
Jurisprudentie
BB8406
Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701965/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701965/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 21 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) een sloopvergunning verleend aan GEM Centrumplan Ouderkerk a/d Amstel C.V. voor het slopen van de woning met werkplaats op het perceel Prins Hendrikstraat 14 te Ouderkerk aan de Amstel (hierna: het perceel).
Uitspraak
200701965/1.
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/5781 van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) een sloopvergunning verleend aan GEM Centrumplan Ouderkerk a/d Amstel C.V. voor het slopen van de woning met werkplaats op het perceel Prins Hendrikstraat 14 te Ouderkerk aan de Amstel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 15 november 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, de sloopvergunning gehandhaafd doch de omschrijving gewijzigd in het slopen van het pand Prins Hendrikstraat 14 te Ouderkerk aan de Amstel.
Bij uitspraak van 5 maart 2007, verzonden op 6 maart 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Appellant heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 27 maart 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 29 mei 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 26 juni 2007 heeft appellant een reactie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door B. Besseling, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8.1.6 van de bouwverordening van de gemeente Ouder-Amstel (hierna: de bouwverordening) moet een sloopvergunning worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend;
e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de sloopvergunning ten onrechte is verleend. Hij voert daartoe aan dat in het besluit op bezwaar het pand ten onrechte niet is omschreven als bedrijfspand.
2.2.1. Het betoog faalt. De omschrijving van het betreffende pand in de beslissing op bezwaar en het daarvan deel uitmakende advies van de Adviescommissie voor de bezwaar- en beroepschriften is niet onjuist, nu daaruit in voldoende mate blijkt op welk pand de sloopvergunning betrekking heeft.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door hem gestelde dwaling bij het tot stand komen van de verkoop van het pand aan de gemeente geen verband houdt met de beslissing op de aanvraag om sloopvergunning. Daartoe voert hij aan dat de door hem genoemde onregelmatigheden bij de verkoop van het pand als gevolg van de inmiddels uitgevoerde sloop niet meer kunnen worden hersteld, waardoor een blijvend huurgebruik van het pand onmogelijk is en schade wordt geleden.
2.3.1. In de omstandigheden waaronder de verkoop van het pand tot stand is gekomen, is geen grond gelegen voor de weigering van de sloopvergunning. Een sloopvergunning mag alleen worden geweigerd als zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 8.1.6 van de bouwverordening. Nu daarvan niet is gebleken, was het college gehouden de sloopvergunning te verlenen.
Zoals door het college is aangevoerd kon zonder medewerking van appellant geen gebruik worden gemaakt van de sloopvergunning zolang het pand diens eigendom was. Blijkens de aangevallen uitspraak is door appellant niet betwist dat eerst tot sloop werd overgegaan nadat de eigendomsoverdracht had plaatsgevonden. Eventueel geleden schade als gevolg van de door appellant gestelde dwaling bij de verkoop van het pand en de gebruikmaking van de sloopvergunning valt buiten het kader van deze procedure.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Boermans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
429-560.