
Jurisprudentie
BB8730
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers290377 / HA ZA 07-2049
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers290377 / HA ZA 07-2049
Statusgepubliceerd
Indicatie
niet nakoming mededelingsplicht verzekering; acceptatiebeleid verzekeraar. Tussenvonnis.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 290377 / HA ZA 07-2049
Vonnis van 14 november 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. A.M.M. van der Valk,
tegen
rechtspersoon
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna [eiser] en Unigarant genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft met Unigarant een personenautoverzekering gesloten ingaande 24 juli 2006,waarbij [eiser] een Audi type 4B All Road, bouwjaar 2003 en kenteken [kenteken] (verder: "de auto") heeft verzekerd onder meer tegen het risico van diefstal. Op de polis is als dagwaarde van de auto vermeld € 40.000,--.
2.2 Op 2 februari 2007 heeft [eiser] bij de politie Midden en West Brabant aangifte gedaan van diefstal van de auto, welke aangifte luidt als volgt:
"Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto. Op eerstgenoemde pleegdatum/ - tijd plaatste ik het motorvoertuig op genoemde pleegplaats/ - adres, zijnde de parkeerplaats van restaurant [restaurant].
Op laatstgenoemde pleegdatum/ - tijd bleek het voertuig gestolen te zijn.
Op 5 december 2006 ben ik overvallen in [woonplaats]. Men heeft toen onder andere de auto-sleutels, waaronder die van het auto alarm, weggenomen. Mogelijk zijn het dezelfde daders, omdat men anders de auto niet wegkrijgt ivm het alarm. Ik heb de sleutels wel opnieuw in laten lezen, dus men kan de auto niet meer starten met de oude sleutels.
Het voertuig was wel afgesloten".
2.3 Unigarant heeft een onderzoek laten instellen door CED Forensic, dat een rapport d.d. 26 februari 2007 heeft uitgebracht. Naar aanleiding van dit rapport heeft Unigarant [eiser] bij brief d.d. 21 maart 2007 het volgende bericht:
“(...)
Op 2 februari 2007 is uw voertuig volgens uw opgave gestolen van de drukke parkeerplaats bij [restaurant] [...] te [plaats B.]. Ondanks de drukke locatie zijn echter de daders niet gezien, zijn er geen glasresten o.i.d. aangetroffen en is geen alarm gehoord. Voor ons zijn er nog vele vragen onbeantwoord.
De gestelde toedracht staat voor ons nog onvoldoende vast.
Verder zijn er omstandigheden bij het aangaan van de verzekering verzwegen, die voor een goede beoordeling van het risico essentieel waren om te weten. Deze had u kijkend naar Burgerlijk Wetboek art 7:930 bij ons moeten melden.
Had u ons juist en volledig geïnformeerd, dan hadden wij uw verzekeringsaanvraag niet geaccepteerd.
Concreet spreken we dan over:
- het niet noemen van eerdere geclaimde schade gevallen,
- het niet melden van een intrekking rijbewijs uit 2003,
- het niet melden dat u autohandelaar bent,
- het niet melden van strafrechtelijk verleden de laatste 8 jaar.
We zullen deze en alle andere lopende polissen per 16.04.2007 stopzetten gezien bovengenoemde. De schade zullen wij niet vergoeden omdat wij van mening zijn dat wij opzettelijk zijn misleid bij de aanvraag.
(...)"
2.4 In het kader van het onderzoek van CED Forensic heeft [eiser] een schriftelijke verklaring afgelegd op basis van een aan hem voorgelegde (vragen)lijst (productie 10 bij dagvaarding). De vraag (nummer 8.5) of hij ooit met politie en/of justitie in aanraking is geweest dan wel aan hem bij vonnis (voorwaardelijk) de rijbevoegdheid is ontzegd heeft [eiser] bevestigend beantwoord. Volgens zijn opgave is [eiser] in 1997 en 1998 veroordeeld in verband met de Opiumwet en in 2001 wegens mishandeling, terwijl hij omstreeks 2003 in verband met te hard rijden zijn rijbewijs 6 weken "kwijt is geweest".
2.5 Op het aanvraagformulier van de verzekering, dat na invulling door [eiser] op 25 juli 2006 is ondertekend, is de volgende vraag opgenomen:
"rijbewijs ingetrokken afgelopen 5 jaar ja nee" [eiser] heeft deze vraag niet beantwoord.
2.6 Op de achterzijde van het aanvraagformulier van de verzekering wordt de aanvrager gewezen op de omvang van diens mededelingsplicht en de gevolgen van tekortkomingen in de mededelingsplicht terwijl voorts de volgende vraag over een eventueel strafrechtelijk verleden wordt gesteld:
"Bent u (...) in de laatste acht jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Bijvoorbeeld omdat u (...) werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit? Zo ja, geef dan aan om welk strafbaar feit het ging, of het tot een rechtszaak is gekomen, wat het resultaat daarvan was en of eventuele (straf)maatregelen al zijn uitgevoerd. (U kunt deze informatie desgewenst vertrouwelijk aan de directie zenden)."
[eiser] heeft op deze vraag geen opgave verstrekt van zijn hiervoor onder 2.4 vermelde strafrechtelijk verleden.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert kort samengevat:
a. veroordeling van Unigarant tot betaling van € 42.139,18 vermeerderd met wettelijke rente vanf 10 juni 2007 tot de dag van voldoening;
b. een verklaring voor recht dat de opzegging van de polissen door Unigarant bij brief d.d. 21 maart 2007 niet rechtsgeldig althans nietig is;
c. een verklaring voor recht dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade die [eiser] lijdt als gevolg van het niet uitkeren van de schade en het opzeggen van de andere polissen;
d. veroordeling van Unigarant in de kosten van de procedure.
3.2. Unigarant voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben gedebatteerd over de vraag of de verzekerde gebeurtenis - de diefstal - zich heeft voorgedaan. In verband met de onduidelijkheden rond de toedracht van de door [eiser] gestelde diefstal - er zijn geen braaksporen aangetroffen, niemand heeft iets van de diefstal bemerkt en onaannemelijk is dat de auto kan worden gestolen zonder dat het door de polis voorgeschreven beveiligingssysteem afgaat - heeft Unigarant de toedracht betwist en betoogd dat [eiser] daarvan bewijs dient te leveren. Tevens dient volgens Unigarant door [eiser] te worden bewezen dat de auto was voorzien van bedoeld beveiligingssysteem. De rechtbank gaat in dit stadium van de procedure uit proceseconomische overwegingen hieraan voorbij en beperkt zich tot de vraag of [eiser] heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht en - nu dit niet het geval is, zoals hierna zal worden overwogen - welke gevolgen daaraan dienen te worden verbonden.
4.2 Met betrekking tot de onder 2.3 aangehaalde brief van Unigarant heeft Unigarant ter comparitie verklaard dat zij van de daarin genoemde afwijzingsgronden alleen de volgende handhaaft:
- het niet melden op het aanvraagformulier van de intrekking van het rijbewijs in 2003;
- het niet melden van het strafrechtelijk verleden in de laatste 8 jaar voorafgaande aan het afsluiten van de verzekering.
4.3 [eiser] heeft desgevraagd ter comparitie de door hem aan CED Forensic verstrekte gegevens omtrent zijn strafrechtelijk verleden als volgt gepreciseerd (waarbij de door hem vermelde veroordeling wegens overtreding van de Opiumwet in 1997 door de rechtbank buiten beschouwing wordt gelaten in verband met de termijn van acht jaar voorafgaande aan het sluiten van de verzekering, bedoeld in artikel 7:928 lid 5 BW):
in 1998 is [eiser] wegens overtreding van de Opiumwet na een voorarrest van vijf weken veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur terwijl tevens een ontnemingvordering tegen hem is ingesteld;
in 2001 is [eiser] wegens mishandeling veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden;
Met betrekking tot de intrekking van zijn rijbewijs gedurende 6 weken in 2003 heeft [eiser] niets toegevoegd aan zijn opgave als vermeld onder 2.4, waarbij wordt aangetekend dat het proces-verbaal abusievelijk een termijn van 6 maanden in plaats van 6 weken vermeldt.
4.4. Daar de verzekering is afgesloten ingaande 24 juli 2006 dient in verband met de termijn van acht jaar genoemd in artikel 7:928 lid 5 BW te worden nagegaan of bij de beoordeling van de op [eiser] rustende mededelingsplicht ook de door hem genoemde veroordeling wegens overtreding van de Opiumwet in 1998 behoort te worden betrokken.
Het had op de weg van [eiser] gelegen om concreet aan te geven dat dit feit - waaronder blijkens de betreffende vraag van Unigarant ook de uitvoering van eventuele strafmaatregelen is te verstaan - zich (geheel) heeft afgespeeld voor 24 juli 1998. Nu [eiser] op dat punt ook ter comparitie verder niets heeft verklaard, hoewel Unigarant bij antwoord heeft aangevoerd dat [eiser] hierover duidelijkheid moet verschaffen, gaat de rechtbank ervan uit dat bedoeld feit valt binnen genoemde termijn van acht jaar.
4.5 [eiser] gaat in zijn stellingen omtrent de op hem rustende mededelingsplicht ten aanzien van zijn strafrechtelijk verleden niet in op de daarop gerichte vraag van Unigarant, opgenomen op de achterzijde van het aanvraagformulier. Gesteld noch gebleken is dat bij [eiser] sprake is geweest van enig misverstand omtrent de bedoeling en de reikwijdte van deze vraag. [eiser] benadrukt wel dat hij op een overeenkomstige vraag van CD Forensic zijn onder 2.4 weergegeven strafrechtelijk verleden wel heeft opgegeven (waarbij [eiser] overigens terecht er op wijst dat in de vraag van CD Forensic de termijn van acht jaar van artikel 7:928 lid 5 BW niet is gerespecteerd). De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] door het niet vermelden van zijn strafrechtelijk verleden ondanks de daarop gerichte vraag zijn mededelingsplicht tegenover Unigarant niet is nagekomen.
4.6 [eiser] heeft in de dagvaarding betoogd dat bij hem van opzet tot misleiding van Unigarant geen sprake is geweest. Unigarant heeft weliswaar in haar brief d.d. 21 maart 2007, aangehaald onder 2.3, het standpunt ingenomen dat [eiser] haar opzettelijk heeft misleid, doch nu zij daarop bij antwoord niet meer is teruggekomen, acht de rechtbank dit (aanvankelijke) verweer van Unigarant onvoldoende onderbouwd en gaat zij daaraan voorbij.
Dit brengt tevens mee dat aan de niet beantwoording door [eiser] van de vraag naar de intrekking van zijn rijbewijs geen betekenis toekomt, nu dat volgens artikel 7:928 lid 6 BW slechts anders is indien gehandeld is met het opzet de verzekeraar te misleiden.
4.7 Unigarant heeft aangevoerd dat zij de bij kennis van het strafrechtelijk verleden van [eiser] diens verzekeringsaanvraag in het geheel niet zou hebben aanvaard. Dit verweer, indien gegrond, is gelet op het bepaalde in de artikelen 7:929 lid 2 en 930 lid 4 BW in beginsel beslissend voor de beoordeling van de vorderingen van [eiser].
Duidelijkheidshalve overweegt de rechtbank dat in dit verband - anders dan Unigarant bij kennelijk meent (zie haar betoog bij antwoord onder 14) - in eerste instantie maatgevend is het acceptatiebeleid in 2006 van Unigarant zelf. Hoe een redelijk handelend verzekeraar zou beslissen, komt mogelijk aan de orde indien Unigarant in een geval als het onderhavige geen eigen acceptatiebeleid mocht blijken te hebben of indien het beleid van Unigarant in het nadeel van [eiser] zou afwijken van dat van een redelijk handelend verzekeraar.
Nu Unigarant in verband met de niet nakoming van de mededelingsplicht van [eiser] zich heeft beperkt tot het in artikel 7:930 lid 4 BW bedoelde verweer, wordt Unigarant in de gelegenheid gesteld bij akte toe te lichten dat volgens het bij Unigarant ten tijde van het sluiten van de verzekering geldende acceptatiebeleid het strafrechtelijk verleden van [eiser] zoals weergegeven onder 4.3 tot gevolg zou hebben gehad dat Unigarant de onderhavige autoverzekering niet zou hebben gesloten.
Unigarant wordt tevens verzocht het hier bedoelde acceptatiebeleid aannemelijk te maken door overlegging van stukken waaruit dit beleid blijkt. Daarbij valt met name te denken aan
- (al dan niet interne) beleidsnotities en -instructies betrekking hebbend op het acceptatiebeleid van Unigarant;
- acceptatiebeslissingen van Unigarant in vergelijkbare gevallen.
4.8 [eiser] wordt te zijner tijd in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door
Unigarant te nemen akte.
4.9 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing.
De rechtbank
Verwijst de zaak naar de rol van 9 januari 2008 voor het nemen van de onder 4.7 genoemde akte door Unigarant.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007