
Jurisprudentie
BB8684
Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3466 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3466 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herhaalde aanvraag WAO-uitkering. Geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
Uitspraak
06/3466 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 8 juni 2006, 05/1411 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2007. Appellante is aldaar, zoals tevoren is bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.R. Bos.
II. OVERWEGINGEN
Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende.
Appellante heeft aan het Uwv gevraagd terug te komen van het besluit van 4 juli 2003, waarbij op grond van een theoretische schatting is geweigerd om aan appellante met ingang van 17 februari 2003 een uitkering toe te kennen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Bij besluit van 29 augustus 2005 heeft het Uwv afwijzend op deze aanvraag beslist en deze afwijzing is bij besluit van 27 oktober 2005, verzonden 5 december 2005, (hierna: bestreden besluit) gehandhaafd onder de overweging dat geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak als haar oordeel gegeven dat de nader door de huisarts en de reumatoloog van appellante gestelde diagnose (fibromyalgie) is gebaseerd op reeds eerder bekende medische onderzoeksgegevens, zodat er geen sprake is van een novum als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet kan worden staande gehouden dat het Uwv niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om van het besluit van 4 juli 2003 terug te komen.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Appellante blijft van mening dat het Uwv op grond van de nader gestelde diagnose fibromyalgie had moeten concluderen dat appellante ten tijde van belang minder belastbaar was dan is aangenomen.
De Raad overweegt als volgt.
Allereerst stelt de Raad vast dat het besluit van 4 juli 2003 met de uitspraak van de rechtbank Assen van 15 januari 2004, 03/723, waartegen geen rechtsmiddel is aangewend, in rechte onaantastbaar geworden is.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellante aan haar verzoek om terug te komen van het besluit van 4 juli 2003 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank gehanteerde overwegingen en maakt deze tot de zijne.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en
J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 november 2007.
(get.) J. Brand.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
MK