
Jurisprudentie
BB8237
Datum uitspraak2007-11-19
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/41588
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/41588
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vreemdelingenbewaring / kennisgeving na ongegrond beroep
Door persoonsverwisseling is ten aanzien van vreemdeling A een kennisgeving uitgegaan op naam van vreemdeling B. Ten aanzien van deze vreemdeling B is eerder een beroep ongegrond verklaard. Omdat door een kennisgeving slechts een beroep tegen de oplegging van de maatregel kan worden ingeleid en geen vervolgberoep of hoger beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om de kennisgeving aan te merken als een vervolgberoep of door te zenden als hoger beroep. Omdat de rechtbank al eerder heeft geoordeeld over de oplegging van de maatregel, verklaart deze zich onbevoegd om van het met de kennisgeving ingeleide procedure beroep te nemen.
Door persoonsverwisseling is ten aanzien van vreemdeling A een kennisgeving uitgegaan op naam van vreemdeling B. Ten aanzien van deze vreemdeling B is eerder een beroep ongegrond verklaard. Omdat door een kennisgeving slechts een beroep tegen de oplegging van de maatregel kan worden ingeleid en geen vervolgberoep of hoger beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om de kennisgeving aan te merken als een vervolgberoep of door te zenden als hoger beroep. Omdat de rechtbank al eerder heeft geoordeeld over de oplegging van de maatregel, verklaart deze zich onbevoegd om van het met de kennisgeving ingeleide procedure beroep te nemen.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/41588 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 19 november 2007
inzake
[Eiser], geboren op [geboortedatum] 1987, van gestelde Chinese nationaliteit,
eiser, verblijvende in het detentiecentrum te Zeist
gemachtigde: mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Amsterdam,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: drs. B.H. Wezeman, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 9 oktober 2007 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd.
1.2 Verweerder heeft op 5 november 2007 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, Vw in kennis gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 12 november 2007. Eiser is alhier in persoon verschenen, zijn gemachtigde heeft bij faxbericht van 12 november 2007 aan de rechtbank meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Verweerder heeft ter zitting bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt toegelicht.
1.4 Omdat er twijfel is gerezen aan de identiteit van eiser heeft de rechtbank op 12 november 2007 het onderzoek heropend en aan partijen op grond van de door verweerder ter zitting gepresenteerde informatie de gelegenheid geboden om hun standpunt ten aanzien van de identiteit van eiser nader te bepalen. Verweerder heeft hiervan bij faxberichten van 13 november 2007 en van 14 november 2007 gebruik gemaakt. De gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd bij faxbericht van 15 november 2007. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om het geding verder buiten zitting af te doen, waarop de rechtbank het onderzoek op 16 november 2007 heeft gesloten.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiser heeft na het uitgaan van de kennisgeving aan de rechtbank meegedeeld dat deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, op 22 oktober 2007 onder kenmerk AWB 07/38708, reeds uitspraak heeft gedaan op een tegen deze maatregel gericht beroep ex artikel 94 van de Vw. Eiser heeft aangegeven dat het inzenden van de kennisgeving vermoedelijk op een misverstand van de zijde van verweerder berust en heeft voorts aangegeven dat de gemachtigde van eiser niet ter zitting zal verschijnen.
2.3 Ter zitting heeft verweerder gesteld dat uit onderzoek van vingerafdrukken is gebleken dat eiser niet dezelfde persoon is als waarin de uitspraak van 22 oktober 2007 wordt gesproken.
2.4 Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft verweerder per faxberichten van 13 november 2007 en van 14 november 2007 meegedeeld dat uit een onderzoek op 13 november 2007 is gebleken dat de vingerafdrukken van de door verweerder als eiser beschouwde persoon niet overeenkomen met die van de in de uitspraak van 22 oktober 2007 genoemde vreemdeling. Voorts heeft verweerder meegedeeld dat het zogenaamde V-nummer van eiser niet 271.813.0650 is, maar 270.250.3860. Eiser is door de vreemdelingendienst in eerste instantie geregistreerd als dezelfde vreemdeling als genoemd in de uitspraak van 22 oktober 2007, maar na een dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat het niet ging om dezelfde persoon. Aan eiser is vervolgens een nieuw V-nummer toegekend. Verweerder heeft gesteld dat de op 12 november 2007 ter zitting aangevoerde vreemdeling wel dezelfde persoon is als genoemd in de uitspraak van 22 oktober 2007. Verweerder is van mening dat de kennisgeving van 5 november 2007 ten onrechte is verzonden en acht de rechtbank niet bevoegd om van het aldus ingeleide beroep kennis te nemen en verzoekt verweerder de rechtbank om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.5 Eiser heeft bij faxbericht van 15 november 2007 gesteld dat gezien de reactie van verweerder inderdaad sprake is van dezelfde vreemdeling als genoemd in de uitspraak van 22 oktober 2007 en dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de afdoening van de kennisgeving.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Blijkens het bepaalde in artikel 94 van de Vw stelt verweerder uiterlijk op de achtentwintigste dag na de bekendmaking van een besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in de artikelen 6, 58 en 59 Vw, de rechtbank hiervan in kennis, tenzij de vreemdeling voordien zelf beroep heeft ingesteld. Zodra de rechtbank de kennisgeving heeft ontvangen wordt de vreemdeling geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
2.7 Tussen partijen is niet in geschil dat de uitspraak van 22 oktober 2007 en de kennisgeving van 5 november 2007 betrekking hebben op dezelfde persoon en dat deze persoon ook ter zitting is aangevoerd. Op grond hiervan en gelet op het bovenoverwogene gaat ook de rechtbank van deze feiten uit. Dat eiser zelf ter zitting heeft verklaard niet eerder voor een rechtbank te zijn verschenen heeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu zowel verweerder als de gemachtigde van eiser hiervan uitgaan.
2.8 Nu de onderhavige procedure is ingeleid door een kennisgeving, is het beroep, gelet op de bewoordingen van artikel 94 van de Vw, gericht tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. Nu tegen dit besluit al eerder op 11 oktober 2007 beroep is ingesteld en dit beroep bij uitspraak van 22 oktober 2007 door deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, ongegrond is verklaard, is de rechtbank onbevoegd om van dit geschil kennis te nemen. De rechtbank ziet gelet op de bewoordingen van artikel 94 van de Vw geen mogelijkheid om de kennisgeving als een vervolgberoep als bedoeld in artikel 96 van de Vw aan te merken en evenmin om deze kennisgeving als een hoger beroepschrift door te zenden omdat met een kennisgeving geen vervolgberoep of een hoger beroep kan worden ingeleid.
2.9 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Gorter, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 19 november 2007, in tegenwoordigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, als griffier.
de griffier
de rechter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.