
Jurisprudentie
BB8552
Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers422327 cv 06-7416
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers422327 cv 06-7416
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Aan gedaagde is bewijs opgedragen van een met eiseres gemaakte afspraak, waarvan van meet af aan werd gesteld dat die met A namens eiseres was gemaakt. Bij het laatste getuigenverhoor wordt geuit dat A destijds mogelijk niet bevoegd was de te bewijzen afspraak namens eiseres te maken en gesuggereerd dat gedaagde in een eerdere fase twee personen heeft verwisseld. In het debat tussen partijen was echter nimmer betwist dat A destijds als de toenmalige leidinggevende van gedaagde moest worden beschouwd of gesteld dat A destijds niet bevoegd zou zijn geweest om namens eiseres de bewuste afspraak met gedaagde te maken. Een persoonsverwisseling is in het tussen partijen gevoerde debat ook niet eerder gesteld. Daarom beperkt de beoordeling zich thans met name tot de te bewijzen afspraak als zodanig.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 422327 CV 06-7416
vonnis bij vervroeging d.d. 21 november 2007
inzake
Stichting S&L Zorg,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres,
gemachtigde: Graydon Nederland B.V.
rolgemachtigde: gerechtsdeurwaarder J.K.M. Vissers te Roosendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J. Vis, kantoor Abvakabo FNV te Rotterdam.
Partijen worden aangeduid als “S&L Zorg” en “[gedaagde]”.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
1.1 het tussenvonnis van 16 mei 2007 en de daarin genoemde stukken,
1.2 het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 september 2007,
1.3 de bij akte van 3 oktober 2007 namens S&L Zorg overgelegde producties,
1.4 het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 november 2007,
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voornoemd tussenvonnis is [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat partijen nog tijdens de arbeidsovereenkomst de afspraak maakten dat, samengevat, S&L Zorg [gedaagde] in de maand april 2004 voor arbeid zou oproepen indien en voor zover het aantal opgebouwde vakantie-uren onvoldoende zou zijn om de bedongen en in april 2004 nog feitelijk te verrichten arbeid volledig te compenseren. [gedaagde] heeft als getuigen doen horen zichzelf en haar moeder
[getuige gedaagde]. In contra-enquête heeft S&L Zorg beschikbaarheidslijsten overgelegd en haar medewerkster planning [X] als getuige doen horen.
2.2 Dat [gedaagde] blijkens de door S&L Zorg overgelegde lijsten in de maand april 2004 niet beschikbaar zou zijn voor arbeid en dat blijkens de getuigenverklaring van [X] ook aan haar als medewerkster planning heeft meegedeeld, wekt als zodanig geen verbazing. Ook in haar opzeggingsbrief van 26 februari 2004 had [gedaagde] al geschreven vanaf 1 april 2004 elders te gaan werken en daartoe in de maand april 2004 haar vakantiedagen te willen opnemen. [gedaagde] heeft verder ook zelf gesteld dat zij krachtens daartoe met haar toenmalige leidinggevende [Y] gemaakte afspraak vanaf 1 april 2004 elders mocht gaan werken en daartoe in de maand april 2004 haar vakantiedagen zou opnemen. Dat laat echter onverlet de door [gedaagde] gestelde, met haar toenmalige leidinggevende [Y] gemaakte, afspraak dat zij bij een eventueel tekort aan uren daartoe in april 2004 door S&L Zorg (nog) voor de nodige arbeid zou worden opgeroepen. Juist van die laatste - door S&L Zorg betwiste - afspraak is aan [gedaagde] bewijs opgedragen.
2.3 Voor zover uit de ter zitting van 13 november 2007 namens S&L Zorg en door getuige [X] gedane uitlatingen zou kunnen worden afgeleid dat [Y] destijds mogelijk niet bevoegd was de te bewijzen afspraak met [gedaagde] te maken, moet daaraan in dit stadium van de procedure worden voorbijgegaan. Na voltooiing van het debat tussen partijen is op 16 mei 2007 het tussenvonnis gewezen, waarmee de zaak in de bewijsfase is beland. Tijdens het daaraan voorafgaande debat is echter van meet af aan door [gedaagde] gesteld dat de gewraakte afspraak was gemaakt met haar toenmalige leidinggevende [Y]. In dat debat heeft S&L Zorg wel de bewuste afspraak als zodanig ontkend, maar nimmer betwist dat de bedoelde [Y] destijds als de toenmalige leidinggevende van [gedaagde] moest worden beschouwd of gesteld dat die [Y] destijds niet bevoegd zou zijn geweest om namens S&L Zorg de bewuste afspraak met [gedaagde] te maken. Voor zover ter zitting van 13 november 2007 namens S&L Zorg is gesuggereerd dat [gedaagde] in een eerdere fase de dames [Y] en [X] misschien heeft verwisseld, is dat in het tussen partijen gevoerde debat ook niet eerder door S&L Zorg gesteld. Het voorgaande brengt mee dat de beoordeling zich thans met name dient te beperken tot de te bewijzen afspraak als zodanig. Bij dit alles wordt dan nog daargelaten dat [gedaagde] de door S&L Zorg (als productie 2 bij dagvaarding overgelegde en bij repliek als zodanig betitelde) “opzegbrief” van 26 februari 2004 aan “Astrid” had geschreven en zij daarin niet alleen aangaf, samengevat, dat haar arbeidsovereenkomst door opzegging per 1 mei 2004 zou eindigen, maar ook dat zij vanaf 1 april 2004 elders zou gaan werken en dat zij daarom in de maand april 2004 haar vakantiedagen zou willen opnemen.
2.4 Met inachtneming van het voorgaande acht de kantonrechter bewezen dat partijen nog tijdens de arbeidsovereenkomst de afspraak maakten dat, samengevat, S&L Zorg [gedaagde] in de maand april 2004 voor arbeid zou oproepen indien en voor zover het aantal opgebouwde vakantie-uren onvoldoende zou zijn om de bedongen en in april 2004 nog feitelijk te verrichten arbeid volledig te compenseren. Uit de getuigenverklaring van [gedaagde] volgt, samengevat, dat zij naar aanleiding van haar opzeggingsbrief van 26 februari 2004 een telefonisch contact heeft gehad waarin haar namens S&L Zorg werd gezegd dat zij waarschijnlijk een voldoende aantal vakantie-uren had opgebouwd om de bedongen en in april 2004 nog feitelijk te verrichten arbeid volledig te compenseren, maar dat dit nog zou worden nagekeken en dat [gedaagde] bij een onvoldoende aantal vakantie-uren daartoe nog bericht zou krijgen en alsnog in de maand april 2004 voor arbeid ingepland zou worden. Uit de getuigenverklaring van [gedaagde] volgt verder dat zij nadien nog enkele malen navraag terzake heeft gedaan, maar dat haar toen steeds werd aangegeven dat het goed zou zijn. [getuige gedaagde] bevestigt als getuige het bewuste telefoongesprek via de luidspreker te hebben (mee)gehoord, dat [gedaagde] naar aanleiding van haar opzeggingsbrief van 26 februari 2004 heeft gevoerd. [getuige gedaagde] verklaart als getuige toen te hebben gehoord, samengevat, dat [gedaagde] vroeg of zij genoeg vakantie-uren had opgebouwd om in april 2004 weg te kunnen blijven en aangaf bij onvoldoende vakantie-uren daartoe opgeroepen te willen worden voor werk, waarmee van de zijde van S&L Zorg werd ingestemd. Blijkens haar getuigenverklaring was [X] destijds uitsluitend belast met de inroostering van medewerkers en niet werkzaam bij de afdeling personeelszaken, welke afdeling volgens getuige [X] de opzegbrieven afhandelde en het verlof registreerde en bijhield. Dat getuige [X] verklaart niets te weten van met [gedaagde] gemaakte afspraken over haar vakantie-tegoed in relatie tot het werken in de maand april 2004, doet dan ook niets af aan de geloofwaardige en overtuigende getuigenverklaringen van [gedaagde] en [getuige gedaagde] zoals hiervoor weergegeven. Dat hun getuigenverklaringen niet op alle punten steeds volledig met elkaar lijken overeen te stemmen, doet daaraan als zodanig niet af.
2.5 Nu [gedaagde] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs, zal de vordering van S&L Zorg worden afgewezen. Dit volgt ook reeds uit rechtsoverweging 3.5 van het eerdere tussenvonnis. Zoals de kantonrechter daar al heeft overwogen heeft [gedaagde] in april 2004 de bedoelde arbeid nu dus niet verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van S&L Zorg als werkgever behoort te komen en heeft zij haar recht op loon c.s. over de maand april 2004 behouden. Gelet op de inmiddels bewezen afspraak had het op de weg van S&L Zorg gelegen [gedaagde] tijdig voor de nodige arbeid op te roepen of haar er tenminste op te wijzen hoeveel uren arbeid [gedaagde] in april 2004 nog zou moeten verrichten om de bedongen en in april 2004 feitelijk te verrichten arbeid zoveel mogelijk te compenseren. Dat S&L Zorg dit heeft nagelaten kan nu niet aan [gedaagde] worden toegerekend en komt volledig voor rekening van S&L Zorg.
2.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zal S&L Zorg in de proceskosten worden veroordeeld.
2.7 Gelet op het voorgaande behoeven de overige geschilpunten geen bespreking meer en wordt als volgt beslist.
3. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van S&L Zorg af;
veroordeelt S&L Zorg in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van [gedaagde] gevallen tot op heden begroot op € 350,00, zijnde het salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen, kantonrechter, en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 21 november 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.