Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8128

Datum uitspraak2007-11-16
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers159012/ 07-205
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Wraking. Uit de omstandigheid dat de rechter meedeelt welke strafbare feiten aan verzoeker ten laste worden gelegd, volgt niet dat de rechter die feiten bewezen acht. Anders dan verzoeker veronderstelt is de rechter niet gebonden aan de eis van de officier van justitie en kan hij de behandeling van de zaak aanhouden. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ARNHEM Wrakingskamer zaaknummer / rekestnummer: 159012 / 07-205 Beschikking van 16 november 2007 inzake [verzoeker], wonende te Druten, verzoeker tot wraking, en MR. [A], in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak met parketnummers 05/502667-07 en 05/502575-07. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit: - het proces-verbaal van de zitting van 25 juli 2007, waarin het verzoek tot wraking is neergelegd - de brief van verzoeker van 2 augustus 2007 - het verweerschrift van mr. [A] van 15 augustus 2007 - de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking op 16 augustus 2007 - het proces-verbaal van de zitting van 16 augustus 2007, waarin het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is neergelegd - de beschikking van de wrakingskamer (in de samenstelling mrs. E.G. Smedema, A.W.M. van Hoof en T.P.E.E. van Groeningen) van 7 september 2007, waarin het verzoek tot wraking van 16 augustus 2007 wordt afgewezen - de voorgezette mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van 25 juli 2007 op 8 november 2007. 1.2. Hieronder staan de feiten en overwegingen waarop de uitspraak stoelt. Partijen worden verder [verzoeker] en mr. [A] genoemd. 2. De feiten [verzoeker] is, als verdachte, door de officier van justitie gedagvaard om op 25 juli 2007 te verschijnen voor de kantonrechter te Nijmegen wegens - kort gezegd - het in strijd met de APV Druten niet aangelijnd hebben van een hond en het niet voorkomen dat een hond zijn uitwerpselen achterlaat op het voetpad. Mr. [A] is op 25 juli 2007 als kantonrechter opgetreden. [verzoeker] is voor mr. [A] verschenen. zaaknummer / rekestnummer: 159012 / 07-205 2 16 november 2007 ________________________________________________________________________________ _ 3. Het verzoek en het verweer 3.1. [verzoeker] heeft mr. [A] ter zitting van 25 juli 2007 gewraakt. Uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal en de nadien door [verzoeker] gegeven schriftelijke en mondelinge toelichting leidt de wrakingskamer af dat [verzoeker] aan zijn verzoek tot wraking het volgende ten grondslag legt. Mr. [A] volgde tijdens de behandeling van eerdere strafzaken op de zitting steeds de eis van de officier van justitie. Dat was alleen anders als een verdachte een advocaat bij zich had, want dan kreeg de officier van justitie niet het woord en werd de zaak aangehouden. Ook in zijn eigen zaak kreeg, volgens [verzoeker], de officier eerst het woord waarmee de feiten vaststonden en mr. [A] alleen nog iets aan de strafmaat kon doen en de zaak dus niet meer aangehouden kon worden om een getuige te horen. Ook verder was mr. [A] vooringenomen door ter zitting op voorhand mee te delen dat [verzoeker] een hond heeft uitgelaten zonder dat deze was aangelijnd. 3.2. Mr. [A] voert het volgende aan. Hij stelt ter zitting aan [verzoeker] te hebben voorgehouden welke feiten hem door de officier van justitie worden verweten, zodat duidelijk was waarover gesproken diende te worden. Na het requisitoir van de officier van justitie zou [verzoeker] hebben geroepen dat als de eis wordt gevolgd, hij de kantonrechter zal wraken. Volgens mr. [A] is hij op geen enkele wijze gebonden aan de eis van de officier van justitie. Hij zegt ook te hebben meegedeeld dat [verzoeker] te snel conclusies trok, dat het vonnis nog niet vaststond en dat hij overwoog een verbalisant te horen. 4. De motivering van de beslissing 4.1. Gelet op artikel 512 Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. 4.3. De wrakingskamer stelt vast dat in kantonzaken de officier van justitie de zaak niet voordraagt. Gebleken is dat om die reden mr. [A] aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting aan [verzoeker] heeft meegedeeld welke strafbare feiten de officier van justitie hem ten laste legt. De veronderstelling van [verzoeker] dat mr. [A] daarmee op dat moment ook uitsprak dat hij die feiten bewezen achtte, is onjuist. Mr. [A] gaf slechts de inhoud van de dagvaardingen weer. Van vooringenomenheid van mr. [A] op dit punt is dan ook geen sprake. 4.4. De stelling van [verzoeker] dat, nu de officier van justitie zijn eis had gedaan, de feiten vastliggen en dat mr. [A] daaraan gebonden is, is op geen enkel wettelijk voorschrift gegrond. Evenmin is gebleken dat mr. [A] aan [verzoeker] te kennen heeft gegeven dat dit wel het geval zou zijn. In tegendeel zelfs, want blijkens het proces-verbaal heeft mr. [A] aan [verzoeker] meegedeeld dat hij nog helemaal niet zover is de officier van justitie te volgen en dat hij overweegt de verbalisant als getuige op te roepen. Dat mr. [A] die mededelingen heeft zaaknummer / rekestnummer: 159012 / 07-205 3 16 november 2007 ________________________________________________________________________________ _ gedaan, wordt door [verzoeker] niet betwist. Dit brengt mee dat ook hier niet is komen vast te staan dat mr. [A] jegens [verzoeker] zijn onafhankelijkheid heeft laten varen. 4.5. Uit het voorgaande volgt dat de door [verzoeker] aangevoerde gronden het wrakingsverzoek niet kunnen dragen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. 5. De beslissing De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af. Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.G.J. van Well, P.A. Huidekoper en J.C.E. Ackermans-Wijn en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2007. de griffier de voorzitter coll. JO