
Jurisprudentie
BB8481
Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/750006-06 RC-nummer 06/2285 Beschikking ex art. 237 Sv
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/750006-06 RC-nummer 06/2285 Beschikking ex art. 237 Sv
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beschikking ex art. 237 Wetboek van Strafvordering. Artikel 237, eerste lid Sv bepaalt dat de rechter-commissaris in strafzaken het gerechtelijk vooronderzoek dient te sluiten indien tot de voortzetting daarvan geen grond bestaat. Tot in hoogste feitelijke instantie is beslist dat uit het huidige strafdossier geen ernstige bezwaren tegen verdachte zijn af te leiden. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris op geen enkele wijze geïnformeerd of voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek zou kunnen leiden tot een ander oordeel op dit punt. Dit betekent dat de rechter-commissaris niet anders kan dan concluderen dat nader onderzoek niet tot een andere conclusie zal leiden, zodat voor de voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek geen grond bestaat. De rechter-commissaris sluit het gerechtelijk vooronderzoek
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Beschikking ex art. 237 Wetboek van Strafvordering
Parketnummer: 09/750006-06
RC-nummer : 06/2285
Beschikking van de rechter-commissaris in strafzaken bij de rechtbank 's-Gravenhage tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], [geboortedatum] 1939
wonende te [adres]
Gezien het gerechtelijk vooronderzoek d.d. 28 augustus 2007, de beslissing van de raadkamer van de rechtbank d.d. 13 september 2007 en de beslissing van de raadkamer van het gerechtshof d.d. 03 oktober 2007.
Gezien de brief van mr M. Pestman, raadsman van verdachte, van 6 november 2007
Gezien de brief van de officier van justitie van 16 november 2007
Beoordeling.
In de onderhavige strafzaak is op 28 augustus 2007 een gerechtelijk vooronderzoek geopend dat nog niet is gesloten. Artikel 237, eerste lid Sv bepaalt dat de rechter-commissaris het gerechtelijk vooronderzoek dient te sluiten indien tot de voortzetting daarvan geen grond bestaat. Van het ontbreken van een grond voor voortzetting van een gerechtelijk vooronderzoek is naar het oordeel van de rechter-commissaris onder meer sprake indien gelet op het patroon van vragen van de artikelen. 348 en 350 Sv voortzetting van de vervolging niet gerechtvaardigd is te achten.
De raadkamer van deze rechtbank heeft op 13 september 2007 de gevangenhouding van verdachte afgewezen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. Het Openbaar Ministerie is tegen deze beslissing in appèl gegaan bij de raadkamer van het Gerechtshof alhier. Bij uitspraak van 3 oktober 2007 heeft het Gerechtshof de vordering tot gevangenhouding van verdachte eveneens afgewezen. Het gerechtshof heeft -kort en zakelijk weergegeven- bepaald dat gegeven de huidige stand van het onderzoek geen ernstige bezwaren aanwezig zijn en dat het bovendien de vraag is of de verdediging zijn ondervragingsrechten ten volle geldend zal kunnen maken.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 19 oktober 2007 de officier van justitie verzocht om een standpunt in te nemen over het bestaan dan wel voortbestaan van gronden voor het gerechtelijk vooronderzoek gelet op voornoemde uitspraken. De officier van justitie heeft -na twee keer uitstel te hebben verzocht en gekregen- mondeling toegezegd uiterlijk 16 november 2007 met een inhoudelijke reactie te komen. Op 16 november 2007 heeft de rechter-commissaris weliswaar een reactie ontvangen, maar hierin gaat de officier van justitie niet in op de uitspraken van beide raadkamers. Van een inhoudelijke reactie is daarom geen sprake. De mededeling dat het openbaar ministerie nog in zal gaan op het ontbreken van ernstige bezwaren indien de rechter-commissaris daarom verzoekt kan in redelijkheid niet anders worden beschouwd dan als een nieuwe poging tot uitstel. Het had de officier van justitie volstrekt duidelijk dienen te zijn dat dit nu juist de reactie was waarom de rechter-commissaris verzocht heeft. Dit verzoek vloeit immers impliciet voort uit de brief van 19 oktober 2007.
Tot in hoogste feitelijke instantie is beslist dat uit het huidige strafdossier geen ernstige bezwaren tegen verdachte zijn af te leiden. De officier van justitie heeft de rechter commissaris op geen enkele wijze geïnformeerd of voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek zou kunnen leiden tot een ander oordeel op dit punt. Dit betekent dat de rechter-commissaris niet anders kan dan concluderen dat nader onderzoek niet tot een andere conclusie zal leiden , zodat voor de voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek geen grond bestaat.
De omstandigheid dat de rechter commissaris al getuigen à charge heeft toegewezen, doet daaraan niet af. Deze getuigen komen reeds in het bestaande strafdossier naar voren en hun verklaringen zijn dus al meegewogen bij het oordeel van het gerechtshof.
Beslissing.
De rechter-commissaris sluit het gerechtelijk vooronderzoek.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage op 21 november 2007,
door mr. C.M. Derijks, rechter-commissaris.