
Jurisprudentie
BB8550
Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers381597 / KG ZA 07-1948 OdC/MV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers381597 / KG ZA 07-1948 OdC/MV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Modeontwerper Percy Irausquin wordt op vordering van de vennootschap waarvan hij mede-aandeelhouder is en waarbij hij tevens in loondienst is geweest veroordeeld tot afgifte van patronen. De vordering dat hij het beslag op de merknaam Percy Irausquin moet opheffen wordt echter afgewezen, evenals de vordering tot betaling van EURO 50.000,-.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 381597 / KG ZA 07-1948 OdC/MV
Vonnis in kort geding van 22 november 2007
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOUSE OF AVELON B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[DE VENNOOTSCHAP] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in conventie bij concept-dagvaarding,
verweersters in reconventie,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. J. van Lynden te Den Haag,
tegen
1. [GEDAAGDE SUB 1],
wonende te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABELINA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie vrijwillig verschenen,
eisers in reconventie,
procureur mr. R.E. Jonen.
Eiseressen in conventie zullen hierna ook House of Avelon en de vennootschap worden genoemd. Gedaagden in conventie zullen hierna ook [gedaagde sub 1] en Abelina Holding worden genoemd
1. De procedure
Bij aanvang van de terechtzitting van 6 november 2007 hebben House of Avelon en de vennootschap verzocht de behandeling van dit kort geding met gesloten deuren te doen plaatsvinden, aangezien ter zitting melding zal worden gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsgegevens. [gedaagde sub 1] en Abelina Holding hebben te kennen gegeven geen prijs te stellen op behandeling met gesloten deuren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen omdat de (mogelijk) vertrouwelijke gegevens niet van dien aard zijn dat het beginsel van openbaarheid van terechtzittingen hiervoor dient te wijken. Vervolgens hebben House of Avelon en de vennootschap gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding met dien verstande dat zij ter zitting hun eis hebben vermeerderd, zoals hierna weergegeven onder 3.1. [gedaagde sub 1] en Abelina Holding hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte brief van hun raadsman van 1 november 2007. House of Avelon en de vennootschap hebben de vordering in reconventie bestreden. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 1] is modeontwerper. Hij houdt alle aandelen in Abelina Holding. House of Avelon houdt zich hoofdzakelijk bezig met de ontwikkeling van modemerken. Op 1 juni 2005 zijn House of Avelon, [gedaagde sub 1] en Abelina Holding (op dat moment nog Percy Holding B.V. i.o. geheten) voor onbepaalde tijd een zogenaamde Cooperation Agreement (hierna de overeenkomst) aangegaan. Op grond van de overeenkomst verkreeg House of Avelon 80% van de aandelen in de vennootschap en ([gedaagde sub 1] via) Abelina Holding 20%. Daarnaast is [gedaagde sub 1] als creative director in loondienst van de vennootschap getreden. House of Avelon en de vennootschap hebben een winkel geëxploiteerd in de Cornelis Schuytstraat te Amsterdam.
2.2. Op 15 maart 2006 heeft de vennootschap het woordmerk [.] [GEDAAGDE SUB 1] ingeschreven in het Benelux Merkenregister voor onder meer sieraden, kleding en schoeisel.
2.3. Op 16 maart 2007 heeft, naar aanleiding van gerezen problemen tussen partijen, een bespreking plaatsgevonden tussen [gedaagde sub 1], de heer R. TE P. (indirect aandeelhouder en indirect directeur van House of Avelon) en mevrouw H. V.D. B. (eveneens van House of Avelon). Op 29 maart 2007 heeft een tweede bijeenkomst plaatsgevonden. Beide keren is gesproken over beëindiging van de samenwerking.
2.4. Bij brief van 30 mei 2007 heeft [gedaagde sub 1] zijn dienstverband met de vennootschap per 1 juli 2007 opgezegd.
2.5. Naar aanleiding van het vertrek van [gedaagde sub 1] bij de vennootschap heeft op 13 juni 2007 wederom een bijeenkomst met partijen plaatsgevonden.
2.6. Op 27 september 2007 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde sub 1] en Abelina Holding verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op het woordmerk [.] [GEDAAGDE SUB 1]. Op 2 oktober 2007 is dit beslag gelegd.
2.7. Bij brief van 2 oktober 2007 van de raadsman van [gedaagde sub 1] en Abelina Holding, gericht aan House of Avelon, is House of Avelon met een beroep op artikel 8 van de overeenkomst gesommeerd de aandelen in de vennootschap tegen nominale waarde aan Abelina Holding over te dragen. In artikel 8 van de overeenkomst is – kort gezegd – bepaald dat de partij die wanprestatie pleegt, verplicht is zijn aandelen tegen de nominale waarde aan de ander over te dragen. In dit artikel is verder opgenomen dat indien Abelina Holding de aandelen van House of Avelon overneemt de merken eveneens aan Abelina Holding worden verkocht voor een prijs equal to the establishment costs.
3. Het geschil in conventie
3.1. Eiseressen vorderen – kort gezegd – en op straffe van dwangsommen het volgende:
(1) afgifte door gedaagden van onder punt 14 van de dagvaarding genoemde patronen; (2) gedaagden te gebieden kopieën van die patronen te vernietigen; (3) gedaagden te gebieden opgave te doen van alle (rechts)personen aan wie die patronen of kopieën daarvan zijn verschaft en (4) gedaagden te gebieden het beslag op de merknaam [.] [GEDAAGDE SUB 1] op te heffen.
Verder vorderen eiseressen (5) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 50.000,-.
Ter zitting hebben eiseressen hun eis vermeerderd in die zin dat subsidiair opheffing van het beslag op de merknaam wordt gevorderd tegen zekerheidsstelling van EUR 10.000,-.
3.2. Eiseressen stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. De samenwerking tussen partijen hield in dat House of Avelon geld in de vennootschap investeerde en [gedaagde sub 1] zijn talent. House of Avelon heeft tot op heden ongeveer EUR 500.000,- in de vennootschap geïnvesteerd. Op 16 en 29 maart 2007 hebben partijen gesproken over het beëindigen van de in de vennootschap vormgegeven samenwerking. Aanleiding hiervoor waren de tegenvallende resultaten. Afgesproken is dat een nieuw op te richten vennootschap van [gedaagde sub 1] (de activa van) de vennootschap voor EUR 261.000,- (dit bedrag staat ongeveer gelijk aan het negatieve resultaat van de vennootschap) zou overnemen. Naar aanleiding van deze afspraak heeft House of Avelon een concept-koopovereenkomst laten opstellen. Eind mei 2007 heeft [gedaagde sub 1] zich echter plotseling ziek gemeld, alle afspraken (modeshows) afgezegd en alle papieren patronen van zes collecties, van couture opdrachten en van de bruidscollectie meegenomen. Vervolgens heeft hij zijn dienstverband met de vennootschap beëindigd. Tijdens de bijeenkomst op 13 juni 2007 hebben gedaagden plotseling ontkend dat er sprake was van overeenstemming over de overname. [gedaagde sub 1] zou onder druk zijn gezet en zijn geïntimideerd. House of Avelon bestrijdt dit; uit e-mails van [gedaagde sub 1] blijkt immers het tegendeel. Wel zouden gedaagden bereid zijn de activiteiten voor EUR 10.000,- over te nemen, maar dit aanbod was voor House of Avelon niet aanvaardbaar. Gedaagden plegen thans wanprestatie (dan wel handelen onrechtmatig) jegens House of Avelon door hun afspraken over de overname niet na te komen. Eiseressen lijden hierdoor schade en vorderen thans dan ook EUR 50.000,- als voorschot op de koopsom dan wel als voorschot op schadevergoeding. Tevens vorderen zij dit bedrag omdat de vennootschap door het plotselinge vertrek van [gedaagde sub 1] en door het afzeggen van opdrachten schade heeft geleden en ook nog zal lijden.
Door de investeringen van House of Avelon is het merk [.] [GEDAAGDE SUB 1] ontwikkeld en is de naamsbekendheid van [gedaagde sub 1] vergroot. In artikel 2.1.4 van de overeenkomst is bepaald dat de vennootschap eigenaar is van het merk [.] [GEDAAGDE SUB 1]. Het beslag op die merknaam moet derhalve worden opgeheven. House of Avelon kan dan door overdracht (of het in licentie geven) van de merknaam inkomsten genereren, waardoor zij iets van haar investering terug kan zien. Hetzelfde geldt voor de papieren patronen die [gedaagde sub 1] bij zijn vertrek ten onrechte heeft meegenomen. De vennootschap heeft een groot belang bij teruggave; eventueel kan zij de werkzaamheden voortzetten dan wel de patronen verkopen aan een derde partij. De patronen zijn eigendom van de vennootschap. In artikel 2.1.8 van de overeenkomst is immers bepaald dat [gedaagde sub 1] zijn sample collection and haute de couture engagements in de vennootschap dient in te brengen. De patronen die tijdens het dienstverband met de vennootschap door [gedaagde sub 1] zijn gemaakt, zijn volgens de overeenkomst eveneens eigendom van de vennootschap. De stelling van [gedaagde sub 1] dat hij niet over de patronen beschikt is weinig geloofwaardig. Na het vertrek van [gedaagde sub 1] bevonden zij zich immers niet meer in de winkel aan de Cornelis Schuytstraat, aldus een verklaring ter zitting van mevrouw [betrokkene] van House of Avelon.
3.3. Gedaagden hebben tegen de vordering – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat [gedaagde sub 1] bij zijn vertrek alleen die zaken heeft meegenomen die hem persoonlijk toebehoren. Bovendien is de vordering die ziet op afgifte van de patronen te vaag om te kunnen worden toegewezen en bestaat er geen enkele aanwijzing van een (dreigende) inbreuk op ontwerpen waarvan de vennootschap rechthebbende is. De vordering tot opheffing van het beslag op de merknaam kan niet worden toegewezen omdat de vennootschap voornemens is die merknaam te verkopen. Eiseressen zouden hiermee in strijd handelen met de overeenkomst. Zij dienen immers op grond van artikel 8 van die overeenkomst hun aandelen – en dan ook de merkrechten – aan Abelina Holding over te dragen. De vordering tot betaling van EUR 50.000,- als voorschot op de koopprijs kan niet worden toegewezen aangezien er geen overeenstemming bestond over de overname. Er zijn wel gesprekken gevoerd, maar er is geen koop gesloten. Voor een voorschot op schadevergoeding hebben eiseressen te weinig gesteld. Het is onjuist dat [gedaagde sub 1] alle afspraken en modeshows heeft afgezegd; hij heeft alle lopende opdrachten afgemaakt en heeft slechts één (door Te Pas) georganiseerde show afgezegd. Als de vennootschap onvoldoende resultaten heeft behaald, is dit het ondernemersrisico van House of Avelon. De talenten en ontwerpen van [gedaagde sub 1] staan immers niet ter discussie. De geldvordering is bovendien niet spoedeisend.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde sub 1] en Abelina Holding vorderen – kort gezegd – opheffing van door House of Avelon en de vennootschap gelegde conservatoire beslagen.
4.2. Zij hebben hiertoe – samengevat weergegeven – gesteld dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 7 september 2007 aan House of Avelon en de vennootschap verlof heeft verleend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [gedaagde sub 1] en Abelina Holding. De voorzieningenrechter heeft daaraan de voorwaarde verbonden dat de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld binnen één maand na datum van eerste beslaglegging. Op 11 september 2007 is het eerste beslag gelegd. De dagvaarding in de hoofdzaak is op 12 oktober 2007, derhalve te laat, uitgebracht. De beslagen zijn om deze reden vervallen en House of Avelon en de vennootschap dienen tot opheffing van de beslagen over te gaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Eiseressen hebben het standpunt ingenomen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de overname door gedaagden (tegen betaling van EUR 261.000,-) van de aandelen van House of Avelon in de vennootschap dan wel van de activa van de vennootschap. Ter staving van dit standpunt is in dit geding slechts een niet ondertekende concept-overeenkomst van 5 april 2007 overgelegd. Gedaagden hebben uitdrukkelijk betwist dat van overeenstemming sprake was en zij hebben hiertoe een verklaring en e-mails in het geding gebracht van Mooring Accountancy, de adviseur van [gedaagde sub 1] (productie 6 en 7 bij de Conclusie van Antwoord van gedaagden in de bodemprocedure). Daarnaast hebben zij aangevoerd dat [gedaagde sub 1] in de gesprekken die hierover zijn gevoerd onder druk is gezet. Gezien de gemotiveerde betwisting door gedaagden, is in dit geding niet aannemelijk gemaakt dat partijen (definitieve) overeenstemming hebben bereikt over het beëindigen van de samenwerking. Nu ook voorts niet is gebleken dat de overeenkomst is opgezegd, ontbonden of op andere wijze rechtsgeldig is beëindigd, dient die overeenkomst – ook nu partijen feitelijk niet meer samenwerken – in dit geding als uitgangspunt te worden genomen. Indien partijen de samenwerking – zoals ter zitting gebleken – willen beëindigen, ontkomen zij er niet aan over de wijze van beëindigen (en over de toedeling van activa en passiva van de vennootschap) nadere afspraken te maken.
5.2. Zolang die nadere afspraken niet zijn gemaakt, dient geen van partijen handelingen te verrichten die de vennootschap (kunnen) schaden. In dit kader is de vordering om gedaagden te veroordelen de patronen aan de vennootschap terug te geven toewijsbaar (evenals de daarmee samenhangende vorderingen als weergegeven onder (2) en (3) van 3.1.) Voorshands is immers aannemelijk dat de (intellectuele) eigendom van die patronen bij de vennootschap rust, gezien hetgeen hierover in de overeenkomst is opgenomen (in de artikelen 2.1.8 en 3.3) en gezien het feit dat de ontwerper van die patronen ([gedaagde sub 1]) bij de vennootschap in loondienst was. Blijkens de stellingen van partijen vertegenwoordigen de patronen een waarde in geld en zij zullen dus moeten worden verdeeld bij het uiteengaan van partijen. Dit heeft voorshands tot gevolg dat het House of Avelon als aandeelhouder van de vennootschap niet vrijstaat de patronen die de vennootschap toebehoren vóórdat de samenwerking definitief wordt beëindigd te gelde te maken om zodoende een deel van haar investering terug te verdienen. De vordering tot afgifte van de patronen is niet te onbepaald om te kunnen worden toegewezen aangezien onder punt 14 van de dagvaarding voldoende duidelijk is omschreven welke papieren patronen het betreft. Aan het verweer van [gedaagde sub 1] dat de patronen die hij heeft meegenomen zijn persoonlijk eigendom waren, wordt, gezien het bovenstaande, voorbijgegaan. De aan de veroordeling te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
5.3. Aangezien onder de tussen partijen te verdelen (of over te nemen) activa eveneens de merknaam [.] [GEDAAGDE SUB 1] behoort, hebben gedaagden er belang bij dat het door hen gelegde beslag op die merknaam blijft rusten. House of Avelon heeft immers te kennen gegeven dat zij ook de merknaam te gelde wil maken om zodoende een deel van haar investeringen terug te verdienen. House of Avelon is hiertoe voorshands niet bevoegd omdat niet kan worden uitgesloten dat Abelina Holding met succes een beroep zal kunnen doen op artikel 8 van de overeenkomst en op die grond de merknaam zal verwerven. Opheffing van het beslag zou ertoe kunnen leiden dat Abelina Holding als medeaandeelhouder buiten spel wordt gezet. De vordering tot opheffing van het beslag op de merknaam zal dan ook worden afgewezen. De in dit kader ingestelde subsidiaire vordering zal eveneens worden afgewezen omdat een conservatoir beslag tot afgifte van een goed niet wordt gelegd ter verzekering van een geldvordering en derhalve niet tegen zekerheidsstelling kan worden opgeheven.
5.4. Voor toewijzing van de vordering tot betaling van EUR 50.000,- is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt. De vordering tot betaling van EUR 50.000,- voldoet niet aan dit criterium. Eiseressen hebben verschillende grondslagen aangevoerd. Uit hetgeen onder 5.1. is overwogen volgt dat betaling van dit bedrag als voorschot op de koopsom niet aan de orde is, nu niet kan worden uitgegaan van een overnameovereenkomst. In het verlengde hiervan kan er ook geen sprake zijn van schade in verband met het niet nakomen door gedaagden van die overnameovereenkomst. Tot slot hebben eiseressen onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou blijken dat het plotselinge vertrek van [gedaagde sub 1] bij de vennootschap of door hem gedane afzeggingen tot schade hebben geleid, laat staan hoe hoog die schade dan zou zijn.
5.5. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. [gedaagde sub 1] en Abelina Holding hebben opheffing van conservatoire beslagen gevorderd op gronden zoals onder 4.2. weergegeven. Die gronden houden in dat de bodemprocedure niet is ingesteld binnen de daartoe in het verlof voor dat beslag gestelde termijn. Vooropgesteld wordt dat dit tot onwaarde van het gelegde beslag zou leiden en niet tot opheffing daarvan. Wat daarvan zij: [gedaagde sub 1] en Abelina Holding hebben nagelaten de desbetreffende beslagstukken en de dagvaarding in de hoofdzaak in het geding te brengen, zodat door de voorzieningenrechter niet kan worden vastgesteld of hun stellingen juist zijn. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
6.2. [gedaagde sub 1] en Abelina Holding zullen worden veroordeeld in de proceskosten van dit geding die, gezien de samenhang met de vordering in conventie, op nihil zullen worden gesteld.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] en Abelina Holding om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 14 van de dagvaarding genoemde patronen aan de vennootschap terug te leveren,
7.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] en Abelina Holding om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis alle kopieën van de onder 14 van de dagvaarding genoemde patronen te vernietigen en verbiedt [gedaagde sub 1] en Abelina Holding om nog enige kopie van die patronen te maken,
7.3. veroordeelt [gedaagde sub 1] en Abelina Holding om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de vennootschap opgave te doen van alle (rechts)personen aan wie de onder 14 van de dagvaarding genoemde patronen dan wel kopieën hiervan direct of indirect zijn verschaft,
7.4. bepaalt dat [gedaagde sub 1] en Abelina Holding voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het onder 7.1. tot en met 7.3. bepaalde, aan de vennootschap een dwangsom verbeuren van EUR 1.000,- , tot een maximum van EUR 50.000,-,
7.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.8. weigert de gevraagde voorziening,
7.9. veroordeelt [gedaagde sub 1] en Abelina Holding in de kosten van deze procedure, die op nihil worden gesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2007.?