
Jurisprudentie
BB8576
Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757041-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757041-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte in de 'Pink-zaak'. Vrijspraak. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte niet de opdrachtgever geweest van de overval op 29 mei 2006 in de woning van de beide slachtoffers. De daders van de overval op 29 mei 2006 zijn tegen middernacht bij verdachte thuis geweest, maar in het dossier is geen enkel aanknopingspunt gevonden voor de veronderstelling dat de daders van de overval de informatie over de persoon en het adres van de slachtoffers van verdachte hebben ontvangen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VONNIS
parketnummer 09/757041-07
's-Gravenhage, 23 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte E],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1972,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is - na regiezittingen op 10 april 2007, 4 juli 2007 en 24 september 2007 - gehouden ter terechtzitting van 5, 6, 8 en 9 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tevens heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De mishandeling op 27 juli 2005
Op 27 juli 2005 wordt [slachtoffer] in zijn woning aan de [adres 1] mishandeld.
Verdachte [verdachte C] heeft bekend deze mishandeling te hebben gepleegd op verzoek van een persoon die hij kent onder de naam [gebruikersnaam emailadres] (1).
De telefonische bedreigingen in maart en april 2006
Verdachte heeft verklaard dat hij van [gebruikersnaam emailadres] de naam van [slachtoffer] heeft ontvangen als de persoon die in Den Haag het verlengstuk zou zijn van [X labs], een website/bedrijf van [G] (2), via welke voedingsupplementen tegen een lage prijs te koop werden aangeboden. [gebruikersnaam emailadres] is de gebruikersnaam van een persoon die onder die gebruikersnaam gebruik maakte van het emailadres [emailadres] en communiceerde via MSN (3). Verdachte [verdachte A] heeft erkend dat hij in het digitale verkeer gebruik maakte van het emailadres [emailadres]. Voorts heeft hij erkend dat hij de naam van [slachtoffer] aan verdachte heeft gegeven als de persoon die achter [X labs] zat (4). [gebruikersnaam emailadres] vroeg aan verdachte of hij naar die [slachtoffer] toe zou kunnen gaan om hem bang te maken of klappen te geven. Vervolgens stuurt [gebruikersnaam emailadres] aan verdachte een foto, een 06-nummer en adresgegevens van die [slachtoffer], waarna verdachte aan [H] heeft gevraagd [slachtoffer] te bedreigen. Op 12 maart 2006 en op 7 april 2006 hebben deze bedreigingen plaatsgevonden. Daartoe heeft [H] telefonisch contact opgenomen met de familie [slachtoffer] (5).
De gebeurtenissen op 29 mei 2006
Op maandag 29 mei 2006, omstreeks 21.45 uur, zijn de aangevers [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] in hun woning aan de [adres 2], in aanwezigheid van hun vriend [I], overvallen door drie of vier mannen. Op genoemd tijdstip werd aan de voordeur van de woning aangebeld. Nadat [slachtoffer] de deur opende werd hij door twee blanke mannen met kracht vastgepakt en de woning ingeduwd. Één van de mannen had een vuurwapen. Deze man gaf [slachtoffer] met dit vuurwapen een klap op het jukbeen van zijn rechteroog. Gedrieën gingen zij naar de woonkamer. Daarop werd op het raam geklopt, vermoedelijk door een persoon die bij de overvallers hoorde. Vervolgens drongen nog één of twee mannen de woning binnen. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee mannen de trap op hoorde lopen naar de bovenverdieping van de woning, terwijl de twee mannen die het eerst binnenkwamen in de woonkamer bleven. De man met het vuurwapen zei met een Vlaams accent: 'Waar is de cash, jij moet stoppen met die site, waar zijn de spullen'. [slachtoffer] ontkende hier iets van te weten. Daarop kreeg hij wederom een klap met het vuurwapen in zijn gezicht. De slachtoffers werden gesommeerd op stoelen te gaan zitten. Vervolgens werden de slachtoffers met ducktape aan de stoelen vastgezet. Ook de monden van de slachtoffers werden afgeplakt. Opnieuw werd gevraagd: 'Waar is de ferol, waar is de cash' en 'Ik ga heel het huis doorzoeken en als ik iets vind dan vermoord ik jullie' en 'Ja [slachtoffer], als je niets vertelt dan zoeken wij jou wel een keertje op bij de pizza of bij de [hogeschool], want daar zit je toch op school. En de [adres 1], want daar woont je moeder toch. Als je niets vertelt dan vermoorden we haar' en tegen [I] 'Ben jij [G]?'
Vervolgens ging de man met het vuurwapen achter [vriendin slachtoffer] staan en sneed hij met een mes een deel van haar haren af. Het afgeknipte haar werd in een sealbag gedaan. De man met het vuurwapen zei tegen [slachtoffer]: 'Je moet die site platgooien en dat lab voor die anabolen'. De man met het vuurwapen kreeg van een andere man een snoeischaar met gele handvatten plus een sealbag. Hierna ging de man met de tuinschaar op zijn knieën naast de linkerzijde van [slachtoffer] zitten. Hij zei: 'Weet je het echt niet, ik geef je nog één kans. Ik tel tot vijf'.Nadat [slachtoffer] nogmaals ontkende van iets te weten telde de man tot vijf en bij vijf knipte hij de pink van de linkerhand van [slachtoffer] af. De afgeknipte pink werd in de sealbag gedaan en werd meegenomen door de daders. Daarbij werd door de man met het vuurwapen gezegd: 'Dit was een waarschuwing. De volgende keer vermoorden wij jou'. Daarop zijn de daders vertrokken in een auto (6).
Uit medische informatie en een röntgenfoto blijkt dat de pink van [slachtoffer] vrijwel in zijn geheel is afgeknipt (7).
De dreigbrieven in augustus 2006
[verdachte C] heeft erkend op verzoek van [gebruikersnaam emailadres], in ruil voor wat insuline, in augustus 2006 een tweetal brieven en een dvd aan [slachtoffer] en één brief aan de buren van [slachtoffer] te hebben verstuurd. De brieven kreeg hij aangeleverd van [gebruikersnaam emailadres] en hij heeft deze uitgeprint en in door hemzelf aangeschafte enveloppen met postzegels verstuurd. Uit op de computer van [verdachte C] aangetroffen chat-sessies is gebleken dat [gebruikersnaam emailadres] had gevraagd een brief over te typen in Venlo accent (8). De dvd had hij ook van [gebruikersnaam emailadres] gekregen met het verzoek die te kopiëren en één exemplaar aan [slachtoffer] te sturen. [verdachte A] heeft erkend dat hij de dvd en de informatie voor de brieven aan [verdachte C] heeft gegeven en dat het zijn idee was (9). Op 27 september 2006 hebben [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] kennis genomen van de door [verdachte C] gezonden dreigbrieven (10).
Overwegingen met betrekking tot de vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte niet de opdrachtgever geweest van de overval op 29 mei 2006 in de woning van [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] aan de [adres 2]. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De daders van de overval op 29 mei 2006 zijn tegen middernacht bij verdachte thuis geweest, maar in het dossier is geen enkel aanknopingspunt gevonden voor de veronderstelling dat de daders van de overval de informatie over de persoon en het adres van de slachtoffers van verdachte hebben ontvangen. Integendeel, vóór de overval was het [verdachte A] die aan verdachte heeft gevraagd of hij [slachtoffer] bang zou willen maken dan wel klappen zou willen geven. Vervolgens heeft [H] weliswaar op verzoek van verdachte op respectievelijk 12 maart 2006 en 7 april 2006 de familie [slachtoffer] telefonisch bedreigd, maar het was [verdachte A] die daartoe aan verdachte een foto, een 06-nummer en het eerdere adres van [slachtoffer], te weten [adres 1], heeft gegeven. Daarvoor, in juni of juli 2005, was het eveneens [verdachte A] die [verdachte C] de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] flink in elkaar te slaan en ook toen was het [verdachte A] die het adres van [slachtoffer] aan [verdachte C] heeft doorgegeven. Bovendien heeft [verdachte A] daags na die (poging tot zware) mishandeling nogmaals aan [verdachte C] gevraagd [slachtoffer] te mishandelen, omdat [slachtoffer] geen zichtbaar letsel had opgelopen. Vervolgens was het wederom [verdachte A] die ná de woningoverval op 29 mei 2006 [verdachte C] benaderde om in totaal drie door [verdachte A] opgestelde dreigbrieven door te sturen naar [slachtoffer], diens familie en zijn buren, met het verzoek die brieven over te typen in Venlo accent.
[verdachte A] heeft tijdens zijn verhoor op 20 januari 2007 erkend dat hij vooraf wist dat de woningoverval zou gaan plaatsvinden, maar zei vervolgens dat verdachte de opdrachtgever was en dat hij niet wist wanneer het zou gaan gebeuren (11). De rechtbank acht de verklaring van [verdachte A] op dit laatste punt niet geloofwaardig. Zo heeft [verdachte A] daarna, tijdens zijn verhoor op 21 januari 2007, verklaard dat hij van [verdachte F] aan de politie moest doorgeven dat die overval door verdachte was gedaan, maar dat hij dit niet heeft gezegd, omdat verdachte het niet heeft gedaan (12). Tevens verklaarde [verdachte A] tijdens dit verhoor dat hij verdachte de schuld moest geven, dat hij moest vertellen dat verdachte de tussenpersoon was (13), dat verdachte voor het gebeuren moest opdraaien en dat hij aangifte moest doen dat niet [verdachte F], maar verdachte het heeft gedaan (14). Ook blijkens de samenvatting van zijn verhoor op 12 februari 2007, heeft [verdachte A] verklaard dat hij verdachte er niet bij wilde betrekken (15).
Verdachte heeft verklaard dat hij eind mei 2006 nog een bedrag was verschuldigd van € 1.500 aan [gebruikersnaam emailadres]. [gebruikersnaam emailadres] zei tegen verdachte dat hij nog geld aan mensen moest betalen en dat deze mensen bij verdachte langs zouden komen om dat geld op te pikken. Op een gegeven moment kwam [gebruikersnaam emailadres] weer op MSN. Hij kwam met het adres van verdachte op de proppen en meldde dat 'die gozer' vanavond het geld zou komen halen (16). Die avond kwamen twee mannen bij verdachte aan de deur die zeiden dat ze het geflikt hadden. Ze toonden daarbij twee zakjes met daarin haar en een vinger (17). Één van de mannen zei: 'We komen voor het geld van [gebruikersnaam emailadres]' (18).
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte wél geloofwaardig. Waar [verdachte A] wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard, heeft verdachte vanaf het begin grotendeels openheid van zaken gegeven en vrij consistent verklaard. Daarbij komt dat verdachte in zijn eerste verhoor meteen vertelt over het nachtelijke bezoek van de vermoedelijke daders van de woningoverval, hetgeen niet voor de hand zou liggen als verdachte daarbij betrokken zou zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voormelde verklaring van verdachte dat [verdachte A] - die zich zoals eerder overwogen bediende van de naam [gebruikersnaam emailadres] - vóór 29 mei 2006 op de hoogte was van de woningoverval die op 29 mei 2006 plaatsvond in [woonplaats slachtoffer] en [verdachte A] heeft ook erkend dat hij vooraf wist dat de overval zou gaan plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte A] bewust dwaalsporen heeft uitgezet teneinde zelf buiten beeld te blijven. Immers, het was [verdachte A] die het adres [adres 1] heeft achterhaald en heeft doorgegeven aan zowel [verdachte C] als aan verdachte. Het was [verdachte A] die [verdachte C] tot twee keer toe de opdracht gaf [slachtoffer] helemaal in elkaar te slaan en ook was het [verdachte A] die verdachte vroeg of hij [slachtoffer] bang zou willen maken. Tevens heeft [verdachte A] het adres van verdachte in Helmond weten te achterhalen en naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte A] - die in 's-Gravenhage woont - bewust de daders van de woningoverval naar verdachte gestuurd, zodat hij zelf uit zicht zou blijven. De rechtbank acht hiertoe van belang dat [verdachte A], ook ná die woningoverval op 29 mei 2006, [verdachte C] heeft verzocht de drie door hem opgestelde dreigbrieven, welke waren bestemd voor [slachtoffer], over te typen in Venlo accent en deze te posten vanuit Arnhem en Nijmegen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte A] ook ten aanzien van de woningoverval een organiserende rol vervuld en was hij óók bij machte de daders te instrueren om na de overval naar verdachte te gaan. Daarbij heeft [verdachte A] naar het oordeel van de rechtbank op slinkse wijze gebruik gemaakt van de concurrentiestrijd tussen handelaren in voedingsupplementen/anabolen, waarvan hij op de hoogte was.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair) en 3 (primair en subsidiair) is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal, nu de verdachte van de gehele telastlegging wordt vrijgesproken, de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte afwijzen.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair) en 3 (primair en subsidiair) telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Quadekker, voorzitter,
Verbeek en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2007.
(1) ZD/GROEN/V/p. 31 e.v.
(2) ZD/BLAUW/AH/56-65.
(3) V/[verdachte A] N85/43, 62, 64 en 173.
(4) V/[verdachte A] N85/64.
(5) V/[verdachte E] R72/103.
(6) ZD/BLAUW/A/1-3 en ZD/BLAUW/A/5-8.
(7) ZD/BLAUW/GD/2-3.
(8) ZD/BLAUW/AH/905.
(9) V/[verdachte A] N85/67 en 115.
(10) ZD/BLAUW/G/2 en 17.
(11) V/[verdachte A] N85/65.
(12) V/[verdachte A] N85/159 en 160.
(13) V/[verdachte A] N/85/167 en 168.
(14) V/[verdachte A] N85/179 en 180.
(15) ZD/BLAUW/V/245.
(16) V/[verdachte E] R72/104 en 105.
(17) V/[verdachte E] R72/27.
(18) V/[verdachte E] R72/105.