Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8735

Datum uitspraak2007-11-08
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers07/1336
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 24 Werkloosheidswet. Levert verlies van baan vanwege ingeroepen concurrentiebeding door vorige werkgever verwijtbare werkloosheid op?


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: WW 07-1336-ZWI Uitspraak in het geding tussen [Eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. J.T.F. van Berkel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder. 1 Ontstaan en loop van de procedure Bij brief van 14 november 2006 heeft eiseres een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (hierna:WW) aangevraagd. Bij besluit van 27 november 2006 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 14 december 2006 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 14 maart 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 16 april 2007 beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2007. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Kloppers. 2 Overwegingen 2.1. Feiten en omstandigheden die als vaststaand worden aangenomen. Eiseres was van januari 1999 tot 1 april 2006 in dienst bij Refill BV (hierna Refill), laatstelijk als Senior Telesales medewerker. Refill levert printsupplies aan bedrijven. Eiseres belde vaste klanten in verband met levering van benodigdheden voor printers en kopieerapparaten. De arbeidsovereenkomst van eiseres met Refill bevatte een concurrentiebeding. Eiseres is op 1 april 2006 in dienst getreden van ICT-Supply.COM BV (hierna: ICS) als accountmanager. Eiseres belde in die functie bedrijven voor de levering van hard- en software. Op 7 november 2006 heeft de kantonrechter na een vordering daartoe van Refill, eiseres geboden om zich te onthouden van iedere concurrerende activiteit ten behoeve van ICS tot en met 31 maart 2007 op straffe van een dwangsom van €1000,- per dag. De kantonrechter heeft daarbij de vraag of ICS als een concurrent van Refill moet worden gezien, voorlopig bevestigend beantwoord. De kantonrechter heeft eveneens overwogen dat eiseres het risico van deze overstap dient te dragen, nu zij Refill onjuist heeft ingelicht over haar nieuwe werkgever. Op 13 november 2006 heeft eiseres een beëindigingsovereenkomst getekend met ICS. Vervolgens heeft zij op 14 november 2006 een WW-uitkering aangevraagd. 2.2. Standpunten van partijen Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet verwijtbaar werkloos is geworden, omdat er aan haar ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt, zoals bedoeld in artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Eiseres is van mening dat ICS niet als concurrent van Refill is aan te merken. Tijdens de procedure bij de kantonrechter is er geen uitspraak gedaan over de vraag of er sprake was van een concurrent en welk concurrentiebeding zou zijn geschonden. Daarnaast is eiseres van mening dat er geen dringende reden was voor ICS om het dienstverband te beëindigen. Ten onrechte gaat verweerder er vanuit dat ICS bij het laten voortduren van het arbeidscontract schadeplichting zou zijn jegens Refill. Deze schadeplichtigheid is slechts een veronderstelling en kan niet als basis dienen voor het aannemen van een dringende reden. Bovendien is in de beëindigingsovereenkomst vermeld dat aan eiseres geen enkel verwijt wordt gemaakt. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Aan haar ontslag lag een dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:678 BW ten grondslag en eiseres heeft verwijtbaar gehandeld. Nu eiseres geen bodemprocedure is gestart, is het kort geding vonnis van de kantonrechter definitief en moet het ervoor worden gehouden dat ICS een concurrent is van Refill. Daardoor bestond er voor ICS een dringende reden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Had de ICS dit niet gedaan, dan was ICS immers aansprakelijk geweest uit een onrechtmatige daad en had ICS mogelijk ook dwangsommen verbeurd aan Refill. Dit is voldoende om aan te nemen dat er voor ICS een dringende reden was om eiseres te ontslaan.Eiseres heeft voor haar indiensttreding bij ICS geen toestemming gevraagd. Ook heeft zij geen procedure gevoerd om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te laten vernietigen. Eiseres heeft derhalve het concurrentiebeding geschonden door in dienst te treden bij ICS. Zij heeft daardoor verwijtbaar gehandeld. 2.3. Wettelijk kader Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt een werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt. Ingevolge artikel 27, eerste lid van de WW weigert het UWV de uitkering blijvend geheel indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3° van deze wet opgelegd, niet is nagekomen, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigert het UWV de uitkering gedeeltelijk door het uitkeringspercentage te verlagen naar 35 over de volledige duur van de uitkering, maar ten hoogste over een periode van 26 weken. In het zesde lid van artikel 27 van de WW is bepaald dat indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn het UWV kan besluiten van het opleggen van een maatregel af te zien. Artikel 7:678, eerste lid, van het BW luidt als volgt: Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 677 beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. 2.4. Beoordeling Gezien het vonnis in kort geding is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er voor ICS een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW bestond om het dienstverband met eiseres te ontbinden. Los van de vraag of ICS als concurrent van Refill moet worden gezien, stond als gevolg van het vonnis van de kantonrechter vast dat eiseres feitelijk haar werkzaamheden niet meer kon verrichten tot aan het einde van haar contractsperiode, vanwege handelen in strijd met het concurrentiebeding. Omdat geen bodemprocedure is gestart, moet van dit voorlopige oordeel van de kantonrechter ook worden uitgegaan. De werkgever heeft dit in zijn werkgeversverklaring naar aanleiding van de WW-aanvraag van eiseres ook als reden voor het ontslag opgegeven. Dat in de beëindigingsovereenkomst is vermeld dat eiseres niets te verwijten valt, en dat als reden voor het ontslag in deze overeenkomst niet is genoemd dat er dringende redenen in de zin van artikel 7:678 BW zouden zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Het is bij de beoordeling van de aanwezigheid van dringende redenen niet van belang of de werkgever zich op het bestaan van deze dringende redenen heeft beroepen. Van belang is blijkens de wetsgeschiedenis slechts of materieel aan de elementen van het begrip dringende redenen in de zin van artikel 7:678 BW is voldaan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit het geval is. Met betrekking tot de vraag of verweerder terecht heeft aangenomen dat eiseres een verwijt kan worden gemaakt vanwege haar ontslag, overweegt de rechtbank het volgende. De gemachtigde van eiseres heeft op de hoorzitting bij verweerder erkend dat eiseres Refill niet juist heeft ingelicht over haar nieuwe werkgever. Voorts blijkt uit de overwegingen van de voorzieningenrechter in het kort geding dat voldoende aannemelijk is geworden dat Refill en ICS dezelfde produkten leveren. Eiseres heeft daartegenover slechts gesteld dat Refill en ICS andersoortige produkten en diensten zouden leveren. Gelet op de twijfel die kennelijk kon bestaan over de vraag of hier sprake was van concurrerende bedrijven, was het voor eiseres aangewezen om over haar nieuwe werkkring in overleg te treden met Refill. Nu zij dit niet heeft gedaan, heeft zij het risico op zich genomen dat Refill in rechte de nakoming van het concurrentiebeding zou vorderen, zoals ook is gebeurd. Dat eiseres als gevolg van deze vordering werkloos is geworden, is dan ook verwijtbaar. Terecht heeft verweerder geoordeeld dat eiseres een verwijt kan worden gemaakt. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Verweerder was derhalve ingevolge artikel 27, eerste lid, van de WW gehouden een maatregel op te leggen. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan eiseres haar gedrag niet in overwegende mate kan worden verweten. Voor het aannemen van een verminderde verwijtbaarheid bestaat dan ook geen aanleiding. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarvoor verwezen zij naar LJN: AB1724 (USZ 2001/140), LJN: AB1440 (USZ 2001/141), LJN: AE8699 (USZ 2002/305), LJN: AF3082 (USZ 2003/67), LJN: AI 0634 (USZ 2003/284) en LJN: AR8541 (USZ 2005/85), kunnen dringende redenen als bedoeld in het zesde lid van artikel 27 van de WW slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een maatregel voor een verzekerde heeft. De rechtbank is niet gebleken van zodanige dringende redenen dat van het opleggen van een maatregel moest worden afgezien. Derhalve houdt het bestreden besluit in rechte stand en moet het beroep ongegrond worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding. 3 Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. P. van Zwieten, rechter, en door deze en mr.drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend. De griffier: De rechter: Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2007. Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden. Afschrift verzonden op: