Jurisprudentie
BB8523
Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900299-05, 05/511757-07 en 05/513373-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900299-05, 05/511757-07 en 05/513373-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitspraak in zgn. Mercurius-onderzoek. Verdachte A wordt veroordeeld voor onder meer deelname aan criminele organisaties gericht op het telen/bereiden van hennepproducten en de uitvoer van softdrugs naar Italië en Duitsland, voorbereidinghandelingen in het kader van de Opiumwet, witwassen, valsheid in geschrift en belastingfraude. De rechtbank verklaart zich onbevoegd terzake van een aantal economische delicten die aan verdachte zijn tenlastegelegd. Verdachte wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
zittinghoudende te Zutphen
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/900299-05, 05/511757-07 en 05/513373-07
Uitspraak d.d. 22 november 2007
tegenspraak / dip - aangezegd (parketnummer 05/900299-05 en 05/511757-07)
dip (parketnummer 05/513373-05)
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te '[plaats] op [1973],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem (HvB Arnhem Zuid).
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 augustus 2007, 23 oktober 2007, 5 en 8 november 2007.
Gelijktijdige behandeling meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting van 23 oktober heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de behandeling van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 05/900299-05, 05/511757-07 en 05/513373-07 aan verdachte ten laste gelegde feiten gelijktijdig doen plaatsvinden.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Op 9 mei 2007 is door de rechtbank (in een andere samenstelling) afwijzend beslist op een zijdens de verdediging gedaan verzoek tot opheffing cq schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Door de rechtbank is ter terechtzitting van 2 augustus 2007 afwijzend beslist op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en is de schorsing gelast van het bevel voorlopige hechtenis voor de periode van 15 augustus 2007 tot 15 september 2007.
Ter terechtzitting kennisgegeven voornemen ontnemingsvordering
Ter terechtzitting van 23 oktober 2007 heeft de officier van justitie in de zaak onder parketnummer 05/900299-05 conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging inzake parketnummer 05/900299-05 op de terechtzitting van 23 oktober 2007 ingevolge een vordering nadere omschrijving tenlastelegging is gewijzigd, ten laste gelegd dat:
(inzake parketnummer 05/900299-05)
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te
Kerkdriel en/of Maasdriel en/of Eindhoven en/of Heijen en/of Vianen en/of Den
Bosch en/of Veghel en/of Tiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een
organisatie met [medeverd[medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] e/of [medeverdachte B] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H]
en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden
van hennepproducten, althans het plegen van misdrijven;
van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) oprichter en/of (feitelijk)
(mede-) bestuurder was;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 23 januari 2007
te Kerkdriel en/of Velddriel en/of Duitsland en/of Italie, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk
heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte K] en/of [medeverdachte L] en/of [medeverdachte M] en/of [medeve[medeverdachte E]] en/of [medeverdachte N] , welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet,
te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italie en/of Duitsland, althans het
plegen van misdrijven;
van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) oprichter en/of (feitelijk)
(mede-) bestuurder was;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te
Velddriel en/of Kerkdriel en/of Maasdriel en/of Ophemert/gemeente Neerrijnen
en/of Italie en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander en/of
anderen (meermalen) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht een hoeveelheid van bij elkaar meer dan 2000 kilogram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond A Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 17 april 2007 te
Velddriel, gemeente Maasdriel en/of te Kerkdriel en/of te Buren en/of Den
Bosch en/of te Veghel en/of te Eindhoven en/of te Heijen en/of te Vianen en/of
te Hedel, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad (in de/een pand(en) aan
[adres] te Buren (ZD2.1) en/of
[adres] te Den Bosch (ZD2.3) en/of
[adres] te Veghel (ZD2.4) en/of
[adres] te Den Bosch (ZD2.5) en/of
[adres] te Eindhoven (ZD2.6) en/of
[adres] te Veghel (ZD2.7) en/of
[adres] 6 te Vianen (ZD 2.8) en/of
[adres] te Heijen (ZD 2.9)
[adres] te Velddriel (ZD2.10) en/of
[adres] te Velddriel (ZD2.11))
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
5942 planten (ZD2.1) en/of 300 moederplanten en/of 14.000 hennepstekken
(ZD2.3) en/of 8000 hennepstekken (ZD2.4) en/of 260 hennepplanten (ZD2.5)
en/of 3414 hennepplanten (ZD2.6) en/of 2380 hennepplanten (ZD2.7) en/of 8064
planten (ZD 2.8) en/of 1000 planten (ZD 2.9) en/of en/of 1475 hennepplanten
(ZD2.10) en/of 5986 hennepplanten (ZD2.11), althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
4.
de rechtspersoon [bedrijf 1 verdachte] in of omstreeks de periode
van 01 september 2005 tot en met 22 januari 2007 te Maasdriel en/of
Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander, terwijl aan voornoemde
rechtspersoon door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij
besluit van 7 maart 2000 een vergunning, [nummer] krachtens de Wet
milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking
hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf, aannemingsbedrijf
voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op en overslag van
bouw- en sloopafval, puinbreken en een gemeentelijkemilieustraat, zijnde in
elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van
Inrichtingen en vergunningenbesluit Milieubeheer, zich, al dan niet
opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden
aan voormelde vergunning en/of de daarbij behorende veranderingsvergunning,
beschikking [datum], immers
- heeft de rechtspersoon meermalen containers op de openbare weg gehad, en
daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijden het bevoorraden van de
inrichting en/of de aanvoer en/of afvoer van afval vrijgehouden (voorwaarde
1.12 vergunning)
- heeft de rechtspersoon de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken
puingranolaat in het jaar 2005 en het jaar 2006 overschreden (voorwaarde 8.1
vergunning)
- heeft de rechtspersoon meermalen de afvalstof asfalt ingenomen (voorwaarde
6.2 vergunning)
- heeft de rechtspersoon meermalen asbest op het terrein gehad dat niet
stofdicht was aangeleverd en/of verpakt (voorwaarde 6.2 vergunning);
- heeft de rechtspersoon meermalen asbest geaccepteerd van anderen dan
particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om
(voorwaarde 6.2 vergunning)
- heeft de rechtspersooneen of meer volle/gevulde containers opgeslagen gehad
op het 'buiten-opslagterrein aan [adres]';
(voorschrift veranderingsvergunning 1.1)
zulks terwijl verdachte in voornoemde periode op voornoemde plaatsen tot de
verboden gedragingen, al dan niet in vereniging met een ander, opdracht heeft
gegeven dan wel aan de verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
(zd 3.1)
art 18.18 Wet milieubeheer
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 22 januari
2007 te Maasdriel en/of Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander,
terwijl aan voornoemde rechtspersoon door Gedeputeerde Staten van de provincie
Gelderland bij besluit van 7 maart 2000 een vergunning, [nummer]
krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten
en in werking hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf,
aannemingsbedrijf voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op
en overslag van bouw- en sloopafval, puinbreken en een
gemeentelijkemilieustraat, zijnde in elk geval een inrichting als bedoeld in
de bijlagen I en/of III van Inrichtingen en vergunningenbesluit Milieubeheer,
zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer
voorschriften verbonden aan voormelde vergunning en/of de daarbij behorende
veranderingsvergunning beschikking [datum], immers
- heeft hij bij/in het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] meermalen containers op de openbare weg
gehad, en daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijden het
bevoorraden van de inrichting en/of de aanvoer en/ of afvoer van afval
vrijgehouden (voorwaarde 1.12 vergunning)
- heeft hij bij/in het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] de maximaal vergunde hoeveelheid te
verwerken puingranolaat in het jaar 2005 en 2006 overschreden (voorwaarde 8.1
vergunning)
- heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] meermalen de afvalstof asfalt ingenomen
(voorwaarde 6.2 vergunning)
- heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] meermalen asbest op het terrein gehad dat
niet stofdicht was aangeleverd en/of verpakt (voorwaarde 6.2 vergunning);
- heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] meermalen asbest geaccepteerd van anderen
dan particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om
(voorwaarde 6.2 vergunning)
- heeft hij op het buiten-opslagterrein van het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] een of meer
gevulde/volle containers opgeslagen;
(voorschrift 1.1 van de veranderingsvergunning)
art 18.18 Wet milieubeheer
5.
hij in of omstreeks de periode van eind november tot en met 5 december 2005 te
Uden en/of Velddriel en/of Maasdriel, al dan niet opzettelijk, zich door
afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te
weten een grote partij (vier keer, althans 1 keer 45 kubieke meter)
geschilderd hout, althans vervuild hout, heeft ontdaan;
art 10.37 lid 1 Wet milieubeheer
6.
hij in of omstreeks de periode van november 2005 tot en met 23 januari 2007
te Gorinchem en/of Polen en/of Velddriel en/of Kerkdriel en/of Maasdriel,
althans in Nederland, tezamen en in verening met een ander en/of anderen (nl
[medeverdachte O]), een of meerdere personen waaronder [slachtoffer ] ,
heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die ander in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
art 273f lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte O] in of omstreeks de periode van november 2006 tot en met 23
januari 2007, te Polen en/of Gorinchem en/of Velddriel en/of Kerkdriel en/of
Maasdriel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(mermalen) een of meerdere Pools vrouwen, waaronder [slachtoffer ] heeft
aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die vrouwen in een ander
land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één
of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
tot/bij het plegen van welke misdrijven verdachte toen aldaar opzettelijk
behuplzaam is geweest en/of middelen en/of gelegenheid heeft verschaft door
contacten te hebben met klanten van de vrouwen en/of te regelen dat personen
gebruik zouden maken van de diensten van de vrouwen en/of klanten in het
vooruitzicht van de vrouwen en voornoemde [medeverdachte O] te stellen en/of de
hotelrekening van de vrouwen te betalen;
art 273f lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
(inzake parketnummer 05/511757-07)
1.
hij op of omstreeks 23 en 24 januari 2006 te Velddriel en/of Zaltbommel,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen al dan niet opzettelijk,
zich van afvalstoffen te weten een hoeveelheid van 2100 m3 grond waarin een
zodanige concentratie PAK zat dat deze grond als 'verontreinigd' kan worden
aangemerkt heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een
inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te
verbranden;
(zd 3.4)
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
2.
hij op of omstreeks de periode van juli 2006 tot en met november 2006, te
Velddriel en/of Kerkdriel, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een
boot (Baja 40 Outlaw) en/of 125.000 euro, althans 62.500 euro, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl
hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf
(zd 5.4);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2007 tot en met 13 januari 2007,
althans in de maand januari 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, en/of te
Leerdam, althans te Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van
artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het
grondgebied van Nederland brengen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of
een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die
feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer
van) verdachtes mededader(s) contact gelegd met [medeverdachte P] en/of [medeverdachte Q]
en/of (vervolgens) geïnformeerd naar transportmogelijkheden van de MDMA naar
het buitenland (Ierland) en de daarbij behorende prijzen;
(zd 6.1)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
4.
hij in of omstreeks de periode van januari 2005 tot en met januari 2007 te
Velddriel, gemeente Maasdriel,, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen
een of meermalen facturen, gezonden aan [bedrijf 1 verdachte] door [bedrijf 2 verdachte] (form 6) en/of de
bij deze facturen gevoegde week-urenstaten (form 5), - (elk) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens)
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de
waarheid deze facturen met bijlagen op te stellen/ te laten opstellen waarbij
werd gesuggereerd dat [medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte R]
werkzaamheden zouden hebben verricht in het kader van de legale
bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte] (zd 7.1)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht `
(inzake parketnummer 05/513373-07)
[bedrijf 2 verdachte] in of omstreeks 1 januari tot en met 31 december 2006 te
Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Gorinchem en/of Heerlen, en/of elders in
Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over
het/de jaar/jaren 2006 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf 2 verdachte] (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Gorinchem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten)
loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren
(telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag
aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te
weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk bovenomschreven
strafbare feit verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke
verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks 1 januari tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel,
gemeente Maasdriel en/of Heerlen en/of Gorinchem, en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2006
van het bedrijf [bedrijf 2 verdachte] onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers
heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst te Heerlen en/of Gorinchem ingeleverde
aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e)
jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Overweging ten aanzien van de tenlastelegging
Onder feit 1 - ziende op de dagvaarding inzake parketnummer 05/900299-05 - is aan verdachte kort gezegd tenlastegelegd deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ziet op deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het telen en bereiden van en de handel in hennepproducten, althans het plegen van misdrijven”.
Het oogmerk hebben om overtreding te plegen van artikel 3 van de Opiumwet kan niet anders betekenen dan dat de misdrijfvariant van artikel 3 van de Opiumwet is bedoeld, nu in het geval van oogmerk steeds opzet aan de orde is.
Uit de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is evenzeer af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd.
Aan verdachte is onder feit 2 (dagvaarding 05/900299-05) eveneens ten laste gelegd het delict van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italië en/of Duitsland, althans het plegen van misdrijven”. Zowel uit de feitelijke bewoordingen “uitvoeren van softdrugs” als de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bevoegdheid rechtbank
Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet op de economische delicten is de gewone strafkamer van de rechtbank bevoegd kennis te nemen van economische delicten die ten laste zijn gelegd samen met een of meer strafbare feiten, niet zijnde economische delicten, mits die feiten in samenhang zijn begaan.
Nu in het onderhavige geval geen enkele samenhang bestaat tussen die delicten met een of meer van de andere aan verdachte ten laste gelegde commune delicten, zal de rechtbank zich voor wat betreft de feiten 4 en 5 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900299-05 en feit 1 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511757-07 onbevoegd moeten verklaren.
Overweging
De rechtbank constateert met betrekking tot feit 6 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900299-05, dat de verwijzing door de officier van justitie naar artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht niet correspondeert met de inhoud van het tenlastegelegde.
De inhoud van de dagvaarding ziet op een strafbaar feit als beoogd in artikel 273f, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Mensenhandel).
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 05/900299-05 onder 6 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank heeft nergens in het dossier kunnen vaststellen dat van verdachte en/of zijn [medeverdachte O] initiatief is uitgegaan om - kortgezegd - enige buitenlandse vrouw aan te werven of mede te nemen. Het lijkt erop, gelet op de verklaring van [slachtoffer] (pag. 013586), dat vrouwen in Polen aan [medeverdachte O] gevraagd hebben mee te mogen rijden naar Nederland, wanneer verdachte daar heen zou gaan in verband met zijn autohandel.
Dat de vrouwen zich in Nederland zouden prostitueren aan [verdachte A] zijn kennissen staat voor de rechtbank wel vast, maar dat levert in het licht van het bovenstaande niet op “het gezamenlijk aanwerven of meenemen van personen met het oogmerk om die personen in Nederland er toe te brengen zich te prostitueren”.
De rechtbank is niet gebleken van enige uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of onvrijheid om op enig moment met de zelf verkozen prostitutie te stoppen.
De verdachte behoort van dit feit te worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Met betrekking tot feit 2 (parketnummer 05/511757-07), ziende op het witwassen in de periode van juli 2006 tot en met november 2006 van een boot (Baja 40 Outlaw) en/of een bedrag van € 125.000,-- danwel € 62.500,--, is door de raadsman aangevoerd dat voor dit feit vrijspraak dient te volgen, aangezien onvoldoende wettig kan worden aangetoond dat de boot of bedragen die in deze kwestie een rol spelen van enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In het dossier zijn diverse verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken en verklaringen voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte zich tenminste heeft voorgedaan als eigenaar van de boot. Vastgesteld wordt dat in de periode waarin de boot is aangekocht een geldstroom op gang komt van verdachte naar [medeverdachte S] in verband met de aankoop van aandelen in een lege B.V., [bedrijf medeverdachte S], welke in eigendom waren bij die [medeverdachte S]. Voor deze aankoop is geen daaraan ten grondslag liggend concreet en realistisch plan inzichtelijk gemaakt door verdachte. Tevens wordt vastgesteld dat uit geen van de afgeluisterde telefoongesprekken met betrekking tot de (aanschaf van) de boot blijkt van een door verdachte aan [medeverdachte S] gedaan voorstel voor het investeren in de boot. Daarnaast blijkt dat op het document “Eigendomsoverdracht”als verkoper van de boot is vermeld ene [naam], welke niet bekend is in relatie tot diens vermelde [adres].
Uit het tapgesprek op pagina 14567 blijkt bovendien dat verdachte de formele eigendom van de boot wil verhullen.
De verklaring van de bemiddelaar [getuige] maakt duidelijk dat de boot onder duistere omstandigheden is doorverkocht.
Het bovenstaande leidt de rechtbank naar de conclusie dat verdachte bezig is geweest samen met [medeverdachte S] een constructie op te zetten om zijn formele eigendom van de boot aan het zicht te onttrekken om de reden dat het aankoopbedrag van de boot – en daarmede de boot – uit misdrijf afkomstig was.
Door de raadsman is ten aanzien van feit 3 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511757-07 onder meer aangevoerd dat nergens uit blijkt dat het gesprek op 13 januari 2007 enig serieuze basis had.
Uit het OVC-gesprek van 13 januari 2007 blijkt dat verdachte en [medeverdachte P] beiden actief aan het gesprek hebben deelgenomen. Anders dan de raadsman van verdachte stelt, is uit niets op te maken dat het hier geen serieus gesprek zou betreffen. Het is gelet op de weergave van dat gesprek (pag. 014799 van het proces-verbaal) onmiskenbaar gericht op het voornemen tot uitvoer van pilletjes danwel poeder MDMA naar Ierland.
Ten aanzien van het over parketnummer 05/513373-07 kan het, gelet op het samenstel van het hier bedoelde feit, immers slaande op het belastingjaar 2006, niet anders zijn dat bedoeld is ten laste te leggen: “in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006”. De rechtbank leest dit als zodanig in. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 05/900299-05 onder 1,2 primair, 3 en het inzake parketnummer 05/511757-07 onder 2, 3, 4 en het inzake parketnummer 05/513373-07 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
(inzake parketnummer 05/900299-05)
1.
hij in de periode van 1 september 2005 tot en met 23 januari 2007 te Kerkdriel en Maasdriel en Eindhoven en Heijen en Vianen en Den Bosch en Veghel opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte D] en [medeverdachte C] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden van hennepproducten,
van welke organisatie verdachte feitelijk mede bestuurder was;
2.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 januari 2007 te Kerkdriel en Velddriel opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte K] en/of [medeverdachte L] en/of [medeverdachte M] en/of [medeverdachte E] en/of [medeverdachte N], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italië en Duitsland;
3.
hij in de periode van 1 februari 2004 tot en met 3 januari 2007 te
Velddriel (gemeente Maasdriel) en Kerkdriel en Buren en Den
Bosch en Veghel en te Eindhoven en Heijen en Vianen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en
bewerkt en/of verwerkt in de panden aan
[adres] te Buren (ZD2.1) en
[adres] te Veghel (ZD2.4) en
[adres] te Den Bosch (ZD2.5) en
[adres] te Eindhoven (ZD2.6) en
[adres] te Veghel (ZD2.7) en
[adres] 6 te Vianen (ZD 2.8) en
[adres] te Heijen (ZD 2.9)
een hoeveelheid van in totaal ongeveer 5942 planten (ZD2.1) en 8000 hennepstekken (ZD2.4) en 260 hennepplanten (ZD2.5) en 3414 hennepplanten (ZD2.6) en 2380 hennepplanten (ZD2.7) en 8064 planten (ZD 2.8) en 1000 planten (ZD 2.9), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(inzake parketnummer 05/511757-07)
2.
hij in de periode van juli 2006 tot en met november 2006 te Kerkdriel een voorwerp, te weten een boot (Baja 40 Outlaw) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij in de periode van 9 januari 2007 tot en met 13 januari 2007 te Velddriel (gemeente Maasdriel), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en buiten het
grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en een of meer anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat
feit heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte contact gelegd met [medeverdachte P] en vervolgens geïnformeerd naar transportmogelijkheden van de MDMA naar het buitenland (Ierland) en de daarbij behorende prijzen;
4.
hij in de periode van januari 2005 tot en met januari 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met een ander meermalen facturen, gezonden aan [bedrijf 1 verdachte] door [bedrijf 2 verdachte] (form 6) en de bij deze facturen gevoegde week-urenstaten (form 5), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, telkens
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om die geschriften als echt te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid deze facturen met bijlagen op te stellen/ te laten opstellen waarbij werd gesuggereerd dat [medeverdachte D] en [medeverdachte C] en [medeverdachte R] werkzaamheden zouden hebben verricht in het kader van de legale bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte];
(inzake parketnummer 05/513373-07)
[bedrijf 2 verdachte] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel (gemeente Maasdriel) en/of Gorinchem en/of Heerlen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over
het jaar 2006 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf 2 verdachte] telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Gorinchem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd jaar
een te laag belastbaar bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke verboden gedraging verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
(inzake parketnummer 05/900299-05)
feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, van welke organisatie hij bestuurder is;
feit 2 primair: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
(inzake parketnummer 05/511757-07)
feit 2: witwassen;
feit 3: een feit, bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet voorbereiden en/of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
feit 4: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
(inzake parketnummer 05/513373-07)
primair:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1, feit 2 met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheden oprichter/bestuurder, feit 3 voorzover ziende op een 7-tal kwekerijen, feit 4 en feit 5 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900299-05, de feiten 1 t/m 4 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511757-07 en van het primaire feit inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/513373-07.
De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de reeks van feiten, de ernst en het gestructureerde karakter van een aantal daarvan en de leidinggevende rol die verdachte daarin heeft gespeeld. De veelheid van feiten brengt naar het oordeel van de officier van justitie mede, dat het gegeven dat verdachte niet over een relevant strafblad beschikt geen rol van betekenis meer heeft. De officier van justitie heeft voorts in zijn afwegingen betrokken dat verdachte kennelijk zijn eigen normen en waarden lijkt te stellen en daar naar leeft.
Van het inzake parketnummer 05/900299-07 tenlastegelegde (mensenhandel), is door de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Ter terechtzitting van 5 november 2007 is door de officier van justitie aangevoerd dat in het geval de rechtbank zich onbevoegd zou verklaren met betrekking tot de economische delicten die aan verdachte zijn ten laste gelegd, dat in zijn visie een reductie op de gevorderde straf zou opleveren van drie maanden.
2. Door de verdediging is bepleit dat, voor het geval de rechtbank tot een bewezen-verklaring komt, verdachte niet kan worden veroordeeld tot een langere straf dan hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
Door de verdediging is, behoudens enkele overtredingen van milieuvergunning (feit 4 dagvaarding 05/900299-05) en het doen van een onjuiste aangifte loonbelasting en premie volksverzekering (feit dagvaarding 05/513373-07), een algehele vrijspraak bepleit.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ongeveer zeventien maanden deel uit gemaakt van een samenwerkingsverband, dat zich vooral bezig hield met hennepstekken-kwekerijen. Verdachte vervulde daarin samen met [medeverdachte D] een prominente rol.
Verdachte was op de achtergrond sturend en faciliterend - via het bedrijf van zijn broer [bedrijf 1 verdachte] - aanwezig, hij gaf algemene opdrachten aan [medeverdachte F], hij werd door [medeverdachte I] regelmatig geraadpleegd, hij werd benaderd als men niet tot overeenstemming kon komen met [medeverdachte D], hij stelde mede de winstverdeling vast, hij opende een rekening bij [naam] voor de aanschaf van materialen met het oog op het inrichten en bedrijfsklaar maken van kwekerijen en hij was betrokken bij financiële afrekeningen (‘salderen’ in kader van OVC gesprek van 9 oktober 2006).
Verdachte is bovendien gedurende twee jaar betrokken geweest bij een soortgelijk samenwerkingsverband, maar dan gericht op de uitvoer van hennep naar Duitsland en Italië. In dat kader heeft een groot aantal transporten van hennep per trein of auto naar Duitsland en Italië plaatsgevonden, waarbij in totaal ongeveer 1500 kilogram hennep is uitgevoerd. De rol en het aandeel van verdachte in die organisatie zijn niet geheel duidelijk geworden, wel dat hij naast de stuwende kracht in die organisatie op het tweede plan een rol heeft gespeeld.
Dit soort organisaties vormen een aantasting voor de openbare orde en de samenleving.
Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale
circuit betreffende de handel in en het gebruik van softdrugs. Algemeen bekend is niet alleen dat aan het gebruik van - en de handel in softdrugs vele maatschappelijke bezwaren kleven, maar ook dat de grensoverschrijdende handel pleegt te leiden tot bijkomende criminaliteit van vaak ernstige aard en tot verstoring van internationale verhoudingen, waarbij ook bedacht moet worden dat met name in Italië dergelijke vergrijpen als zeer ernstig worden aangemerkt.
De beweegredenen van verdachte zijn kennelijk ingegeven door financiële motieven.
Tekenend is ook dat verdachte activiteiten heeft ontplooid om de grensoverschrijdende activiteiten uit te breiden naar het harddrugs circuit en andere landen.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een boot. Dergelijke activiteiten tasten de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormen een bedreiging voor de openbare orde.
Verdachte heeft tenslotte gedurende langere tijd in het kader van de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 2 verdachte] via het opmaken of laten opmaken van valse facturen een legale status voor een aantal niet bestaande, zogenaamd in het bedrijf van zijn broer in dienst zijnde werknemers, gecreëerd.
In samenhang met het vorenstaande heeft verdachte onjuiste aangiftebiljetten ingediend bij de belastingdienst voor de wel legale werknemers van [bedrijf 2 verdachte] die door het bedrijf [bedrijf 1 verdachte] werden ingehuurd.
4. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij weliswaar niet eerder voor dit soort delicten
met justitie in aanraking is gekomen, maar tevens dat hij ten tijde van het plegen van verscheidene bewezenverklaarde feiten nog in een proeftijd liep.
5. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf, met name gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld en ook in vergelijk met de bestraffing van medeverdachten in deze Mercurius-zaak, van na te melden duur aangewezen en gepast. Een voorwaardelijk strafdeel is op zijn plaats, om verdachte in te scherpen dat hij zich niet meer met strafbare feiten moet inlaten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 51, 57, 91, 140, 225, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikel 3, 10, 10a, 11 en 13 van de Opiumwet en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van feit 4 en 5 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900299-05 en feit 1 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511757-07.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het inzake parketnummer 05/900299-05 onder 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het inzake parketnummer 05/900299-05 onder 1, 2 primair, 3 en het inzake parketnummer 05/511757-07 onder 2, 3 en 4 en het inzake parketnummer 05/513373-07 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2007.