
Jurisprudentie
BB8111
Datum uitspraak2007-10-26
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/42830
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/42830
Statusgepubliceerd
Indicatie
Procesbelang / mob / intrekking verblijfsvergunning asiel
Geen procesbelang bij beroep tegen intrekking van verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De vergunning is ingetrokken wegens het verstrekken van onjuiste inlichtingen en verplaatsing van hoofdverblijf naar buiten Nederland. Eiser mocht de beroepsprocedure in Nederland afwachten. Er is een M110-formulier met een proces-verbaal, waaruit blijkt dat eiser sinds het bestreden besluit zijn woonruimte heeft verlaten. Eiser is niet ter zitting verschenen. Zijn gemachtigde heeft medegedeeld dat zij geen contact meer met hem heeft. Hieruit volgt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte en verkregen bescherming hier te lande. Geen procesbelang bij beoordeling van besluit tot intrekking van vot asiel (AbRS 10 december 2003, JV 2004, 64, LJN: AO0896). Beroep niet-ontvankelijk.
Geen procesbelang bij beroep tegen intrekking van verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De vergunning is ingetrokken wegens het verstrekken van onjuiste inlichtingen en verplaatsing van hoofdverblijf naar buiten Nederland. Eiser mocht de beroepsprocedure in Nederland afwachten. Er is een M110-formulier met een proces-verbaal, waaruit blijkt dat eiser sinds het bestreden besluit zijn woonruimte heeft verlaten. Eiser is niet ter zitting verschenen. Zijn gemachtigde heeft medegedeeld dat zij geen contact meer met hem heeft. Hieruit volgt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte en verkregen bescherming hier te lande. Geen procesbelang bij beoordeling van besluit tot intrekking van vot asiel (AbRS 10 december 2003, JV 2004, 64, LJN: AO0896). Beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
meervoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 06/42830
V.nr.: 200.702.3431
inzake:
[Eiser], alias [alias], die stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1970, van Iraakse nationaliteit, met onbekende woon- of verblijfplaats, eiser,
gemachtigde: mr. J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Hartsuiker, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Bij besluit van 11 augustus 2006 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000 ingetrokken. Op 1 september 2006 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.
2. Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 12 april 2007. Eiser noch zijn gemachtigde is aldaar, na voorafgaande kennisgeving, in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
3. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. FEITEN
In dit geding gaat de rechtbank uit van het volgende.
1. Op 11 januari 2007 is door de Korpschef van het regionaal politiekorps Gooi- en Vechtstreek middels een model M100-formulier gemeld dat eiser zelfstandig de hem toegewezen woonruimte heeft verlaten. Aan dit formulier is een proces-verbaal van bevindingen van diezelfde datum gevoegd, waarin is opgenomen dat eiser sinds 23 augustus 2006 niet meer aan zijn meldplicht voldoet, dat diverse adresonderzoeken geen resultaat hebben opgeleverd en dat derhalve kan worden vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
2. Bij brief van 11 april 2007 heeft de gemachtigde van eiser medegedeeld dat zij geen contact meer kan krijgen met eiser en dat deze niet meer reageert op de brieven van zijn gemachtigde.
III. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eiser belang heeft bij het onderhavige beroep.
2. Eiser is een verblijfsvergunning asiel verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Nadien heeft hij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verkregen. De vergunning is ingetrokken omdat eiser onjuiste inlichtingen zou hebben verschaft en omdat hij zijn hoofdverblijf naar buiten Nederland zou hebben verplaatst. Door het onderhavige beroep zijn de rechtsgevolgen van het besluit opgeschort. Het was eiser dus toegestaan in Nederland te verblijven.
Uit hetgeen is opgenomen in het M100-formulier, inclusief het daaraan gehechte proces-verbaal van bevindingen, en uit het feit dat eiser niet ter zitting is verschenen en dat zijn gemachtigde heeft medegedeeld dat zij geen contact meer met hem heeft, leidt de rechtbank af dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte en verkregen bescherming hier te lande.
Eiser heeft dan ook geen rechtens te beschermen belang meer bij een oordeel omtrent de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 december 2003 (JV 2004/64, LJN: AO0896). Aan de vraag of verweerder eisers verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd mocht intrekken, komt de rechtbank dan ook niet toe.
3. Gelet op het vorenstaande zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
IV. BESLISSING
De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2007 door mr. O.L.H.W.I. Korte, voorzitter, en mrs. P.H.M. Kuster en H.J. Fehmers, rechters, in tegenwoordigheid van L. Fernández Ferreiro, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier
De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc.: LFF
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.