Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8430

Datum uitspraak2007-11-20
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830194-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte had een zakelijk conflict met aangever met betrekking tot de afgebrande loods. Verdachte werd uiteindelijk gesommeerd om de loods te ontruimen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij - vlak voordat hij het pand ontruimd zou moeten hebben - de loods in brand heeft gestoken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte berekenend te werk is gegaan. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat verdachte reeds in juni met brandstichting had gedreigd, en dat de brand een grote omvang had en veel schade heeft toe gebracht. Daarbij dient tevens rekening gehouden te worden met de algemene maatschappelijke gevoelens van onrust die nu eenmaal met brandstichting gepaard gaan. Tot slot speelt voor de rechtbank een rol dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1962, thans verblijvende [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 november 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen. De officier van justitie mr. E. Kwakman acht hetgeen onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden; * teruggave van de in beslag genomen vuurpijlen aan verdachte. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 02 augustus 2007 te of nabij Schoonoord, gemeente Coevorden, opzettelijk brand heeft gesticht door een schuur/loods in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (motor)benzine in/om die schuur/loods gesprenkeld/gegoten en vervolgens die benzine aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (motor)benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur/loods geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor nabij gelegen/aangrenzende bospercelen, althans bossages, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 02 augustus 2007 te of nabij Schoonoord, gemeente Coevorden, opzettelijk en wederrechtelijk een schuur/loods, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 2. verdachte op of omstreeks 22 juni 2007, in de gemeente Assen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindend op het politiebureau aan de Weijerstraat te Assen tegen een of meer opsporingsambtenaren van de regiopolitie Drenthe opzettelijk dreigend heeft gezegd: "Ik rij wel naar het huis van je collega (daarbij doelend op [naam slachtoffer]) en steek zijn huis wel in brand, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, welke dreigende uitlating ter kennis is gekomen van die [naam slachtoffer]; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN FEIT 1 Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven: Verklaring van aangever [naam aangever]1: Aangever [naam aangever] is eigenaar van pand op perceel [adres] te [woonplaats]. Het betreft een bedrijfspand dat op 2 augustus 2007 geheel is afgebrand. Aangever verhuurde het pand aan verdachte [naam verdachte]. Aangever had sinds september 2006 een zakelijk conflict met verdachte over de te betalen huur. Verdachte heeft in september 2006 de sloten van het pand vervangen. Aangever had geen sleutel van het pand. De advocaat van aangever heeft verdachte laten weten dat hij uiterlijk op 3 augustus 2007 het pand verlaten moest hebben. Aangever had het pand af laten sluiten van gas, water en electriciteit. Proces-verbaal van bevindingen2: Verbalisant komt op 2 augustus 2007 bij het in brand staande pand aan en ziet dat een deur in het pand open staat. Proces-verbaal van bevindingen en aanvullend proces-verbaal3: Verbalisanten treffen op 2 augustus 2007 verdachte aan bij de huisartsenpost te Meppel. Verbalisanten roken een sterke benzinelucht in de ruimte waar verdachte geruime tijd alleen was geweest. Een van de verbalisanten heeft waargenomen dat de snor van verdachte was geschroeid. Een rode Ford Escort, kenteken [kenteken], werd onder verdachte in beslag genomen. Verklaring van getuige [naam getuige]4: De getuige is doktersassistente bij de huisartsenpost in Meppel. Op 2 augustus 2007 omstreeks 02:10 of 02:15 komt verdachte binnen bij de huisartsenpost. Hij had superverse, eerstegraads brandwonden op zijn buik en rechterarm. Hij was pikzwart van het roet. Hij stonk heel erg naar benzine. Verdachte heeft op enig moment gezegd "iets op te moeten biechten" en "bel de politie". Processen-verbaal van de technische recherche en van de Noordelijke Recherche Eenheid van de regiopolitie Drenthe5: In een rode Ford Escort, kenteken [kenteken], werd onder andere een zwarte jerrycan aangetroffen. Bij de fouillering van verdachte werd een sleutelbos aangetroffen. Enkele sleutels waren zwart geblakerd en de sleutels waren beroet. Twee sleutels, die waren voorzien van een kunststoffen grip waren aan elkaar gesmolten. Gelet op de beroeting van de sleutelbos en sleutels en de smeltsporen aan de kunststoffen grip van in ieder geval één sleutel, kan worden gesteld dat de sleutelbos zich op vrij kort afstand van een hittebron (zoals brand) heeft bevonden. Eén van de sleutels paste op de openstaande buitendeur van het afgebrande pand. De schoenen van verdachte roken zeer sterk naar een brandversnellend middel zoals benzine of dieselolie. Verklaring van getuige [naam getuige]6: De getuige was als brandweercommandant aanwezig bij de brand in Schoonoord op 2 augustus 2007. Hij verklaart dat de afgebrande loods grensde aan een bosperceel, op een afstand van 2 meter. Om overslag naar het bosperceel te voorkomen is een bluskanon ingezet. Proces-verbaal van de Noordelijke Recherche Eenheid van de regiopolitie Drenthe7: De brand werd op 2 augustus 2007 om 01:23 uur gemeld. Er is een hoge indicatie dat brandversnellende middelen zijn gebruikt. Een technisch verklaarbare oorzaak voor het ontstaan van de brand kan uitgesloten worden. De oorzaak moet worden gezocht in het al dan niet opzettelijk ter plaatse brengen en/of achterlaten van vuur. Verklaring van verdachte8: Ik heb nieuwe sloten in de loods geplaatst. Ik had sleutels van de loods. Ik weet niet wie er nog meer sleutels hadden. NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 1 Verdachte heeft met betrekking tot het eerste feit zowel bij de politie als ter terechtzitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. De rechtbank overweegt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen dat de volgende omstandigheden een rol spelen ten aanzien van het bewijs. Ten eerste hadden verdachte en aangever een conflict met elkaar over de afgebrande loods. Ten tweede is de brand op 2 augustus 2007 om 01:23 uur gemeld en is verdachte omstreeks 02:10 en 02:15 uur aangekomen bij de huisartsenpost in Meppel met 'superverse' brandwonden. Verdachte stonk hierbij sterk naar benzine. Ten derde stond in de afgebrande loods een deur open, zonder dat braaksporen zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij de sloten van de loods heeft laten vervangen en heeft verder niet aangegeven wie nog meer een sleutel had van de loods. Ten vierde zijn op een sleutel van verdachte, passend op een slot van de loods, roet- en smeltsporen aangetroffen. Ten vijfde zijn sporen van brandversnellende middelen in de loods aangetroffen. En ten slotte heeft verdachte op 22 juni 2007 aangever bedreigd met het in brand steken van zijn woning, zoals de rechtbank dit onder feit 2 bewezen zal verklaren. De rechtbank is van oordeel dat deze voor het bewijs redengevende omstandigheden voor verdachte dusdanig belastend zijn dat deze om een verklaring van verdachte vragen. Verdachte heeft echter geen verklaring willen afgeven en heeft het feit tevens niet ontkend. De rechtbank betrekt - met verwijzing naar vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens - het zwijgen van verdachte bij haar bewijsoverwegingen en is van oordeel dat het feit bewezen kan worden.9 BEWIJSMIDDELEN FEIT 2 Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven: Verklaring van aangever [naam aangever]10: Een baliemedewerkster van de politie Assen belde op 22 juni 2007 aangever [naam aangever] met de mededeling dat verdachte op het politiebureau gezegd had het huis van aangever in [plaats] in de brand te zullen steken. Aangever schrok hier enorm van en heeft onmiddellijk zijn vrouw en kinderen gebeld met het verzoek het huis te verlaten. Aangever voelde zich bedreigd. Proces-verbaal van bevindingen11: Verbalisant [naam verbalisant] bevond zich op 22 juni 2007 op het politiebureau aan de Weiersstraat 82 in Assen. Zij hoorde aldaar verdachte zeggen: "dan ga ik nu naar de woning van de politieman en ga ik deze in brand steken." Verbalisanten zijn vervolgens richting de woning van aangever [naam aangever] gereden. Verdachte reed toen rondjes om een nabij gelegen rotonde. Verbalisanten hebben verdachte vervolgens aangehouden. Proces-verbaal12: Verbalisant [naam verbalisant] verklaart dat zij op 22 juni 2007 verdachte zag op het politiebureau aan de Weierstraat in Assen. Zij hoorde verdachte zeggen: "ik rij wel naar het huis van je collega en steek deze in brand." Verdachte verliet vervolgens het gebouw. Verbalisant heeft daarop aangever telefonisch op de hoogte gesteld van de uitlating van verdachte. Verklaring van verdachte13: Verdachte had een conflict met aangever [naam aangever]. De bedreiging had te maken met dit conflict met aangever. Verdachte is zich er van bewust dat zijn bewoordingen bedreigend hebben kunnen klinken. Hij was op het politiebureau super gefrustreerd. NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 2 De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de omstandigheden waaronder verdachte zijn dreigement heeft geuit niet zodanig waren dat zij geschikt waren vrees voor uitvoering teweeg te brengen. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat datgene wat hij geroepen heeft gezien moet worden als een roep om aandacht. Verdachte wilde serieus genomen worden en heeft nooit de bedoeling gehad om het huis van [naam aangever] daadwerkelijk in de brand te steken. De rechtbank is van oordeel dat de woorden van verdachte wel degelijk bedreigend zijn overgekomen op aangever. [naam aangever] heeft niet voor niets zijn gezin gewaarschuwd. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting zelf ook verklaard dat hij zich best kan voorstellen dat zijn woorden bedreigend klonken. Het kan heel goed zijn dat de uiting voor verdachte een schreeuw om aandacht was, dat neemt echter niet weg dat hij zich in zodanig bedreigende termen en op zodanig bedreigende toon heeft uitgelaten dat men in redelijkheid heeft kunnen denken dat verdachte zijn bedreiging zou uitvoeren. De rechtbank overweegt daarbij tevens dat verdachte, nadat hij het politiebureau uitgelopen was, kennelijk rechtstreeks in de richting van de woning van [naam aangever] gereden is, in welke omgeving hij is aangehouden. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 02 augustus 2007 te Schoonoord, gemeente Coevorden, opzettelijk brand heeft gesticht door een schuur/loods in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met benzine, ten gevolge waarvan die schuur/loods is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor nabij gelegen bospercelen te duchten was; 2. verdachte op 22 juni 2007, in de gemeente Assen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindend op het politiebureau aan de Weijerstraat te Assen tegen opsporingsambtenaren van de regiopolitie Drenthe opzettelijk dreigend heeft gezegd: "Ik rij wel naar het huis van je collega (daarbij doelend op [naam slachtoffer]) en steek zijn huis wel in brand, dan wel woorden van gelijke dreigende aard en strekking, welke dreigende uitlating ter kennis is gekomen van die [naam slachtoffer]; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: bedreiging met brandstichting, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte. Verdachte had een zakelijk conflict met aangever [naam aangever] met betrekking tot de afgebrande loods. Verdachte werd uiteindelijk gesommeerd om de loods te ontruimen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij - vlak voordat hij het pand ontruimd zou moeten hebben - de loods in brand heeft gestoken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte berekenend te werk is gegaan. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat verdachte reeds in juni met brandstichting had gedreigd, en dat de brand een grote omvang had en veel schade heeft toe gebracht. Daarbij dient tevens rekening gehouden te worden met de algemene maatschappelijke gevoelens van onrust die nu eenmaal met brandstichting gepaard gaan. Tot slot speelt voor de rechtbank een rol dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is. De rechtbank overweegt dat dit een straf is die in het algemeen voor dergelijke feiten wordt opgelegd. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: - 1 doos met 10 vuurpijlen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. J.S. van der Kolk en mr. M.C. Fuhler, rechters in tegenwoordigheid van mr. S.M. von Bartheld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 november 2007.