusie van eis); dient dit pensioen ook tussen partijen verdeeld te worden? 3. Is het mogelijk om de stamrechten te splitsen en wat zijn daarvan de fiscale consequenties? Voor zover [eiseres] zich niet kan verenigen met de uitkomsten van dit onderzoek, is afgesproken dat de deskundige opgedragen zal worden deze door de accountant opgegeven informatie en bevindingen te toetsen op de juistheid daarvan. 4.9. Ook is overeengekomen dat [gedaagde c.s.] inlichtingen zal inwinnen bij de verzekeringsmaatschappij omtrent de mogelijkheid tot splitsing van de lijfrentepolis en wat daarvan de fiscale/financiële consequenties zijn. Hiervoor geldt ook dat de verkregen informatie op verzoek van [eiseres] ook op juistheid door de deskundige kan worden getoetst. 4.10. In dit verband zal de rechtbank – alvorens een deskundige te benoemen - de zaak terugverwijzen naar de rol voor het nemen van een akte door [gedaagde c.s.] binnen een termijn van vier weken. Deze rolverwijzing heeft uitsluitend tot doel om [gedaagde c.s.] in de gelegenheid te stellen om de via zijn accountant en bij de verzekeringsmaatschappij ingewonnen informatie in het geding te brengen. De inhoud van de akte dient daartoe beperkt te zijn. Vervolgens zal [eiseres] met inachtneming van een termijn van vier weken de gelegenheid krijgen om aan te geven op welke punten uit de via [gedaagde c.s.] ingewonnen informatie zij een oordeel van de deskundige wenst. De inhoud van de antwoordakte dient hiertoe beperkt te zijn. 4.11. Ten aanzien van de kosten die de accountant van [gedaagde c.s.] heeft te maken voor het verstrekken van de gevraagde informatie, is met partijen besproken dat – voor zover partijen hierover geen overeenstemming weten te bereiken – de rechtbank hierover bij eindvonnis zal beslissen. 4.12. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden. 5. De beslissing De rechtbank in conventie en in reconventie 5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 januari 2008 voor het nemen van een akte door [gedaagde c.s.] als omschreven onder 4.10., 5.2. bepaalt dat de zaak daarna met eenzelfde termijn weer op de rol zal komen voor het nemen van een antwoordakte door [eiseres] als omschreven onder 4.10., 5.3. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2007. w.g. griffier w.g. rechter