
Jurisprudentie
BB8593
Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460664-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460664-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht afpersing en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht bewezen en legt een gevangenisstraf op hoger dan door de officier van justitie is geëist. Zij overweegt in dit verband dat nu geen kliniek is gevonden die verdachte de voor hem benodigde behandeling kan bieden, de veiligheid in de samenleving een lange gevangenisstraf vereist. (Promis)
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460664-06
Uitspraak d.d.: 23 november 2007
Tegenspraak / dip / oip / oip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1969],
wonende te [plaats],
verblijvende in de PI Achterhoek - Lunettestraat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2007, 8 juni 2007, 5 september 2007 en 9 november 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 december 2006 in de gemeente Apeldoorn,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel] Apeldoorn, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (met een bivakmuts
over het hoofd):
- die [slachtoffer C] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen het
hoofd heeft gezet en/of tegen het hoofd heeft gehouden en/of een vuurwapen,
althans een daarop gelijkend voorwerp in de rug heeft gedrukt en/of gedrukt
heeft gehouden, althans een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp
in de richting van die [slachtoffer C] heeft gehouden en/of
- (daarbij) die [slachtoffer C] de woorden heeft toegevoegd: "Schiet op, naar binnen,
naar binnen" en/of (vervolgens) die [slachtoffer C] heeft gedwongen de winkel(gelegen
aan/nabij [adres]) binnen te gaan en/of
- (vervolgens) met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in
de richting van die [slachtoffer A] is gelopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer A]
(met kracht) bij de schouder heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft
gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer A] heeft geduwd in de richting van de
kassa, althans heeft gedwongen richting de kassa te lopen, en/of
(vervolgens) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, in de nek, althans
tegen het hoofd, heeft geslagen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] de woorden heeft
toegevoegd: "Doe alles in de tas(sen)" en/of "Pak een tas" en/of
- (vervolgens) met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in
de richting van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] heeft gezwaaid
en/of getoond en/of (vervolgens) het vuurwapen, althans een daarop gelijkend
voorwerp, heeft doorgeladen, althans een schuivende beweging over het
pistool heeft gemaakt;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 december 2006 in de gemeente Apeldoorn,
[slachtoffer D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die
Van Tavenhove een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
voorgehouden en/of een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
gericht op die [slachtoffer D] en/of (daarbij) deze [slachtoffer D] dreigend de
woorden toegevoegd: "Blijf hier staan", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast:
Op 7 december 2006 omstreeks 17:15 uur is verdachte lopend naar de [winkel] aan de Koninginnelaan te Apeldoorn gegaan. Op het terrein van de [winkel] stond [slachtoffer C], medewerkster bij de [winkel], een sigaret te roken. Met een zwarte muts op en met een pistool in zijn hand dwong verdachte [slachtoffer C] de [winkel] in te gaan. Onderweg naar de kassa's liepen ze voorbij de collega van [slachtoffer C], [slachtoffer A]. Verdachte dwong [slachtoffer A] mee te lopen naar de kassa's. Bij de kassa's heeft verdachte geroepen dat ze geld in tassen moesten doen. Verdachte heeft tegen een man die de winkel wilde verlaten, gezegd, dat hij moest blijven staan. Verdachte richtte daarbij zijn pistool op de man. De man heeft de winkel vervolgens wel verlaten. De drie medewerksters van de [winkel] hebben geld uit de kassa's in plastic [winkel]-tassen gedaan. Verdachte heeft gezegd dat de medewerksters moesten opschieten. Terwijl de medewerksters bezig waren geld in de tassen te doen, hoorden zij een geluid alsof het pistool werd doorgeladen. De medewerksters hebben de tassen aan verdachte gegeven. Verdachte is met deze tassen de winkel uitgelopen.
Onderweg heeft verdachte zich ontdaan van de handschoenen die hij aanhad, van zijn paraplu, muts en pistool en van de plastic [winkel]-tassen. Toen hij werd aangehouden werd een bedrag van € 2.360,61 in zijn broek- en jaszakken aangetroffen. In een plastic [winkel]-tas die op de door verdachte afgelegde route werd gevonden, is € 0,51 aangetroffen.
Bewijsmotivering
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes. Voor zover in de tenlastelegging wordt gesproken over het slaan van [slachtoffer A] en wat betreft het woord 'bivak' heeft ze geconcludeerd tot vrijspraak nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
2. Namens verdachte is naar voren gebracht dat hij de feiten bekent, doch dat de formulering van het eerste ten laste gelegde feit niet helemaal klopt. Verdachte ontkent dat hij het wapen tegen het hoofd van iemand heeft gezet, dan wel in de rug heeft gedrukt. Hij heeft het wapen wel op personen gericht. Verdachte ontkent verder dat hij iemand heeft geslagen.
Voorts is ten aanzien van beide feiten betoogd dat het wapen niet kon worden gebruikt om daadwerkelijk mee te schieten en dat verdachte de slachtoffers niet in ernstig lichamelijk gevaar heeft gebracht of willen brengen.
3. De rechtbank overweegt dat verdachte ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd (voetnoot 1). Bij de politie heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op het terrein van de [winkel] een vrouw zag in kleding van de [winkel]. Hij had toen zijn bivakmuts al naar beneden. Hij heeft zijn pistool uit zijn binnenzak getrokken, op de vrouw gericht en geroepen dat ze naar binnen moest gaan. Binnen stond nog een medewerkster en er zat een medewerkster achter de kassa. Hij heeft tegen de medewerkster die binnen stond gezegd, dat zij ook mee moest lopen. Bij de paktafel stond een man die de winkel wilde verlaten. Verdachte heeft tegen hem gezegd dat hij moest blijven staan, maar de man deed dat niet. Verdachte heeft de [winkel]-medewerksters de opdracht gegeven de kassa's leeg te halen en het geld in tassen te doen. Hij denkt dat hij vier [winkel]-tassen met geld heeft gekregen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij blijft bij de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd. Hij heeft in aanvulling hierop verklaard dat hij tegen de vrouw die buiten stond heeft gezegd "Schiet op, naar binnen, naar binnen". Verder heeft hij verklaard dat hij misschien wel iemand heeft geduwd en dat hij misschien wel een beweging met het pistool heeft gemaakt alsof hij het doorlaadde. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat de dreiging met het pistool wel genoeg was.
4. Aangeefster [slachtoffer B](voetnoot 2)heeft met betrekking tot feit 1, zakelijk weergegeven, verklaard, dat zij zag dat aan haar collega's [slachtoffer A] en [slachtoffer C] werd opgedragen te lopen in de richting van de kassa's. Zij hoorde de man met luide stem en op gebiedende toon zeggen "opschieten". De man droeg een bivakmuts en had een zilverkleurig wapen bij zich. Aangeefster weet zeker dat dit een pistool was. Ze zag dat [slachtoffer A] geld in een [winkel]-tas deed. [slachtoffer C] kwam bij haar, aangeefster, staan om samen een tas te vullen met geld. Zij zag dat de man het wapen richtte op haar collega's en dat hij zwaaide met het wapen. Ze zag en hoorde vervolgens dat de man het wapen klaar maakte om te vuren. Hij richtte het wapen naar beneden en maakte een schuivende beweging aan het bovenste deel van het wapen. Aangeefster heeft vervolgens haar kassalade geopend en de bakjes met klein geld in de tas gedaan. Ze zag dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] tassen aan de man gaven, waarna de man naar buiten liep.
5. Aangeefster [slachtoffer A] (voetnoot 3) heeft met betrekking tot feit 1, zakelijk weergegeven, verklaard, dat haar collega [slachtoffer C] de winkel binnen kwam en dat zij haar "help, help" hoorde roepen. Achter haar collega zag ze een man met een bivakmuts op en een zilverkleurig pistool in zijn hand. Ze zag dat de man naar haar toe kwam en voelde dat hij haar krachtig beetpakte bij haar schouder. Hij zei dat ze mee moest lopen en hij duwde haar voor zich uit. Aangeefster voelde dat de overvaller haar enkele keren in haar nek sloeg. Toen ze bij de kassa's kwamen riep de overvaller tegen hen dat ze alles in tassen moesten doen. [slachtoffer C] heeft een paar plastic tassen gepakt. Aangeefster heeft klein geld en bankbiljetten in een plastic [winkel]-tas gedaan. De man nam de tas van haar over. Aangeefster zag dat hij een keer met zijn pistool zwaaide. Ook maakte hij een schuivende beweging, het leek of hij aan het pistool trok. Aangeefster hoorde hierbij een klikgeluid.
6. Aangeefster [slachtoffer C] (voetnoot 4) heeft met betrekking tot feit 1, zakelijk weergegeven, verklaard, dat ze buiten onder het afdakje bij de winkelwagens stond te roken. Er kwam een persoon op haar aflopen. Vervolgens voelde ze iets tegen haar hoofd. Ze keek en zag dat de persoon een vuurwapen tegen haar hoofd hield. De man ging naast haar staan en drukte het vuurwapen in haar rug. Ze hoorde hem vervolgens zeggen "schiet op, naar binnen, naar binnen". Ze liepen de winkel in en ze hoorde de man roepen "opschieten, opschieten". Ze liepen in de richting van de kassa's. Toen ze langs haar collega [slachtoffer A] kwamen zei aangeefster tegen haar "help me, help me". De dader riep tegen aangeefster "schiet op, loop door". Aangeefster bemerkte dat ook [slachtoffer A] door de dader was meegenomen. Ze zag dat [slachtoffer A] achter kassa 2 ging zitten. De dader riep dat [slachtoffer A] al het geld moest pakken. Tegen aangeefster zei hij dat ze tassen moest geven. Aangeefster heeft vervolgens tassen gegeven aan [slachtoffer A] en aan [slachtoffer B]. Aangeefster hoorde vervolgens een klik. Ze zag dat de dader de bovenkant van het vuurwapen naar achteren haalde en losliet en dat hij het wapen weer op haar richtte. Ze heeft tassen aan [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gegeven en heeft [slachtoffer B] geholpen geld in de tas te doen. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] hebben de tassen aan de dader gegeven.
7. Aangever [slachtoffer D] (voetnoot 5) heeft met betrekking tot feit 2, zakelijk weergegeven, verklaard, dat hij naar de uitgang van de [winkel] liep. Hij draaide zich om en zag dat de man hem had gezien. De man richtte zijn vuurwapen op hem, keek hem aan en zei iets van: "blijf hier staan".
8. De rechtbank acht op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zijn verklaring bij de politie en de hiervoor onder 4 tot en met 7 genoemde bewijsmiddelen het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wat betreft het woord 'bivak' vrijspraak dient te volgen. Hoewel zowel verdachte als de aangevers verklaren dat verdachte een bivakmuts op had, heeft verdachte ter terechtzitting tevens verklaard dat hij geen gaten in de muts had gemaakt. Op de foto's die van de muts zijn gemaakt, zijn ook geen gaten te zien. De rechtbank overweegt voorts dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte het pistool bij [slachtoffer C] tegen het hoofd heeft gezet en in haar rug heeft gedrukt. Verdachte heeft dit steeds ontkend en naast de verklaring van aangeefster [slachtoffer C] is hiervoor geen steunbewijs. Evenmin is er voldoende bewijs dat verdachte [slachtoffer A] bij de schouder heeft gepakt en haar heeft geslagen.
Concluderend is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Bewezen wordt verklaard dat:
1.
hij op 7 december 2006 in de gemeente Apeldoorn, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan de [winkel] Apeldoorn, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met een muts over het hoofd:
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer C] heeft gehouden en
- daarbij die [slachtoffer C] de woorden heeft toegevoegd: "Schiet op, naar binnen, naar binnen" en vervolgens die [slachtoffer C] heeft gedwongen de winkel gelegen aan de Koninginnelaan binnen te gaan en
- vervolgens met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer A] is gelopen en die [slachtoffer A] heeft geduwd in de richting van de kassa, althans heeft gedwongen richting de kassa te lopen, en
- vervolgens die [slachtoffer A] en [slachtoffer C] en [slachtoffer B] de woorden heeft toegevoegd: "Doe alles in de tassen" en/of "Pak een tas" en
- vervolgens met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] heeft gezwaaid en het vuurwapen heeft doorgeladen, althans een schuivende beweging over het pistool heeft gemaakt;
2.
hij op 7 december 2006 in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op die [slachtoffer D] en daarbij deze [slachtoffer D] dreigend de woorden toegevoegd: "Blijf hier staan".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: afpersing
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een persoonlijkheidsonderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapportage gedateerd 30 mei 2007 en opgemaakt door P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe, alsmede in een rapport gedateerd 6 augustus 2007 en opgemaakt door H.E.M. Beek, psychiater. De rechtbank neemt de conclusies van deze rapporten, inhoudende dat verdachte enigszins tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, over.
De verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door de Reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling.
2. De raadsman heeft verklaard zich te kunnen vinden in een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontract. Tegen de duur van de gevorderde gevangenisstraf heeft hij aangevoerd dat verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat hij heeft meegewerkt aan de aanhoudingsverzoeken om een persoonlijkheidsonderzoek te laten uitvoeren en om de behandelingsmogelijkheden te onderzoeken. Hij verzoekt de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak in voorlopige hechtenis zal hebben doorgebracht en de straf voor het overige in voorwaardelijke vorm op te leggen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden. Verdachte is, nadat hij zijn geld had vergokt, weloverwogen te werk gegaan. Hij heeft een gewapende overval gepleegd met als enig doel winstbejag. Verdachte heeft zich bij de overval bediend van een vuurwapen, waarmee hij zowel de medewerksters van de [winkel] als een klant heeft bedreigd. Hierdoor zijn verschillende personen het slachtoffer geworden van het strafbare handelen van verdachte. Algemeen bekend is dat de psychische en/of lichamelijke gevolgen van dergelijke gebeurtenissen ernstig en langdurig kunnen zijn. Hoewel verdachte van mening is dat hij geen slachtoffers kon maken met het wapen, heeft hij zich overigens kennelijk niet bekommerd om het welzijn van zijn slachtoffers, althans zijn drang naar geldelijk gewin laten prevaleren. Verder komt uit de justitiële documentatie naar voren dat verdachte al vele malen is veroordeeld, voornamelijk ter zake van ernstige gewelds- en gekwalificeerde vermogensmisdrijven.
5. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de door voornoemde deskundigen over verdachte opgemaakte rapporten. Daaruit komt naar voren dat er sprake is van een ziekelijke stoornis (misbruik van middelen) en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er zijn aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale kenmerken en een gebrekkig geïnternaliseerde gewetensfunctie. Voorts is sprake van een agressieregulatiestoornis samengaande met alcoholmisbruik. Vanaf de puberteit is sprake van met name ernstig drugsgebruik (cocaïne) en incidenteel alcoholmisbruik. In het verleden waren er ook gokproblemen. De stoornissen bestonden ten tijde van het ten laste gelegde en hebben verdachtes gedrag beïnvloed. Het recidivegevaar wordt als groot ingeschat. Een klinische behandeling voor zijn drugsgebruik en voor zijn persoonlijkheidsstoornis is noodzakelijk. Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
6. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak tot tweemaal toe aangehouden om de mogelijkheid tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken. Blijkens de rapportage van de Reclassering is er echter geen kliniek die verdachte, gezien zijn problematiek, de behandeling kan bieden die is vereist. Hierdoor is het niet mogelijk vorm te geven aan een plan van aanpak voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
7. De rechtbank komt tot een hogere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, aangezien zij in de geëiste straf onvoldoende de ernst van de gepleegde feiten en het recidivegevaar tot uitdrukking vindt gebracht. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat, nu geen kliniek is gevonden die verdachte de voor hem benodigde behandeling kan bieden, de veiligheid in de samenleving een lange gevangenisstraf vereist.
8. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, in afwijking van de eis van de officier van justitie hieraan geen bijzondere voorwaarde(n) verbinden. Zij overweegt ter zake, dat voor enige vorm van ambulante begeleiding kennelijk geen basis bestaat.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde zijn verkregen dan wel met behulp waarvan het bewezen verklaarde is voorbereid en begaan.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een gasalarmpistool.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 plastic [winkel]-tassen;
- 2 handschoenen;
- 1 muts.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- een jas;
- een trainingsbroek.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Bos en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2007.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte, genummerd PL0620/06-414618
2 Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B], genummerd PL0620/06-414618
3 Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], genummerd PL0620/06-414631
4 Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer C], genummerd PL0620/06-414633
5 Zie het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer D], genummerd PL0620/06-414656