Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8563

Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900051-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte in de 'Pink-zaak'. Gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek. Bewezenverklaarde: medeplegen van gijzeling; medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied, meermalen gepleegd. De rechtbank merkt verdachte aan als de kwade genius achter deze misdrijven.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER VONNIS parketnummer 09/900051-07 's-Gravenhage, 23 november 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" P.C.S. Jeugd Huis van Bewaring De Sprang Unit 3 te 's-Gravenhage. De terechtzitting. Het onderzoek is - na regiezittingen op 10 april 2007, 4 juli 2007 en 24 september 2007 - gehouden ter terechtzitting van 5, 6, 8 en 9 november 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. Bewijs. De mishandeling op 27 juli 2005 Op 27 juli 2005 wordt [slachtoffer] in zijn woning aan de [adres 1] mishandeld. [slachtoffer] verklaart dat er een onbekende man aanbelde die zei te komen in verband met een openstaande schuld. De man had een folder in zijn hand. In de woning is [slachtoffer] één of twee keer geslagen met de folder. [slachtoffer] voelde dat de klap behoorlijk aan kwam en dat hij in ieder geval op zijn rechterschouder is geslagen. Hij heeft een rode plek op zijn rechterschouder en deze schouder doet ook pijn. Ook heeft hij een wond op zijn kin opgelopen, zijn kaak doet ook behoorlijk pijn (1). In het dossier bevinden zich twee foto's van het letsel van aangever [slachtoffer] (2) alsmede een medische verklaring (3). Verdachte [C] heeft bekend deze mishandeling te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij het slachtoffer eerst met zijn linkervuist op zijn kaak heeft geslagen en vervolgens een stalen pijp (50 cm lang, 5 cm dik, 1 kg) uit zijn broeksband heeft gepakt en daarmee het slachtoffer, die wegrende richting de voordeur, op zijn schouderblad heeft geslagen (4). [verdachte C] heeft verklaard deze mishandeling te hebben gepleegd op verzoek van een persoon die hij kent onder de naam [gebruikersnaam e-mailadres] (5). Met deze persoon had [verdachte C] via email en MSN contact. [gebruikersnaam e-mailadres] had hem geld en een foto van het slachtoffer [slachtoffer] toegezonden en hem gevraagd [slachtoffer] in elkaar te slaan. [gebruikersnaam e-mailadres] had gezegd dat er bankdirecteuren waren die nog geld tegoed hadden van het slachtoffer. Op verzoek van [gebruikersnaam e-mailadres] heeft [verdachte C] een voorwerp meegenomen, omdat [gebruikersnaam e-mailadres] wilde dat het helemaal verkeerd zou aflopen met het slachtoffer (6). Nadat [verdachte C] op verzoek van [gebruikersnaam e-mailadres] al een aantal keren in [woonplaats slachtoffer] was geweest om het adres van het slachtoffer te achterhalen, heeft hij uiteindelijk het adres van [gebruikersnaam e-mailadres] gekregen. [gebruikersnaam e-mailadres] had hem gezegd dat hij met de oma van het slachtoffer had gebeld om op die manier achter het adres van het slachtoffer te komen, hetgeen ook gelukt was (7). [verdachte C] is op 27 juli 2005 naar [woonplaats slachtoffer] gegaan om het slachtoffer te mishandelen. Daags na de mishandeling heeft [gebruikersnaam e-mailadres] hem gevraagd nog een keer terug te gaan om het goed te doen, omdat het slachtoffer geen zichtbaar letsel had, zodat het slachtoffer zich onder doktersbehandeling moest stellen. Dit heeft [verdachte C] geweigerd (8). De digitale identiteit van verdachte [verdachte C] heeft verklaard dat hij de naam en het adres van [slachtoffer] heeft gekregen van [gebruikersnaam e-mailadres]. Hij had met deze persoon contact via het emailadres [e-mailadres] en via MSN waarbij die persoon de naam [gebruikersnaam e-mailadres] gebruikte. [verdachte C] heeft verklaard dat [gebruikersnaam e-mailadres] dezelfde persoon is als de gebruiker van het emailadres [e-mailadres]. De gebruiker van dat emailadres is namelijk degene geweest die de gebruikersnaam [gebruikersnaam e-mailadres] heeft gekozen om via MSN met [verdachte C] te kunnen communiceren (9). Verdachte heeft erkend dat hij in het digitale verkeer gebruik maakte van het emailadres [e-mailadres] (10). Hij heeft - na in de verhoren van 20 januari 2007 erkend te hebben dat hij vereenzelvigd zou kunnen worden met [gebruikersnaam e-mailadres] - in latere verhoren gesteld, dat hij [gebruikersnaam e-mailadres] niet is en dat de voor hem belastende mailtjes door een ander - mogelijk de 'echte' [gebruikersnaam e-mailadres] - zijn verzonden. De site van [gebruikersnaam e-mailadres] zou ook door anderen gebruikt kunnen worden. De rechtbank laat in het midden of ook derden van de naam [gebruikersnaam e-mailadres] gebruik gemaakt hebben of daartoe in de mogelijkheid waren. Voor haar staat vast dat het verdachte is geweest die onder de naam [gebruikersnaam e-mailadres] met [verdachte C] en [verdachte E] heeft gecommuniceerd en hen heeft voorzien van informatie over [slachtoffer]. Naast de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [verdachte C] als getuige in de zaak tegen [verdachte A], neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verdachte in verschillende verhoren heeft erkend de website [gebruikersnaam e-mailadres] en de naam [gebruikersnaam e-mailadres] te hebben gebruikt (11), dat hij heeft nagelaten ook maar een enkele aanwijzing te geven omtrent de identiteit van de beweerde persoon achter de site van [gebruikersnaam e-mailadres] en voorts dat hij de postbus van [gebruikersnaam e-mailadres] beheerde en de betaling hiervoor van zijn rekening werd afgeschreven, dat hij bestellingen opnam en - dit alles onder de identiteit van [gebruikersnaam e-mailadres] of een afgeleide daarvan - voor de afleveringen zorgde en de betalingen daarvoor incasseerde (12). Naar het oordeel van de rechtbank kan niet tot een ander oordeel worden gekomen, dan dat verdachte met gebruikmaking van de digitale identiteit van [gebruikersnaam e-mailadres] degene is geweest die met anderen via email of MSN communiceerde onder die naam of een afgeleide daarvan. De rechtbank houdt hem verantwoordelijk voor de inhoud daarvan. Verdachte heeft zich zorgvuldig van een digitale identiteit voorzien, waarachter hij zich kon verschuilen indien hem dat van pas kwam. De bekennende verklaringen van verdachte d.d. 20 januari 2007 Verdachte heeft in twee verhoren op 20 januari 2007 erkend dat hij in 2005 de naam van [slachtoffer] en het adres [adres 1] aan [verdachte C] heeft doorgegeven en hem op [slachtoffer] heeft afgestuurd, omdat iemand nog geld van [slachtoffer] tegoed zou hebben (13). Ook heeft verdachte erkend dat hij aan [verdachte E] de naam van [slachtoffer] heeft doorgegeven als de persoon die achter [X-labs] zat (14). Door de verdediging is aangevoerd, dat verdachte onder ontoelaatbare druk is gezet in de verhoren op 20 januari 2007. Nadat de rechter-commissaris de bewaring in eerste instantie op 20 januari 2007 had afgewezen is hij vervolgens aan een ingrijpend verhoor onderworpen, waarin hij zich zodanig onder druk gezet voelde, dat hij tot onjuiste verklaringen is gekomen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Hoewel de rechter-commissaris de bewaring had afgewezen bij gebreke aan voldoende ernstige bezwaren heeft hij de inverzekeringstelling wel rechtmatig geoordeeld. Op het tijdstip waarop de bewaring werd afgewezen liep de periode van verlengde inverzekeringstelling nog door. Deze periode is bij uitstek bedoeld om onderzoek in de zaak te doen plaatsvinden. Als zodanig pasten de verhoren van 20 januari in deze doelstelling. Dat verdachte deze verhoren als zwaar heeft ervaren moge zo zijn, maar niet is gebleken van ontoelaatbare druk, als gevolg waarvan deze verhoren niet voor het bewijs gebruikt zouden mogen worden. Aangevoerd is ook dat verdachte, buiten de verhoren om, door de verbalisanten onder druk is gezet met de mededeling dat hij gedurende een periode van vijftien jaar in voorlopige hechtenis zou moeten verblijven. Uit het uitgewerkte studioverhoor van 20 januari 2007, om 16.49 uur, komt naar voren dat de verbalisanten verdachte voorhouden dat hij zichzelf niet moet opnaaien en dat het maar zeer zelden voorkomt dat iemand de maximale straf voor een delict krijgt. Maar gesteld dat de beweerde mededeling al gedaan zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat deze vanwege het evident onjuiste karakter niet redelijkerwijs als bedreigend kon overkomen, zeker niet bij iemand als verdachte die over een bovengemiddelde intelligentie beschikt en student is aan een hbo-opleiding. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [verdachte C] zich tezamen hebben schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Door met een ijzeren staaf van 1 kilogram ongericht te slaan op het bovenlichaam van [slachtoffer] heeft [verdachte C] zich immers willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, zodat er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zodanig letsel. Van medeplegen is sprake, omdat er gelet op de sturende rol van verdachte sprake is geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en [verdachte C]. Niet vereist is dat de mededader (in dit geval [verdachte A]) uitvoeringshandelingen heeft verricht, dan wel bij de uitvoering lijfelijk aanwezig is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit passionele motieven. Hij was verliefd op [vriendin slachtoffer] (de vriendin van [slachtoffer]) en wilde bewerkstelligen dat de relatie tussen haar en [slachtoffer] werd verbroken (15). De dreigbrieven in 2005 en de telefonische bedreigingen in maart en april 2006 Begin augustus 2005 zijn dreigbrieven verstuurd aan [slachtoffer] en aan zijn buren in [woonplaats slachtoffer], waarin wordt gerefereerd aan de mishandeling van 27 juli 2005. Uit het onderzoek is niet kunnen blijken door wie deze brieven zijn verstuurd. [Verdachte E] heeft verklaard dat hij van [gebruikersnaam e-mailadres] de naam van [slachtoffer] heeft ontvangen als de persoon die in Den Haag het verlengstuk zou zijn van [X-labs], een website/bedrijf van [G] (16), via welke voedingsupplementen tegen een lage prijs te koop werden aangeboden. [gebruikersnaam e-mailadres] vroeg hem of hij naar die [slachtoffer] toe zou kunnen gaan om hem bang te maken of klappen te geven. Vervolgens stuurt [gebruikersnaam e-mailadres] aan [verdachte E] een foto, een 06-nummer en adresgegevens van die [slachtoffer], waarna [verdachte E] aan [H] heeft gevraagd [slachtoffer] te bedreigen. Op 12 maart 2006 en op 7 april 2006 hebben deze bedreigingen plaatsgevonden. Daartoe heeft [H] telefonisch contact opgenomen met de familie [van het slachtoffer] (17). De gebeurtenissen op 29 mei 2006 Op maandag 29 mei 2006, omstreeks 21.45 uur, zijn de aangevers [slachtoffer] en [vriendin] in hun woning aan de [adres 2], in aanwezigheid van hun vriend [I], overvallen door drie of vier mannen. Op genoemd tijdstip werd aan de voordeur van de woning aangebeld. Nadat [slachtoffer] de deur opende werd hij door twee blanke mannen met kracht vastgepakt en de woning ingeduwd. Één van de mannen had een vuurwapen. Deze man gaf [slachtoffer] met dit vuurwapen een klap op het jukbeen van zijn rechteroog. Gedrieën gingen zij naar de woonkamer. Daarop werd op het raam geklopt, vermoedelijk door een persoon die bij de overvallers hoorde. Vervolgens drongen nog één of twee mannen de woning binnen. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee mannen de trap op hoorde lopen naar de bovenverdieping van de woning, terwijl de twee mannen die het eerst binnenkwamen in de woonkamer bleven. De man met het vuurwapen zei met een Vlaams accent: "Waar is de cash, jij moet stoppen met die site, waar zijn de spullen". [slachtoffer] ontkende hier iets van te weten. Daarop kreeg hij wederom een klap met het vuurwapen in zijn gezicht. De slachtoffers werden gesommeerd op stoelen te gaan zitten. Vervolgens werden de slachtoffers met ducktape aan de stoelen vastgezet. Ook de monden van de slachtoffers werden afgeplakt. Opnieuw werd gevraagd: "Waar is de ferol, waar is de cash" en "Ik ga heel het huis doorzoeken en als ik iets vind dan vermoord ik jullie" en "Ja [slachtoffer], als je niets vertelt dan zoeken wij jou wel een keertje op bij de pizza of bij de [hogeschool], want daar zit je toch op school. En de [adres 1], want daar woont je moeder toch. Als je niets vertelt dan vermoorden we haar" en tegen [I] "Ben jij [G]?" Vervolgens ging de man met het vuurwapen achter [vriendin slachtoffer ] staan en sneed hij met een mes een deel van haar haren af. Het afgeknipte haar werd in een sealbag gedaan. De man met het vuurwapen zei tegen [slachtoffer]: "Je moet die site platgooien en dat lab voor die anabolen". De man met het vuurwapen kreeg van een andere man een snoeischaar met gele handvatten plus een sealbag. Hierna ging de man met de tuinschaar op zijn knieën naast de linkerzijde van [slachtoffer] zitten. Hij zei: "Weet je het echt niet, ik geef je nog één kans. Ik tel tot vijf".Nadat [slachtoffer] nogmaals ontkende van iets te weten telde de man tot vijf en bij vijf knipte hij de pink van de linkerhand van [slachtoffer] af. De afgeknipte pink werd in de sealbag gedaan en werd meegenomen door de daders. Daarbij werd door de man met het vuurwapen gezegd: "Dit was een waarschuwing. De volgende keer vermoorden wij jou". Daarop zijn de daders vertrokken in een auto (18). Uit medische informatie en een röntgenfoto blijkt dat de pink van [slachtoffer] vrijwel in zijn geheel is afgeknipt (19). Het bezoek aan [verdachte E] [Verdachte E] heeft verklaard dat hij eind mei 2006 nog een bedrag was verschuldigd van € 1.500 aan [gebruikersnaam e-mailadres]. [gebruikersnaam e-mailadres] berichtte via MSN aan [verdachte E] dat hij nog geld aan mensen moest betalen en dat deze mensen bij [verdachte E] langs zouden komen om dat geld op te pikken. Op een gegeven moment kwam [gebruikersnaam e-mailadres] weer op MSN. Hij noemde het adres van [verdachte E] en meldde dat "die gozer" vanavond het geld zou komen halen (20). Die avond kwamen twee mannen bij [verdachte E] aan de deur die zeiden dat ze het geflikt hadden. Ze toonden daarbij twee zakjes met daarin haar en een vinger (21). Één van de mannen zei: "We komen voor het geld van [gebruikersnaam e-mailadres]" (22). Daarop heeft [verdachte E] een geldbedrag aan één van de mannen afgegeven. De dreigbrieven in augustus 2006 [verdachte C] heeft erkend op verzoek van [gebruikersnaam e-mailadres], in ruil voor wat insuline, in augustus 2006 een tweetal brieven en een dvd aan [slachtoffer] en één brief aan de buren van [slachtoffer] te hebben verstuurd. De brieven kreeg hij aangeleverd van [gebruikersnaam e-mailadres] en hij heeft deze uitgeprint en in door hemzelf aangeschafte enveloppen met postzegels verstuurd. Uit op de computer van [verdachte C] aangetroffen chat-sessies is gebleken dat [gebruikersnaam e-mailadres] had gevraagd een brief over te typen in Venlo accent (23). De dvd had hij ook van [gebruikersnaam e-mailadres] gekregen met het verzoek die te kopiëren en één exemplaar aan [slachtoffer] te sturen. Verdachte heeft erkend dat hij de dvd en de informatie voor de brieven aan [verdachte C] heeft gegeven en dat het zijn idee was (24). Op 27 september 2006 hebben [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] kennis genomen van de door [verdachte C] gezonden dreigbrieven (25). Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [verdachte C] zich tezamen hebben schuldig gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] door het sturen van de dreigbrieven. Daderschap woningoverval op 29 mei 2006 De daders van de overval op 29 mei 2006 zijn tegen middernacht bij [verdachte E] thuis geweest, maar in het dossier is geen enkel aanknopingspunt gevonden voor de veronderstelling dat de daders van de overval de informatie over de persoon en het adres van de slachtoffers van [verdachte E] hebben ontvangen. Integendeel, vóór de overval was het verdachte die aan [verdachte E] heeft gevraagd of hij [slachtoffer] bang zou willen maken dan wel klappen zou willen geven. Vervolgens heeft [H] weliswaar op verzoek van [verdachte E] op respectievelijk 12 maart 2006 en 7 april 2006 de familie [van het slachtoffer] telefonisch bedreigd, maar het was verdachte die daartoe aan [verdachte E] een foto, een 06-nummer en het eerdere adres van [slachtoffer], te weten [adres 1], heeft gegeven. Daarvoor, in juni of juli 2005, was het eveneens verdachte die [verdachte C] de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] flink in elkaar te slaan en ook toen was het verdachte die het adres van [slachtoffer] aan [verdachte C] heeft doorgegeven. Bovendien heeft verdachte daags na die (poging tot zware) mishandeling nogmaals aan [verdachte C] gevraagd [slachtoffer] te mishandelen, omdat [slachtoffer] geen zichtbaar letsel had opgelopen. Vervolgens was het wederom verdachte die ná de woningoverval op 29 mei 2006 [verdachte C] benaderde om in totaal drie door verdachte opgestelde dreigbrieven door te sturen naar [slachtoffer], diens familie en zijn buren, met het verzoek die brieven over te typen in Venlo accent. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 20 januari 2007 erkend dat hij vooraf wist dat de woningoverval zou gaan plaatsvinden, maar zei vervolgens dat [verdachte E] de opdrachtgever was en dat hij niet wist wanneer het zou gaan gebeuren (26). De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit laatste punt niet geloofwaardig. Zo heeft verdachte daarna, tijdens zijn verhoor op 21 januari 2007, verklaard dat hij van [verdachte F] aan de politie moest doorgeven dat die overval door [verdachte E] was gedaan, maar dat hij dit niet heeft gezegd, omdat [verdachte E] het niet heeft gedaan (27). Tevens verklaarde verdachte tijdens dit verhoor dat hij [verdachte E] de schuld moest geven, dat hij moest vertellen dat [verdachte E] de tussenpersoon was (28), dat [verdachte E] voor het gebeuren moest opdraaien en dat hij aangifte moest doen dat niet [verdachte F], maar [verdachte E] het heeft gedaan (29). Ook blijkens de samenvatting van zijn verhoor op 12 februari 2007, heeft verdachte verklaard dat hij [verdachte E] er niet bij wilde betrekken (30). [Verdachte E] heeft verklaard dat hij eind mei 2006 nog een bedrag was verschuldigd van € 1.500 aan [gebruikersnaam e-mailadres]. [Gebruikersnaam e-mailadres] zei tegen hem dat hij nog geld aan mensen moest betalen en dat deze mensen bij [verdachte E] langs zouden komen om dat geld op te pikken. Op een gegeven moment kwam [gebruikersnaam e-mailadres] weer op MSN. Hij kwam met het adres van [verdachte E] op de proppen en meldde dat "die gozer" vanavond het geld zou komen halen (31). Die avond kwamen twee mannen bij [verdachte E] aan de deur die zeiden dat ze het geflikt hadden. Ze toonden daarbij twee zakjes met daarin haar en een vinger (32). Één van de mannen zei: "We komen voor het geld van [gebruikersnaam e-mailadres]" (33). De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte E] wél geloofwaardig. Waar verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard, heeft [verdachte E] vanaf het begin grotendeels openheid van zaken gegeven en vrij consistent verklaard. Daarbij komt dat [verdachte E] in zijn eerste verhoor meteen vertelt over het nachtelijke bezoek van de vermoedelijke daders van de woningoverval, hetgeen niet voor de hand zou liggen als [verdachte E] daarbij betrokken zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voormelde verklaring van [verdachte E] dat verdachte - die zich zoals eerder overwogen bediende van de naam [gebruikersnaam e-mailadres] - vóór 29 mei 2006 op de hoogte was van de woningoverval die op 29 mei 2006 plaatsvond in [woonplaats slachtoffer] en verdachte heeft ook erkend dat hij vooraf wist dat de overval zou gaan plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust dwaalsporen heeft uitgezet teneinde zelf buiten beeld te blijven. Immers, het was verdachte die het adres [adres 1] heeft achterhaald en heeft doorgegeven aan zowel [verdachte C] als aan [verdachte E]. Het was verdachte die [verdachte C] tot twee keer toe de opdracht gaf [slachtoffer] helemaal in elkaar te slaan en ook was het verdachte die [verdachte E] vroeg of hij [slachtoffer] bang zou willen maken. Tevens heeft verdachte het adres van [verdachte E] in Helmond weten te achterhalen en naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte - die in 's-Gravenhage woont - bewust de daders van de woningoverval naar [verdachte E] gestuurd, zodat hij zelf uit zicht zou blijven. De rechtbank acht hiertoe van belang dat verdachte, ook ná die woningoverval op 29 mei 2006, [verdachte C] heeft verzocht de drie door hem opgestelde dreigbrieven, welke waren bestemd voor [slachtoffer], over te typen in Venlo accent en deze te posten vanuit Arnhem en Nijmegen. Voorts heeft [verdachte C] verklaard dat hij in opdracht van [gebruikersnaam e-mailadres] eind mei 2006 de vriendin van [slachtoffer] heeft achtervolgd teneinde haar adres te achterhalen. Toen dat niet lukte, heeft hij van [gebruikersnaam e-mailadres] haar telefoonnummer gekregen om haar op te bellen en haar huisnummer te achterhalen. Dit heeft [verdachte C] ook gedaan (34). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook ten aanzien van de woningoverval een organiserende rol vervuld en was hij óók bij machte de daders te instrueren om na de overval naar [verdachte E] te gaan. Daarbij heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op slinkse wijze gebruik gemaakt van de concurrentiestrijd tussen handelaren in voedingsupplementen/anabolen, waarvan hij op de hoogte was. Verdachte heeft naast zijn passionele motief ook zijn commerciële belangen gediend. Immers, ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij geen enkel belang had dat [X-labs] daadwerkelijk zou stoppen, omdat hij daar zelf tegen lage prijzen dergelijke middelen kon inkopen voor zijn eigen handel. Degenen die daarbij wel belang hadden heeft hij van informatie voorzien. Verdachte heeft gedurende ruim een jaar de regie gevoerd over de intimidatie, bedreigingen en mishandelingen van [slachtoffer] en zijn familie met als dieptepunten: de mishandeling in juli 2005, de gewelddadige overval op 29 mei 2006 en de dreigbrieven in augustus 2006. Door deze gebeurtenissen heeft de familie [slachtoffer] vanaf juni 2006 bijna een jaar lang moeten onderduiken. Overweging betreffende het (voorwaardelijk) opzet en medeplegen van verdachte De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of er bij verdachte sprake is geweest van opzet, eventueel in voorwaardelijke zin, ten aanzien van de feiten op 29 mei 2006. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke kans dat het bedreigen van [slachtoffer] zou uitmonden in de bewezen verklaarde feiten. Verdachte heeft immers, nadat een eerdere mishandeling van [slachtoffer] (door [verdachte C]) en telefoontjes met een dreigende strekking door [verdachte E]/[H] geen resultaat hadden, niet geschroomd [slachtoffer] opnieuw thuis te (laten) bezoeken. Daarmee staat volgens de rechtbank vast dat hij niet alleen wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg - te weten het gijzelen en het gebruik van geweld jegens het slachtoffer en andere daarbij mogelijk aanwezige personen - zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen zijn te achten en dat sprake is van het medeplegen van deze feiten, nu uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. De rechtbank acht van doorslaggevend belang dat verdachte vooraf op de hoogte was van het plaatsvinden van de woningoverval en dat hij de daders naar [verdachte E] heeft gestuurd aansluitend op de overval. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich allereerst op 27 juli 2005 samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer], door zijn medeverdachte de opdracht te geven die [slachtoffer] in elkaar te slaan. Daarop is zijn medeverdachte nadat verdachte hem het adres van [slachtoffer] had gegeven, naar diens woning gegaan en heeft hij [slachtoffer] met een stalen staaf/pijp op zijn rechterschouder geslagen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben door hun handelwijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer] ernstig geschonden. Dat het slachtoffer als gevolg hiervan geen blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte, noch aan zijn medeverdachte is te danken. Vervolgens heeft verdachte zich op 29 mei 2006 - hoewel zelf niet bij de uitvoering lijfelijk aanwezig - samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning te [woonplaats slachtoffer], waarbij de twee bewoners, te weten [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer], alsmede een vriend van hen, die op bezoek was, geruime tijd zijn gegijzeld. Gedurende de overval hebben de slachtoffers gevreesd voor hun leven. Zo werd door één van de overvallers, die een vuurwapen op hen gericht hield, gedreigd hen te zullen vermoorden indien zij niet zouden zeggen waar de anabolen en het geld zich bevonden. Dit terwijl nadien is komen vast te staan dat de slachtoffers niets met de handel in anabolen te maken hadden. Aangezien de daders in de woning anabolen, noch geld aantroffen, heeft één van hen - om de dreigementen kracht bij te zetten - met een mes het lange haar van slachtoffer [vriendin] afgesneden, waarna hij op zijn knieën naast slachtoffer [slachtoffer] ging zitten, diens pink van zijn linkerhand beetpakte, tot vijf telde en vervolgens met een snoeischaar diens pink afknipte. Zowel het afgeknipte haar als de pink werden apart in sealbags gedaan en zijn door de daders meegenomen. Verdachte en zijn mededaders hebben de woning verlaten waarbij zij de vastgebonden slachtoffers, van wie één gewond, aan hun lot hebben overgelaten. Ten slotte heeft verdachte zich in augustus 2006, samen met een medeverdachte, schuldig gemaakt aan een drietal schriftelijke bedreigingen, door die door hem opstelde drie dreigbrieven door zijn medeverdachte te laten opsturen naar [slachtoffer], zijn vriendin [vriendin slachtoffer], zijn naaste familieleden en zijn buren. Verdachte en zijn mededaders hebben door het plegen van de zeer gewelddadige overval op 29 mei 2006, waarbij aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers zeer ernstig geschonden en daarmee tevens een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben, nu een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen komt naar voren dat de slachtoffers de gebeurtenissen als zeer traumatisch hebben ervaren, dat zij daardoor een jaar lang ondergedoken hebben gezeten en dat zij studievertraging hebben opgelopen. Vaststaat dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van de brute handelwijze van verdachte en zijn mededaders levenslang met de fysieke gevolgen wordt geconfronteerd. Tevens kan worden aangenomen dat de slachtoffers nog lange tijd, wellicht zelfs hun leven lang, de nadelige psychische gevolgen zullen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Daarnaast hebben onderhavige misdrijven een enorme impact gehad op de familieleden en de directe leefomgeving van de slachtoffers. Voorts draagt een overval als de onderhavige, waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen en waarbij grof geweld is toegepast, er aan bij dat de bij burgers in het algemeen reeds bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust blijven bestaan en worden versterkt. Dit blijkt uit de omstandigheid dat de feiten zowel in Nederland als in België grote opschudding hebben veroorzaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn, blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en hebben alleen oog gehad voor hun eigen belangen. Verdachte heeft naast zijn passionele motief tevens zijn commerciële belangen gediend. De omstandigheid dat verdachte en zijn mededaders louter met het oog op hun eigen doelstellingen er niet voor terugdeinsden om op voornoemde brute en niets ontziende wijze de slachtoffers tijdens de avonduren in hun woning te overvallen, zulks zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om de traumatische gevolgen voor die slachtoffers, getuigt van een mentaliteit waaruit een volkomen gebrek aan respect voor andere mensen en hun bezittingen blijkt. Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de volgende rapportages: * een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 4 april 2007, opgemaakt en ondertekend door K. Hunik, reclasseringswerker, en A. Botto, unitmanager; * een Pro Justitia rapport d.d. 15 mei 2007, opgemaakt en ondertekend door drs. B.E.A. van der Hoorn, psychiater; * een Pro Justitia rapport d.d. 30 mei 2007, opgemaakt en ondertekend door drs. W.M.J. Kortis, klinisch psycholoog. Blijkens de inhoud van het reclasseringsrapport komt verdachte over als een intelligente man. Aangezien verdachte het hem telastgelegde ontkent, kan de reclassering geen uitspraken doen over de kans op recidive en onthoudt de reclassering zich van enig strafadvies. Uit de inhoud van het psychiatrisch rapport komt - kort samengevat - naar voren dat verdachte in zijn verklaringen niet consistent is, dat hij het gebeurde bagatelliseert en verantwoordelijkheden buiten zichzelf legt. Wanneer verdachte wordt gewezen op de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen, wijzigt hij zijn verhaal waardoor hij een onbetrouwbare indruk maakt. De intelligentie van verdachte wordt hoog gemiddeld ingeschat. Hij is opvallend beïnvloedbaar en beschikt over weinig empathisch vermogen. Omdat verdachte het hem telastgelegde ontkent en er geen psychiatrische stoornis geobjectiveerd wordt, die mogelijk verdachte heeft beïnvloed ten tijde van het hem telastgelegde, kan geen uitspraak worden gedaan aangaande de toerekeningsvatbaarheid, het recidive risico en het strafadvies. Uit het psychologisch onderzoek komt eveneens naar voren dat verdachte boven gemiddeld intelligent is en dat hij zichzelf op naïeve wijze in een positief daglicht stelt. Omdat verdachte een ontkennende verdachte is, is het niet mogelijk een uitspraak te doen omtrent de toerekeningsvatbaarheid. Evenmin kan uitspraak worden gedaan over eventuele maatregelen ter voorkoming van recidive. Bij verdachte werd geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens geconstateerd. Er is daarom geen aanleiding om verminderde toerekeningsvatbaarheid te veronderstellen. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte - blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 januari 2007 - niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte - zoals hiervoor reeds is overwogen - zowel de initiator was van de zeer gewelddadige, professioneel uitgevoerde, overval op 29 mei 2006, als van de mishandeling van [sl[slachtoffer], als van de schriftelijke bedreigingen. Daarbij was verdachte het centrale middelpunt met betrekking tot de uitvoeringsplannen en de rechtbank merkt verdachte dan ook aan als de kwade genius achter deze misdrijven. Op feiten als de onderhavige kan, om recht te doen aan de samenleving en in het bijzonder aan de slachtoffers, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het 'primair' in plaats van het 'subsidiair' telastgelegde onder de feiten 1 tot en met 4 bewezen. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden hogere gevangenisstraf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 45, 47, 57, 282a, 285, 303, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 1 primair: medeplegen van gijzeling; ten aanzien van feit 2 primair: medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; ten aanzien van feit 3 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; ten aanzien van feit 4 primair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; ten aanzien van feit 5 primair: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op : 16-01-2007, in voorlopige hechtenis gesteld op : 22-01-2007, verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. Quadekker, voorzitter, Verbeek en Steenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2007. (1) ZD/GROEN/A/p. 2-3. (2) ZD/GROEN/AH/p. 1-3. (3) ZD/GROEN/GD/1. (4) ZD/GROEN/V/p. 32-33. (5) ZD/GROEN/V/p. 31 e.v. (6) ZD/GROEN/V/p. 106. (7) ZD/GROEN/V/p. 45. (8) ZD/GROEN/V/p. 44. (9) proces-verbaal van verhoor [verdachte C] d.d. 5 november 2007 als getuige ter terechtzitting van [verdachte A]. (10) ZD/GROEN/V/2 en 8. (11) V/[verdachte A] N85/43, 62, 64 en 173. (12) V/[verdachte A] N85/43-45 en ZD/BLAUW/AH/339-340. (13) V/[verdachte A] N85/66. (14) V/[verdachte A] N85/64. (15) V/[verdachte A] N85/65. (16) ZD/BLAUW/AH/56-65. (17) V/[verdachte E] R72/103. (18) ZD/BLAUW/A/1-3 en ZD/BLAUW/A/5-8. (19) ZD/BLAUW/GD/2-3. (20) V/[verdachte E] R72/104 en 105. (21) V/[verdachte E] R72/27. (22) V/[verdachte E] R72/105. (23) ZD/BLAUW/AH/905. (24) V/[verdachte A] N85/67 en 115. (25) ZD/BLAUW/G/2 en 17. (26) V/[verdachte A] N85/65. (27) V/[verdachte A] N85/159 en 160. (28) V/[verdachte A] N/85/167 en 168. (29) V/[verdachte A] N85/179 en 180. (30) ZD/BLAUW/V/245. (31) V/[verdachte E] R72/104 en 105. (32) V/[verdachte E] R72/27. (33) V/[verdachte E] R72/105. (34) V/[verdachte C] B85/25, 26 en 80.