Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8585

Datum uitspraak2007-07-04
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers118462 / HA ZA 07-286
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tweede tussenvonnis. Eerste tussenvonnis 25 april 2007; eindvonnis d.d. 26 september 2007. Consumentenrecht, verstekzaak, algemene voorwaarden, beding, onredelijk bezwarend, ambtshalve toetsing, HvJ EG


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak : 4 juli 2007 Zaaknummer : 118462 / HA ZA 07-286 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES BV, h.o.d.n. Visa Card Services, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. A.H. Odekerken-Holtkamp; tegen [Naam gedaagde], [woonplaats], gedaagde, geen procureur gesteld hebbende. 1. Het verdere verloop van de procedure Ter uitvoering van het door deze rechtbank op 25 april 2007 gewezen tussenvonnis, bij welk vonnis de rechtbank volhardt, heeft eiseres een akte genomen en daarbij producties overgelegd. Eiseres heeft daarbij de rechtbank verzocht te beslissen op het rechtbankdossier, waarna de uitspraak van het vonnis nader is bepaald op heden. 2. De beoordeling 2.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de door eiseres genomen akte. 2.2 De rechtbank overweegt allereerst dat zij aan de hand van de door eiseres genomen akte niet kan vaststellen dat de Wet op het Consumentenkre¬diet (WCK) niet van toepassing is op het negatieve saldo van de bruikleenovereenkomst met nummer K000009921590015. Hiertoe wordt overwogen dat eiseres heeft nagelaten om precies aan te geven vanaf welke datum er terzake de genoemde overeenkomst voor het eerst sprake is geweest van een negatief saldo. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de als productie 1 overgelegde overzichten blijkt dat gedaagde, in het kader van de genoemde bruikleenovereenkomst, laatstelijk kasopnames heeft gedaan op 5 september 2004. Nu deze kasopnames slechts € 10,00 en € 20,00 bedroegen en het totale negatieve saldo terzake de onderhavige bruikleenovereenkomst reeds € 3.474,67 bedroeg doet zich de situatie voor dat eiseres kennelijk gedurende een langere periode aan gedaagde krediet heeft verstrekt zonder tijdig de relatie met gedaagde op te zeggen. Daar komt bij dat eiseres eerst in week 1 van 2005 is overgegaan tot registratie van de betalingsachterstand bij de Stichting Bureau Kredietregistratie. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen dan ook gelet op het bepaalde in artikel 34 WCK bij eindvonnis worden afgewezen. 2.3 Eiseres heeft bij de genoemde akte de bij tussenvonnis van 25 april 2007 gevraagde algemene voorwaarden in het geding gebracht (productie 7, akte uitlatingen eiseres). De rechtbank overweegt in dat kader dat de door eiseres gevorderde boete ten bedrage van € 17.834,34 is gegrond op artikel 12.3 sub c van die voorwaarden: “de Card-houder is verplicht op eerste verzoek daartoe de ANWB Visa Card in vier gedeelten geknipt retour te zenden aan Visa Card Services. Bij gebreke hiervan is de Card-houder een boete verschuldigd van € 22,69 voor iedere dag dat de Card-houder de ANWB Visa Card niet heeft teruggezonden.” 2.4 De rechtbank overweegt vervolgens dat zij aan de hand van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (verder: HvJ) van 26 oktober 2006 inzake Claro tegen Móvil (vindplaats: NJ 2007, 201) verplicht is tot ambtshalve toetsing van de geldigheid van het door eiseres aan gedaagde - als consument - tegengeworpen boetebeding, als bepaald in artikel 12.3 sub c van de algemene voorwaarden. Dit mede gelet op de hoogte van de in deze zaak aan gedaagde opgelegde boete. 2.5 Eiseres wordt gelet op hetgeen in 2.3 en 2.4 is overwogen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het onderhavige boetebeding en de geldigheid daarvan, in het licht van het genoemde arrest van het HvJ van 26 oktober 2006. 3. De beslissing De rechtbank: verwijst de zaak naar de rol van 1 augustus 2007 teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten als in dit vonnis is bepaald; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. CM