Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8589

Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2027 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Geen verschoonbare overschrijding beroepstermijn.


Uitspraak

07/2027 WW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 januari 2007, 06/1787 WW (hierna: aangevallen uitspraak). in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 20 juni 2007 heeft de Raad het namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen voornoemde uitspraak heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, namens appellant verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 31 oktober 2007, alwaar partijen zoals tevoren bericht niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 20 juni 2007 berust hierop, dat het hoger beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank is ingediend en dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest. De vraag is aan de orde of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad is van oordeel dat de door de gemachtigde van appellant aangevoerde omstandigheden in het verzetschrift geen aanknopingspunten bevatten voor een ander oordeel dan waartoe hij bij zijn uitspraak van 20 juni 2007 is gekomen. Uit hetgeen in verzet is aangevoerd kan de Raad niet anders afleiden dan dat de gemachtigde van appellant niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de verzending van het beroepschrift van 5 maart 2007 aan de Raad per falkpost tijdig is geschied. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007. (get.) N.J. van Vulpen-Grootjans. (get.) M.B. de Gooijer. BvW