Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8322

Datum uitspraak2007-10-31
Datum gepubliceerd2007-11-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers327537/CV EXPL 06-11063
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Werknemer doet werkgever onrechtmatig concurrentie aan door het laten inschrijven en drijven van een eigen onderneming met concurrerende werkzaamheden. Ontslag op staande voet voet terecht gegeven. Kantonrechter legt werknemer verbod op.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 327537/CV EXPL 06-11063 datum uitspraak: 31 oktober 2007 (bij vervroeging) VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake de besloten vennootschap Dangerous Goods Management B.V. te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie hierna te noemen DGM gemachtigde mr. R.G. Meester tegen [gedaagde] te [woonplaats] gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie hierna te noemen [gedaagde] gemachtigde mr. M.A.I.M. Zandhuis In conventie en in reconventie De procedure Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen: - de dagvaarding van 24 oktober 2006, met producties, - de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, - de door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 24 januari 2007 en 7 maart 2007 uitgesproken tussenvonnissen, - de aantekeningen van de griffier van de op 20 juni 2007 gehouden comparitie van partijen, - de ter zitting van 20 juni 2007 door de gemachtigde van DGM overgelegde pleitaantekeningen en producties, - de aantekeningen van de griffier van de op 21 september 2007 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen, - de door de gemachtigde van DGM voorafgaande aan de zitting van 21 september 2007 bij brieven van 7 augustus 2007 en 18 september 2007 toegezonden producties. De feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij¬en het volgende vast: a. DGM legt zich toe op het verpakken van gevaarlijke stoffen (met name luchtvracht) en het verstrekken van veiligheidscursussen en –adviezen op het gebied van gevaarlijke stoffen. b. [gedaagde] heeft van 2 januari 1974 tot 1 januari 2005 bij de Rijksoverheid gewerkt, onder meer voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bij de Rijksverkeerspolitie. Ook heeft [gedaagde] als Controleur bij het Korps Controleurs Gevaarlijke Stoffen gewerkt. c. Sinds 1990 is [gedaagde] ook freelance werkzaam als consultant op het gebied van gevaarlijke stoffen. Hij geeft in dat verband onder meer trainingen bij de Eigen Vervoers Organisatie (hierna: EVO) , Kluwer, VCM en de Stichting EVL. d. Bestuurder van DGM is DGM Industry Consultants B.V. (hierna: DGM IC). Mevrouw [XXX] is bestuurder van DGM IC. Haar echtgenoot, [YYY] (hierna: [YYY]) is volledig gevolmachtigd. e. Partijen hebben met ingang van 1 januari 2005 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. [gedaagde] trad in dienst van DGM in de functie van directeur technische zaken tegen een huidig salaris van €5.933,40 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. [gedaagde] gaf leiding aan de afdeling “Consultancy, Security en Training” van DGM. Voorts zijn [gedaagde] door DGM een lease-auto en een laptop ter beschikking gesteld. f. [gedaagde] verrichtte zijn werkzaamheden gewoonlijk te Badhoevedorp. g. In de (tweede en partijen bindende versie van de) schriftelijke arbeidsoverkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen: “Artikel 13 Geheimhouding 13.1 Werknemer erkent dat hem/haar door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verbandhoudende met het bedrijf van werkgever, daaronder begrepen de gegevens van andere personeelsleden. 13.2 Het is werknemer verboden, hetzij gedurende de arbeidsovereenkomst, hetzij na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop deze tot een einde is gekomen, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheden betreffende of verbandhoudende met de onderneming van werkgever (en eventueel daarmee gelieerde ondernemingen). 13.3 Overtreding zal voor werkgever een dringende reden vormen voor ontslag op staande voet en zal werkgever aanleiding kunnen geven om aangifte te doen van het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 273 Wetboek van Strafrecht. Artikel 14 Nevenwerkzaamheden Het is de werknemer niet toegestaan, anders dan met toestemming van zijn werkgever, een al dan niet gehonoreerde nevenfunctie te vervullen of al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten, die onverenigbaar zijn met zijn functie dan wel met de belangen van het kenniscentrum. De werkgever kan de toestemming slechts gemotiveerd onthouden en na overleg met de werknemer. De werknemer dient de werkgever van al zijn nevenwerkzaamheden op de hoogte te stellen.” h. Tussen partijen is mondeling afgesproken dat [gedaagde] zijn nevenwerkzaamheden mocht blijven verrichten bij EVO, Kluwer en VCM. i. Met ingang van 13 juni 2006 is [gedaagde] een eenmanszaak onder de naam “Dangerous Goods Training & Consultancy DGT&C” begonnen. Daarna heeft [gedaagde] de naam van die eenmanszaak gewijzigd in: “Gevaarlijke stoffen Training & Advies”. j. De bedrijfsomschrijving van die eenmanszaak van [gedaagde] luidt: “trainingen en consultancy werkzaamheden o.h.g.v. gevaarlijke stoffen”. k. Op 6 juli 2006 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen [YYY] en [gedaagde]. Bij dat gesprek was ook aanwezig [ZZZ] (hierna: [ZZZ]), finance manager. l. Het verslag van dat gesprek vermeldt onder meer het volgende: “gespreks onderwerp verbod nevenwerkzaamheden. [gedaagde] vraagt aan [YYY] of dit verbod ook voor hem geldt, omdat hij zich juist onlangs bij de k.v.k. heeft laten inschrijven om een eigen bedrijf naast DGM op te starten. [YYY] waarschuwt [gedaagde] dat hij geen nevenwerkzaamheden van [gedaagde] zal tolereren, zodra hij het bewijs heeft dat dit toch gebeurd doordat hij zelf klanten benaderd vanuit zijn eigen bedrijf dan zal ontslag op staande voet volgen. [gedaagde] meld dat hij geenszins van plan is de nevenwerkzaamheden te staken , hij wil dit alleen wel doen als hij een salarisverhoging krijgt.” m. Op 6 juli 2006 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [YYY] geschreven: “(…) Voorts deed je een verzoek tot het laten uitschrijven van mijn net opgestarte onderneming. Ik heb je daarbij aangegeven, dat ik dat graag zou doen, wanneer ik de zekerheid zou hebben, dat jij het bedrijf DGM blijvend zou voortzetten en mijn positie verzekerd bleef. Je gaf mij aan dat je verder geen verkoopactiviteiten meer zou ontplooien. Ik heb je toen aangegeven, dat ik de volgende deal met je wilde maken. Ik wilde de garantie hebben, dat we op de afgesproken voet verder zouden gaan en dat ik een looncompensatie zou krijgen. Je gaf toen aan dat we in de omstandigheden waarin DGM verkeert, waarbij er hoge kosten worden gemaakt, tegen relatief slechte inkomsten een looncompensatie er tot januari 2007 niet in zou zitten. Ik heb je toen aangegeven, dat ik mijn inschrijving bij de Kvk gestand blijf houden en ik mij zal begeven in de zetting waarin ik het bedrijf ben opgestart. (…)” n. Op 7 juli 2006 heeft DGM onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven: “Naar aanleiding van het gesprek van gisteren en de als gevolg daarvan door jouw opgestelde brief het volgende. Ik heb gisteren aangegeven dat ik niet zal en kan tolereren dat je in dienst van DGM als nevenverdienste een soortgelijk bedrijf hebt opgezet. Als ik je brief lees, en dat heb ik nu een keer of 3 gedaan kom ik tot de conclusie dat je ook niet anders wilt. Ik heb naar jouw aangegeven dat ik geen plannen heb of zal ontwikkelen om DGM te verkopen. (…) Jij geeft aan dat je de activiteiten wilt staken als je salarisvergoeding daarvoor krijgt. Om allerlei redenen wil en kan ik daar nu niet op ingaan. (…) Ik ga er nog steeds vanuit dat je jouw inschrijving bij de Kvk zult doorhalen en je bijverdienste zult beëindigen. Als je jouw plannen echter gestand doet ben ik van mening dat het verstandig is de arbeidsovereenkomst met DGM te beëindigen, waardoor dit een gang naar de rechter zal besparen. Ik ben geenszins van plan om mijn Email aangaande bijverdiensten af te zwakken. Ik zou het vervelend vinden je om een dergelijke reden te moeten ontslaan, alhoewel je het zelf bewust veroorzaakt, en ik ook niet zal twijfelen om het doen.” o. In een gesprek op 7 augustus 2006 heeft DGM [gedaagde] vervolgens op staande voet ontslagen. Dit ontslag op staande voet is door de gemachtigde van DGM bij brief van 7 augustus 2006 aan [gedaagde] bevestigd. In die brief was onder meer het volgende opgenomen: “(…) Zoals u vandaag door de heer [YYY], bestuurder van cliënte is meegedeeld, bent u op staande voet ontslagen omdat u het in artikel 14 van uw arbeidsovereenkomst neergelegde verbod op nevenwerkzaamheden heeft overtreden. Het is cliënte gebleken dat u in de Kamer van Koophandel ingeschreven staat met de eenmanszaak “Dangerous Goods Training & Consultancy”. Niet alleen is die naam sterk gelijkend op de naam van de onderneming van cliënte, uw eenmanszaak legt zich bovendien toe op activiteiten die ook tot de werkzaamheden van cliënte behoren. Daarmee staat vast dat het verbod op nevenwerkzaamheden door u is overtreden. (…)” p. [gedaagde] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen arbeid. In conventie De vordering DGM vordert, na haar eis ter zitting van 21 september 2007 te hebben gewijzigd, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. voor recht zal verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door het ontslag op staande voet is geëindigd; 2. [gedaagde] zal verbieden om vanaf 7 augustus 2006 tot één jaar na het in deze procedure te wijzen vonnis, direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleent als DGM doet, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten, onder verbeurte van een dwangsom van €10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod, althans onder verbeurte verklaring van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, althans een zodanige voorziening zal treffen als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren; 3. [gedaagde] zal bevelen zijn onderneming en activiteiten op het gebied van training en consultancy op het gebied van gevaarlijke stoffen te staken en gedurende twee jaar na de dag van het ontslag gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] aan dat bevel geen gevolg zal geven; 4. [gedaagde] zal verbieden de in productie 6 bij de dagvaarding genoemde relaties van DGM gedurende twee jaar na de dag van het ontslag te benaderen, onder verbeurte van een dwangsom van €10.000,00 per overtreding van dit verbod; 5. Voor recht zal verklaren dat de in productie opgesomde bestanden eigendom zijn van DGM en [gedaagde] zal bevelen deze eigendommen af te staan aan DGM; 6. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, de kosten van de gelegde beslagen daaronder begrepen. DGM heeft het volgende aan haar vordering ten grond¬slag gelegd: a. eigen onderneming van [gedaagde]: In de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] is in artikel 14 een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen. Mondeling is nader tussen partijen bepaald dat [gedaagde] wel cursussen mocht blijven geven voor de organisaties EVO, Kluwer en VCM. Alle andere nevenwerkzaamheden bleven volstrekt verboden voor [gedaagde]. Vanwege zijn functie heeft [gedaagde] inzicht gekregen in geheimen. Het betreffen niet slechts de bedrijfsgeheimen van DGM, maar ook staatsgeheimen en bedrijfsgeheimen van strategische bedrijven en industrieën. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 7 augustus 2006 geëindigd aangezien [gedaagde], ondanks herhaalde waarschuwing, het in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst neergelegde verbod op nevenwerkzaamheden heeft overtreden, door een eigen onderneming te beginnen die klanten wegkaapt bij DGM. De naam van de onderneming van [gedaagde] luidde “Dangerous Goods Training & Consultancy”. Niet alleen de handelsnaam is sterk gelijkend op die van DGM, ook de activiteiten van de onderneming van [gedaagde] zijn gelijk aan die van DGM. [gedaagde] heeft de naam van zijn onderneming gewijzigd in “Gevaarlijke stoffen training en advies”, maar weigert zijn eenmanszaak uit te schrijven bij de Kamer van Koophandel en zijn activiteiten te staken. In het emailbericht van 7 juli 2006 heeft DGM aan [gedaagde] nadrukkelijk aangegeven dat niet werd geaccepteerd dat [gedaagde] als nevenwerkzaamheid een eigen onderneming had opgezet. [gedaagde] werd in niet mis te verstane bewoordingen opgedragen om de inschrijving bij de Kamer van Koophandel ongedaan te maken, waarbij tevens is gewezen op de consequenties indien [gedaagde] hieraan niet zou voldoen. Het was derhalve voor [gedaagde] voldoende duidelijk dat DGM de nevenwerkzaamheden niet accepteerde. Er is lopende de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk niet van het beding van artikel 14 afgeweken. Er is lopende de arbeidsovereenkomst niet alsnog toestemming aan [gedaagde] verleend voor het verrichten van nevenwerkzaamheden. Nu de herhaalde sommaties om de nevenactiviteiten te stoppen en de inschrijving ongedaan te maken door [gedaagde] niet werden opgevolgd en hij tevens aangaf dat in de toekomst ook niet te zullen doen, zat er voor DGM derhalve niets anders op dan over te gaan tot het ontslag op staande voet dat op 7 augustus 2006 is gegeven. Dit ontslag is [gedaagde] onverwijld kenbaar gemaakt. b. documenten, gegevensdragers en bestanden: Na het ontslag is DGM gebleken dat [gedaagde] computerbestanden met bedrijfsgeheimen op de bij [gedaagde] in gebruik zijnde laptop heeft geplaatst. Ook heeft [gedaagde] gegevensdragers in bezit genomen die (bedrijfs)geheimen van DGM bevatten. DGM vermoedt dat [gedaagde] bedrijfsgeheimen ook op zijn desktopcomputer heeft gekopieerd. Tevens is gebleken dat [gedaagde] cursusboeken van DGM onder zich houdt. c. onrechtmatige concurrentie: Bovendien is DGM gebleken dat [gedaagde] op onrechtmatige wijze concurreert met DGM. [gedaagde] biedt producten en diensten aan die gelijk en/of gelijksoortig zijn aan de producten van DGM. [gedaagde] maakt hierbij gebruik van de bedrijfsgeheimen van DGM. Ook gebruikt hij het relatiebestand van DGM. Ook vanwege de onrechtmatige concurrentie door [gedaagde] heeft DGM (bewijs)beslag laten leggen op de gegevensdragers en bestanden van [gedaagde]. Het verweer [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. In reconventie: De vordering [gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Primair: a. DGM zal veroordelen om [gedaagde] met onmiddellijke ingang weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden; b. DGM zal veroordelen tot doorbetaling van het salaris c.a. vanaf 7 augustus 2006, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd; c. DGM zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding; d. DGM zal veroordelen in de kosten van dit geding. Subsidiair: a. DGM zal veroordelen de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te herstellen; b. DGM zal veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens de onregelmatigheid van het ontslag van €83.304,94 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging; c. DGM zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van €67.284,00 bruto wegens de kennelijke onredelijkheid van het ontslag; d. DGM zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding; e. DGM zal veroordelen in de kosten van dit geding. Meer subsidiair: a. DGM zal veroordelen de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te herstellen; b. DGM zal veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens de onregelmatigheid van het ontslag van €83.304,94 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging; c. DGM zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding; d. DGM zal veroordelen in de kosten van dit geding. DGM heeft het volgende aan zijn vordering ten grond¬slag gelegd: Tweemaal ontslag op staande voet [YYY] had reeds bij de onderhandelingen over de indiensttreding van [gedaagde] bij DGM met betrekking tot de nevenwerkzaamheden aan [gedaagde] goedkeuring gegeven, zodat deze zijn nevenwerkzaamheden kon voortzetten. Hoewel [YYY] meerdere malen had medegedeeld dat hij DGM niet meer wenste te verkopen, was er begin 2006 echter opnieuw sprake van dat DGM zou worden verkocht. Daardoor zag [gedaagde] zich genoodzaakt om zich bij de Kamer van Koophandel in te schrijven. [YYY] stelde dat hij hiertegen geen bezwaar kon c.q. wilde maken vanwege de tussen hen gemaakte afspraken over nevenwerkzaamheden. In mei/juni 2006 werd DGM te koop aangeboden. [gedaagde] heeft op 13 juni 2006 zijn eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hiervan heeft hij [YYY] op 15 juni 2006 op de hoogte gesteld. Deze gaf toen aan hiertegen geen bezwaren te (kunnen) hebben. Na de mail van 6 juli 2006 van [gedaagde] aan DGM heeft [YYY] nogmaals aan [gedaagde] meegedeeld geen bezwaar tegen zijn nevenwerkzaamheden te hebben. Wel verzocht [YYY] om de registratie bij de Kamer van Koophandel door te halen. [gedaagde] deelde [YYY] daarop mede dat hij daaraan geen gehoor kon geven, omdat hij de toekomst voor zijn gezin wenste veilig te stellen. Niet valt in te zien waarom de inschrijving bij de Kamer van Koophandel voor DGM tot gevolg had dat zij de arbeidsovereenkomst niet langer kon laten voortduren. Een dergelijke inschrijving zegt op zichzelf immers niets en DGM werd daardoor ook niet benadeeld. Dit geldt temeer, omdat [YYY] [gedaagde] bij de onderhandelingen over diens indiensttreding juist had geadviseerd om zich bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven. Bovendien veranderde de situatie feitelijk niet, omdat [gedaagde] van meet af aan, met expliciete toestemming van DGM, buiten kantooruren (niet concurrerende) nevenwerkzaamheden heeft verricht, althans het DGM bekend was dat hij nevenwerkzaamheden verrichtte. Nu DGM reeds op 15 juni 2006 op de hoogte was van het feit dat [gedaagde] zich met een eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel had ingeschreven, kan niet worden volgehouden dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Bovendien kan hieruit worden afgeleid dat de opgegeven dringende reden voor DGM blijkbaar niet dermate dringend was dat zij daar direct gevolgen aan heeft verbonden. [gedaagde] is immers eerst op 7 augustus 2006 op staande voet ontslagen. Het is bovendien niet aannemelijk dat DGM haar werknemers zou hebben verboden om nevenwerkzaamheden te verrichten. Uit de website van DGM blijkt immers dat zij verwijst naar de website van de heer [GGG] die thans werkzaam is bij DGM en daarnaast activiteiten ontplooit in een eigen bedrijf, Secure Move Amsterdam geheten. Het op 7 augustus 2006 gegeven ontslag op staande voet kan niet in stand blijven. Op 21 september 2006 heeft DGM [gedaagde] nogmaals op staande voet ontslagen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zou hebben geweigerd om bepaalde eigendommen, met name bepaalde (beweerdelijk) gevoelige informatie, aan DGM te retourneren. [gedaagde] heeft evenwel niet geweigerd die eigendommen terug te geven. Hij wilde slechts zekerheid hebben dat hem achteraf niet het verwijt zou kunnen worden gemaakt lege dvd’s te hebben ingeleverd. DGM was door [YYY] verzocht om al zijn zakelijke bestanden niet in het netwerk van DGM te plaatsen, maar op zijn laptop te slaan, bij te houden en deze van tijd tot tijd door middel van een cd/dvd te archiveren. [gedaagde] betwist dat sprake is van gevoelige informatie. [gedaagde] is nimmer meegedeeld dat de betreffende informatie niet buiten de gebouwen van DGM mocht worden gebracht. Door hem opnieuw te ontslaan erkent DGM dat het ontslag op staande voet van 7 augustus 2006 ten onrechte is gegeven. Relatie- en/of non-concurrentiebeding DGM poogt [gedaagde] door middel van deze procedure alsnog een relatie- en non- concurrentiebeding op te leggen. Partijen waren echter uitdrukkelijk overeengekomen dergelijke bedingen niet in de arbeidsovereenkomst op te nemen. Onrechtmatige concurrentie tijdens dienstverband [gedaagde] verrichtte tijdens zijn dienstverband geen met DGM concurrerende werkzaamheden. Hij had immers toestemming van [YYY] om nevenwerkzaamheden te verrichten. Dat dit bij DGM niet ongebruikelijk is, blijkt uit het feit dat DGM de heer [GGG] eveneens toestaat om nevenwerkzaamheden te verrichten. [gedaagde] verrichtte bovendien uitsluitende werkzaamheden voor VCM en Kluwer, welke werkzaamheden niet als onrechtmatig concurrerend met DGM kunnen worden gekwalificeerd. Onrechtmatige concurrentie na ontslag op staande voet [gedaagde] verricht geen werkzaamheden voor klanten van DGM, heeft geen personeel van DGM in dienst genomen en heeft zich in het geheel niet denigrerend over DGM uitgelaten. Staken van eenmanszaak van [gedaagde] Er bestaat geen aanleiding om [gedaagde] thans te gebieden dat hij zijn onderneming staakt en deze gedurende twee jaren gestaakt houdt. Primair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet van 7 augustus 2006, alsmede dat van 21 september 2006 niet rechtsgeldig is gegeven. Subsidiair, indien de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst op 7 augustus 2006 zou zijn geëindigd, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat sprake is van een onregelmatig en kennelijk onredelijk ontslag. DGM had een opzegtermijn van 12 maanden in acht moeten nemen, zodat de arbeidsovereenkomst eerst per 1 september 2007 zou kunnen zijn opgezegd. Nu dat niet is gebeurd, vordert [gedaagde] herstel van de dienstbetrekking en maakt hij aanspraak op een schadevergoeding op grond van artikel 6:677 jo 7:680 BW. Die schadevergoeding komt dan neer op het salaris over de periode van 7 augustus 2006 tot 1 september 2007, te vermeerderen met het vakantiegeld, in totaal €83.304,94 bruto. Voorts is sprake van kennelijk onredelijk ontslag, omdat de opzegging heeft plaatsgevonden op een valse, althans voorgewende reden. Ook op grond hiervan vordert [gedaagde] herstel van de dienstbetrekking een schadevergoeding op basis van artikel 7:681 BW. [gedaagde] hanteert daarbij de kantonrechterformule met correctiefactor C=3. De vergoeding komt dan neer op €67.284,00 bruto. Meer subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat sprake is van een onregelmatig ontslag. Op grond daarvan vordert [gedaagde] herstel van de dienstbetrekking en maakt hij aanspraak op een schadevergoeding €83.304,94 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Het verweer DGM heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. De beoordeling van het geschil In conventie: Ter comparitie van 21 september 2007 heeft DGM haar eis in zoverre gewijzigd dat van de oorspronkelijke vordering de onderdelen II. en III. zijn ingetrokken. Dit is geschied nadat partijen in onderling overleg de betrokken documenten, gegevensdragers en bestanden hebben onderzocht. De kantonrechter gaat ervan uit dat deze wijziging van de eis impliceert dat ook onderdeel VII. van de vordering van DGM als ingetrokken moet worden beschouwd, nu dit onderdeel immers ook betrekking heeft op het inmiddels onderzochte materiaal. Het ontslag op staande voet van 7 augustus 2006: Aan het ontslag op staande voet is ten grondslag gelegd dat [gedaagde] het verbod op nevenwerkzaamheden heeft overtreden. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hem door [YYY] toestemming is verleend voor het verrichten van die nevenwerkzaamheden en dat [YYY] hem zelf heeft geadviseerd zich bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven. Nader gevraagd heeft [gedaagde] ter zitting van 21 september 2007 verklaard dat het advies van [YYY] werd gegeven met betrekking tot de toegestane nevenwerkzaamheden bij EVO, Kluwer en VCM en dat in een later stadium, toen [gedaagde] bleek dat er toch sprake zou van verkoop van de onderneming van DGM, [gedaagde] heeft volhard in de handhaving van de inschrijving stellende dat DGM hem daarvoor toestemming heeft gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat het voor [gedaagde] na het gesprek op 6 juli 2006 met [YYY] en de daarna gevolgde correspondentie tussen [YYY] en [gedaagde] glashelder moet zijn geweest dat DGM geen toestemming gaf voor nevenwerkzaamheden in het kader van een eigen onderneming van [gedaagde] die bij de Kamer van Koophandel was ingeschreven, vooral gelet op de naamgeving en de overeenkomende aard van de werkzaamheden volgens de bedrijfsomschrijving van de eigen onderneming van [gedaagde] en de onderneming van DGM. Ook al moet ervan worden uitgegaan dat DGM in het verleden wel toestemming zou hebben gegeven voor dit soort nevenwerkzaamheden, dan nog geldt dat in ieder geval vanaf 6 juli 2006 die toestemming er niet meer was. [gedaagde] had dus niet mogen volharden in de weigering de inschrijving ongedaan te maken. Gelet op de positie die [gedaagde] binnen DGM bekleedde en de aard van de werkzaamheden die hij in zijn eigen onderneming verricht, is de kantonrechter van oordeel dat deze weigering van [gedaagde] ernstig genoeg was om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Het ontslag is naar het oordeel van de kantonrechter ook onverwijld gegeven nadat DGM was gebleken dat [gedaagde] bleef volharden bij zijn weigering de inschrijving door te halen. Daar doet niet aan af dat DGM al eerder op de hoogte was van die inschrijving, omdat DGM [gedaagde] nog de gelegenheid heeft gegeven die inschrijving ongedaan te maken. De kantonrechter verwerpt daarom het daarop betrekking hebbende verweer van [gedaagde]. Dat [gedaagde] wellicht op 7 augustus 2006 nog geen nevenwerkzaamheden binnen zijn eigen onderneming had verricht, doet niets af aan het bovenstaande. DGM moet er als werkgever op kunnen vertrouwen dat het verbod op nevenwerkzaamheden niet wordt overtreden. Het enkel hebben van een eigen onderneming als die van [gedaagde] is al voldoende om die overtreding te kunnen aannemen. Op grond van het vorenstaande zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen. Documenten, gegevensdragers en bestanden/onrechtmatige concurrentie: Ter zitting van 21 september 2007 is komen vast te staan dat van het onderzochte materiaal ongeveer 50% van de DVD’s bedrijfsgegevens bevatte van DGM. Die gegevens betreffen met name: alle klantencontracten, omzetgegevens van de klanten en margegevens. Gelet op de procedures die binnen DGM met betrekking tot het werken met de G-schijf op de in het bedrijf aanwezige computers, heeft [gedaagde] in strijd daarmee van de betrokken bestanden op zijn laptop een backup gemaakt. Hij heeft daarvoor als verklaring gegeven dat [YYY] hem had gevraagd om dat te doen om de gegevens veilig te stellen in verband met mogelijke verdenking tegen (een) andere werknemer(s) bij DGM. Dat standpunt is volstrekt ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat [gedaagde] het voor het eerst heeft ingenomen op de zitting van 21 september 2007. De kantonrechter gaar hier dus aan voorbij. De conclusie is dat [gedaagde] bedrijfsgevoelige informatie op zijn laptop heeft gezet en daarvan DVD’s heeft gemaakt. Dit feit, gecombineerd met het feit dat [gedaagde] een eigen onderneming is gestart die blijkens de bedrijfsomschrijving met DGM concurrerende activiteiten ontplooit, levert naar het oordeel van de kantonrechter onrechtmatig handelen door [gedaagde] op. Hoewel de arbeidsovereenkomst geen concurrentiebeding en/of relatiebeding bevat, rechtvaardigt dit onrechtmatige handelen van [gedaagde] daarom alleszins toewijzing van de vorderingen genoemd onder 2., 3. en 4. Dit geldt temeer nu ook is gebleken dat visitekaartjes van [gedaagde] ook bij relaties van DGM zijn aangetroffen. Het betoog van [gedaagde] dat visitekaartjes van zijn onderneming bij vele potentiële klanten worden achtergelaten doet daar niet aan af. Het versterkt eerder nog de vrees voor concurrentie. [gedaagde] heeft nog wel betoogd dat hij relaties van DGM niet actief benaderd. De kantonrechter verwerpt ook dat betoog. Doordat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om een met het bedrijf van DGM concurrerende onderneming te starten, beïnvloedt hij te zeer de altijd aanwezige kans dat met name klanten van DGM met wie [gedaagde] persoonlijk contact heeft gehad, de indentiteit van beide ondernemingen niet uit elkaar houden en worden aangemoedigd om naar het bedrijf van [gedaagde] te stappen. De gewijzigde vordering van DGM wordt toegewezen. Dat brengt met zich dat [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. In reconventie: Nu in conventie wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet op 7 augustus 2006 rechtsgeldig is gegeven, kan niet gezegd worden dat dit ontslag onregelmatig en/of kennelijk onredelijk is. De reconventionele vordering zal daarom in al haar variëteiten moeten worden afgewezen. Ook hier is [gedaagde] de in het ongelijk gestelde partij. Gelet op de samenhang van de vorderingen zullen de proceskosten aan de zijde van DGM worden begroot op nihil. Beslissing De kantonrechter: In conventie: Verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door het ontslag op staande voet op 7 augustus 2006 is geëindigd. Verbiedt [gedaagde] om vanaf 7 augustus 2006 tot één jaar na dit vonnis, direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleent als DGM doet, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten, onder verbeurte van een dwangsom van €10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod. Beveelt [gedaagde] zijn onderneming en activiteiten op het gebied van training en consultancy op het gebied van gevaarlijke stoffen te staken en gedurende twee jaar na de dag van het ontslag gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] aan dat bevel geen gevolg zal geven. Verbiedt [gedaagde] de in productie 6 bij de dagvaarding genoemde relaties van DGM gedurende twee jaar na de dag van het ontslag te benaderen, onder verbeurte van een dwangsom van €10.000,00 per overtreding van dit verbod. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van DGM begroot op €352,32 aan verschotten en €2.400,00 aan salaris voor de gemachtigde. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad. In reconventie: Wijst de vordering af. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van DGM begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.