Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8579

Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800861-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak voor van ontucht verdachte leraar, nu de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte seksuele bedoelingen heeft gehad met zijn handelwijze


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/800861-07 Uitspraak d.d.: 23 november 2007 Tegenspraak / dip / oip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [1963], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2007. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 1 juli 2004, te Steenderen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [1992], immers heeft hij, verdachte, -als leraar van de lagere school [naam], waar die [slachtoffer] toen leerlinge was- (telkens) opzettelijk ontuchtig die [slachtoffer] - op zijn schoot getrokken of genomen en/of - met zijn hand(en) en/of vinger(s), onder de kleding, over de rug en/of de borsten en/of de tepel(s), althans de borststreek, gewreven en/of gestreeld en/of betast en/of - met zijn hand(en) en/of vinger(s) (over) de benen en/of de billen en/of over de vagina en/of schaamlippen, althans de schaamstreek, gewreven en/of gestreeld en/of betast; art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte hiervan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met zijn handen over de schaamstreek en borsten van aangeefster heeft gestreken dan wel de schaamstreek en borsten heeft betast. Naast de verklaring van aangeefster is hiervoor geen ondersteunend bewijs nu verdachte deze handelingen steeds heeft ontkend en de diverse getuigen die zijn verhoord, hierover niets hebben verklaard. Verdachte heeft wel erkend dat aangeefster bij hem op schoot heeft gezeten en dat hij over haar met kleding bedekte benen, (deels ont)blote rug en (deels ont)blote zijkant van haar bovenlichaam heeft gestreken. Deze gedragingen zijn evenwel niet zonder meer als ontuchtig aan te merken. Verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij aangeefster een bepaalde affectie wilde betonen. Hij ervoer een soort vertrouwensband met haar, vergelijkbaar met een ouder-dochter relatie. De bewuste handelingen gaven hem geen seksueel genot en zij gebeurden vaak onbewust als een soort automatisme. Hoewel kan worden ingestemd met verdachtes eigen conclusie, dat hij zich aldus handelend als leraar onprofessioneel en grensoverschrijdend heeft gedragen, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte seksuele bedoelingen heeft gehad met zijn handelwijze. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte op dit punt het voordeel van de twijfel toe, waarbij zij mede in aanmerking heeft genomen, dat blijkens het onderzoek sprake is geweest van een voor de klasgenoten van aangeefster (in beginsel) kenbaar gedragspatroon, dat ook reeds bestond toen aangeefster 4 à 5 jaar jonger was. Daarbij komt nog, dat verdachte uit het onderzoek naar voren is gekomen als een man, die in het sociale verkeer meer dan gemiddeld lichamelijk contact zocht. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering. Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Bos en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2007. Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken