Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8556

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers03/1380
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 843a Rv. Exhibitieplicht.


Uitspraak

Uitspraak: 22 november 2007 Rolnummer: 03/1380 Rolnr. rechtbank: 175916/HA ZA 02-548 (DH) HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van: 1. KWEKERIJ [naam] B.V., gevestigd te ‘s-Gravenzande, 2. V.O.F. [naam] BLOEMEN, gevestigd te ‘s-Gravenzande, 3. [naam] POTPLANTEN B.V., gevestigd te ‘s-Gravenzande, 4. [naam], wonende te ‘s-Gravenzande, 5. [naam] C.V., gevestigd te ‘s-Gravenzande, 6. [naam] EN ZONEN B.V., gevestigd te ‘s-Gravenzande, appellanten, hierna te noemen: [appellanten], procureur: mr. P.J.L.J. Duijsens, tegen HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND, zetelende te Delft, geïntimeerde, hierna te noemen: Delfland, procureur: mr. P.C.M. de Graaf. Vervolg van het geding in hoger beroep Het hof verwijst voor het verloop van de procedure tot zijn (tussen)arrest van 21 december 2006 naar dat arrest. [appellanten] hebben bij brief van 24 april 2007 het hof doen weten af te zien van getuigenverhoor en schriftelijk bewijs te willen leveren. Vervolgens hebben [appellanten] een incidentele conclusie ingevolge artikel 843a Rv genomen, waarop Delfland bij memorie van antwoord in het incident heeft gereageerd. Daarna hebben partijen de stukken wederom overgelegd en arrest in het incident gevraagd. Beoordeling van het incident in hoger beroep 1. Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen en beslist bij zijn arrest van 21 december 2006. 2. In genoemde incidentele conclusie hebben [appellanten] aangevoerd dat zij te weten zijn gekomen dat Delfland in 2003 een aannemer heeft opgedragen de litigieuze watergang te verbreden. Zij stellen dat zij Delfland hebben verzocht om de desbetreffende aannemingsovereenkomst in het geding te brengen en hebben verzocht aan te geven welke werkzaamheden zijn verricht, en dat Delfland weigert deze overeenkomst te verstrekken. Zij stellen voorts dat “de bedoelde bescheiden” betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij Delfland partij is, dat zij bij de inzage een rechtmatig belang hebben en dat op Delfland ingevolge artikel 843a Rv een exhibitieplicht rust. Zij vorderen dat het hof Delfland zal gelasten “alle bescheiden met betrekking tot de verbreding van de watergang” over te leggen. Delfland heeft zich tegen de vordering verweerd. 3. Artikel 843a, eerste lid, Rv bindt de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering aan drie cumulatieve voorwaarden: (1) degene die de vordering doet, dient een rechtmatig belang te hebben en (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. 4. Voor zover de vordering betrekking heeft op andere stukken dan de bedoelde aannemingsovereenkomst, is zij zodanig algemeen geformuleerd dat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat het moet gaan om bepaalde bescheiden (criterium 2). In zoverre komt de vordering in elk geval niet voor toewijzing in aanmerking. 5. Met betrekking tot de aannemingsovereenkomst overweegt het hof als volgt. De rechtsbetrekking waarop [appellanten] zich tegenover Delfland beroepen, is er een uit onrechtmatige daad. [appellanten] hebben niet gesteld dat zij of hun eventuele rechtvoorgangers partij zijn bij de aanbesteding waarop het door haar opgevorderde bescheid, de (schriftelijke) aannemingsovereenkomst, betrekking heeft, en dat is ook overigens niet gebleken. Ter zake van dat document voldoet de vordering van [appellanten] derhalve niet aan criterium 3. 6. Het boven overwogene leidt ertoe dat de vordering in het incident dient te worden afgewezen. Het hof zal de kosten van het incident bij zijn eindbeslissing over de zaak betrekken. Beslissing Het hof: - wijst de incidentele vordering van [appellanten] af; - verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2007, aanstonds peremptoir, teneinde [appellanten] in de gelegenheid te stellen een akte te nemen en daarbij schriftelijk bewijs over te leggen; - houdt elke verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, A.V. van den Berg en A.E.A.M. van Waesberghe is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2007 in aanwezigheid van de griffier.