Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8514

Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers81457 / HA ZA 07-216
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onrechtmatige daad? Hinder door warmte- en geluidsoverlast van arico's.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 81457 / HA ZA 07-216 Vonnis van 21 november 2007 in de zaak van [eiser], wonende te Sneek, eiser, procureur mr. H.A. de Boer, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LIVERA POIESZ O'KEEFE B.V., gevestigd te Sneek, gedaagde, procureur mr. D.C. Poiesz. Partijen zullen hierna [eiser] en Livera genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met productie - de conclusie van antwoord - het proces-verbaal van comparitie ter plaatse van 9 oktober 2007 - de door Livera overgelegde brief van 8 oktober 2007. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiser] is eigenaar van het perceel aan de Oosterdijk 10 te Sneek (hierna: perceel 10). Dit pand wordt door [eiser] verhuurd. In het pand wordt een horecagelegenheid geëxploiteerd. Livera exploiteert een winkel in het perceel aan de Oosterdijk 8 te Sneek (hierna: perceel 8). 2.2. Livera heeft in februari 2005 aan de buitenmuur van perceel 8 zeven airco's geplaatst die verdeeld zijn over vier units. Deze units hangen boven het achterdak van perceel 10. Als de airco's draaien produceren ze geluid en warmte. 2.3. De bovenverdieping van perceel 10 grenst aan en ziet uit op voornoemd achterdak. Deze bovenverdieping wordt, tezamen met de rest van het pand, verhuurd, maar is op dit moment feitelijk niet in gebruik. In de zomer van het jaar 2007 heeft een nieuwe huurder perceel 10 betrokken. De vorige huurder van perceel 10, de heer [vorige huurder], heeft nooit over enige vorm van overlast geklaagd. 2.4. [eiser] heeft, bij schrijven van mr. De Boer d.d. 1 februari 2006 Livera gesommeerd om de desbetreffende airco's binnen een maand te verwijderen en verwijderd te houden. Livera heeft hier tot op heden geen gevolg aan gegeven. 3. De vordering en het verweer 3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Livera veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de airco's hangend boven het achterdak van perceel 10, te verwijderen en verwijderd te houden op verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 voor iedere dag dat Livera in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met veroordeling van Livera in de kosten van deze procedure. 3.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij door de aanwezigheid van de airco's aan de buitenmuur van perceel 8 onrechtmatige hinder ondervindt doordat de apparaten warmte- en geluidsoverlast veroorzaken. Daarnaast zal in geval van onderhoudswerkzaamheden de toegang tot de apparaten via zijn (achter)dak moeten worden verleend en dat zorgt ook voor overlast. Voorts heeft [eiser] gesteld dat hij als gevolg van het plaatsen van de airco's geen volledig gebruik meer kan maken van zijn eigendomsrecht ter zake van het achterdak van perceel 10. 3.3. Livera heeft tot haar verweer in de eerste plaats aangevoerd dat de airco's geen overlast veroorzaken. Volgens Livera is de geluidsoverlast tot vrijwel nul gereduceerd en vinden de onderhoudswerkzaamheden aan de airco's inpandig plaats zodat [eiser] hiervan geen overlast ondervindt. Livera voert daarnaast aan dat haar niet bekend is hoeveel warmte de airco's produceren en of dit daadwerkelijk overlast tot gevolg heeft. Hierover is door de vorige exploitant, de heer [vorige huurder], ook nooit geklaagd, aldus Livera. 4. De beoordeling 4.1. De rechtbank overweegt allereerst dat voor toewijzing van de vordering vastgesteld moet worden of er daadwerkelijk sprake is van hinder en voorts of deze hinder als onrechtmatig is te kwalificeren. Anders dan [eiser] in zijn dagvaarding heeft gesteld, is tijdens de comparitie ter plaatse gebleken dat de warmte die de airco's veroorzaken voor [eiser] de grootste bron van hinder vormt. De rechtbank heeft ter plaatse zelf waargenomen dat de airco's enige warmte verspreiden. Daarnaast is door Livera onbetwist gelaten dat voornoemde warmte bij hoge buitentemperaturen de bovenverdieping van perceel 10 binnenstroomt als daar de ramen open staan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat Livera door het aanwezig hebben van de airco's aan de buitenmuur van perceel 8 in ieder geval hinder toebrengt aan [eiser] door onthouding van frisse, koele lucht. De rechtbank overweegt voorts dat de door [eiser] gestelde geluidsoverlast en de beperking in het gebruik van zijn achterdak als gevolg van de aanwezigheid van de airco's niet dermate overlastgevend zijn dat sprake is van hinder. Het geluid dat door de airco's wordt geproduceerd is door de rechtbank niet als zodanig indringend bevonden, dat dit als normoverschrijdend kan worden gekwalificeerd. Ter plaatse is voorts niet gebleken dat het achterdak van perceel 10 is ingericht om erop te zitten, waardoor de rechtbank niet de overtuiging heeft dat [eiser] op die wijze in het gebruik ervan wordt beperkt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het dulden van onderhoud c.q. reparaties aan de airco's via het achterdak van perceel 10 van [eiser] mag worden gevergd, nu door Livera gemotiveerd is aangevoerd dat slechts incidenteel van het achterdak gebruik zal moeten worden gemaakt. 4.2. Ter beoordeling staat voorts of Livera door de aanwezigheid van de airco's aan [eiser] hinder toebrengt in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek onrechtmatig is. Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat tussen buren een zekere tolerantieplicht bestaat. Leven in elkaars nabijheid brengt immers met zich dat het onvermijdelijk is dat men over en weer een zekere mate van last van elkaar heeft te aanvaarden die is verbonden aan een normaal gebruik dat de gemiddelde eigenaar van zijn zaak maakt. 4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan de hinder die door de aanwezigheid van de airco's wordt veroorzaakt en die bestaat uit het verspreiden van warme lucht, onder omstandigheden als onrechtmatig worden gekwalificeerd. Van dergelijke omstandigheden is in het onderhavige geval echter geen sprake. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Tijdens de comparitie ter plaatse heeft de rechtbank geconstateerd dat de bovenverdieping van perceel 10 op dit moment noch bewoond, noch in gebruik is. [eiser] heeft aangevoerd dat er plannen zijn om van deze bovenverdieping een leef- c.q. ontspanningsruimte voor het personeel van de in het pand aanwezige horecagelegenheid te maken, maar dat deze plannen nog niet concreet zijn. Van een begin van uitwerking van dergelijke voorgenomen plannen is echter nog geen sprake, zodat niet gezegd kan worden dat er thans iemand feitelijk hinder ondervindt van de warmte die de airco's produceren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering. Daaraan doet niet af dat [eiser] aan de huidige huurder van perceel 10 heeft toegezegd dat deze van het gehele pand, en dus ook van de bovenverdieping, gebruik kan maken. Zolang niet vast staat dat de huidige huurder daadwerkelijk overgaat tot gebruik van de bovenwoning is de hinder niet als onrechtmatig te duiden en heeft [eiser] geen gerechtvaardigd belang bij verwijdering van de airco's. Daarbij weegt de rechtbank eveneens mee dat Livera naar [eiser] toe heeft aangegeven dat, wanneer er concrete (verbouwings)plannen liggen ten aanzien van de bovenverdieping, zij bereid is om de airco's naar het dak van haar winkelpand te verplaatsen. De vordering van [eiser] zal gezien het vorenoverwogene worden afgewezen. 4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Livera worden vastgesteld op: - vast recht EUR 251,00 - salaris procureur 904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00) Totaal EUR 1.155,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vordering af, 5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Livera tot op heden vastgesteld op EUR 1.155,00. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2007.?