
Jurisprudentie
BB8394
Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704001/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704001/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 26 februari 2007 heeft verweerder aan appellante een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder vergunning inzamelen van gebruikte kleding, schoenen en huishoudtextiel.
Uitspraak
200704001/1
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht "Kleding Hergebruik Centrum Nederland Limited", gevestigd te Geulle, gemeente Meerssen,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2007 heeft verweerder aan appellante een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder vergunning inzamelen van gebruikte kleding, schoenen en huishoudtextiel.
Bij besluit van 7 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 7 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 juli 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door J.M.A. Klaus en [directeur], en verweerder, vertegenwoordigd door W.M. van der Burgt, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellante een last onder dwangsom opgelegd, strekkende tot naleving van artikel 4.2.2.5, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Beesel 2004 (hierna: de APV) wegens het zonder vergunning binnen de gemeente Beesel inzamelen van gebruikte kleding, schoenen en huishoudtextiel.
2.2. Ingevolge artikel 4.2.2.5, eerste lid, van de APV is het verboden zonder inzamelvergunning van het college huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.
2.3. Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met het verbod van artikel 4.2.2.5 van de APV, zodat verweerder ter zake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Appellante wijst erop dat zij, voor het geval verweerder zijn standpunt zou handhaven dat een vergunning nodig is, in haar zienswijze tegen het voornemen een last onder dwangsom op te leggen, heeft verzocht dat aan haar een vergunning wordt verleend voor de onderhavige activiteiten. Omdat verweerder geen beslissing op deze aanvraag heeft genomen, is appellante van mening dat niet gesteld kan worden dat de legalisatie van de bestaande overtreding niet mogelijk zou zijn en had verweerder van handhavend optreden moeten afzien. Appellante wijst er tot slot op dat zij thans nog slechts gebruikte kleding en schoeisel opkoopt waardoor er, van de zijde van haar leveranciers géén sprake is van het zich ontdoen van een afvalstof. Appellante leidt hieruit af dat een vergunning niet vereist is nu niet langer sprake is van het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
2.4.1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de zienswijze niet tevens een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5, eerste lid, van de APV bevat. Verweerder heeft in zijn besluit van 26 maart 2007 beoordeeld of er een concreet uitzicht op legalisatie bestaat. In dat verband heeft verweerder er voorts op gewezen, dat het verlenen van een vergunning voor het inzamelen van textiel aan appellante zal leiden tot aantasting van de bestaande structuur voor de inzameling van gebruikte kleding, schoeisel en huishoudtextiel. Legalisatie van de bestaande overtreding is niet mogelijk.
2.4.2. Daargelaten of de zienswijze van appellante van 3 september 2006 een aanvraag om inzamelvergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5 van de APV bevat, stelt de Afdeling vast dat appellante in de zienswijze en in bezwaar in feite geen informatie heeft gegeven over de beoogde wijze en het oogmerk van de inzameling van kleding, schoeisel en huishoudtextiel, hetgeen tot haar verantwoordelijkheid behoort. Verweerder heeft op basis van de ten tijde van het bestreden besluit beschikbare gegevens op goede gronden geoordeeld, dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. De toelichting ter zitting van appellante op de beoogde dan wel inmiddels gewijzigde verandering van werkwijze, ziet niet op de overtreding zoals deze heeft plaatsgevonden en leidt niet tot een ander oordeel. Voorts is naar het oordeel van de Afdeling niet gebleken, dat de gevolgen van handhavend optreden zodanig onevenredig zijn, dat verweerder daarvan had behoren af te zien. Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft verweerder op goede gronden de last onder dwangsom opgelegd en in bezwaar gehandhaafd.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
191-209