
Jurisprudentie
BB8075
Datum uitspraak2007-10-23
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers295169 / JE RK 07-2165
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers295169 / JE RK 07-2165
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vervangende toestemming medische behandeling van minderjarige.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Kinderrechter
VERVANGENDE TOESTEMMING MEDISCHE BEHANDELING
zaak/rekestnummer: 295169 / JE RK 07-2165
datum uitspraak: 23 oktober 2007
BESCHIKKING van de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, gegeven in de zaak met betrekking tot de onder toezicht staande minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1997,
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[de vader] (verder de vader),
wonende te [adres],
en
[de moeder] (verder de moeder),
wonende te [adres],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
Als belanghebbenden in deze procedure worden tevens aangemerkt:
- mevrouw [de stiefmoeder] (verder de stiefmoeder), wonende op het adres van de vader;
- de heer [de stiefvader] (verder de stiefvader), wonende op het adres van de moeder.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de Stichting de Jutters te [plaats].
PROCESGANG
Op 14 september 2007 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder Bureau Jeugdzorg) een verzoekschrift met bijlagen ingediend daartoe strekkende dat de kinderrechter vervangende toestemming verleent voor een medische behandeling.
De kinderrechter heeft voorts kennis genomen van:
- een stelbrief van mr. W. Heemskerk d.d. 16 oktober 2007, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2007;
- een brief van Bureau Jeugdzorg d.d. 22 oktober 2007 met als bijlage een verbeterde versie van het
voornoemde verzoekschrift, ingekomen ter griffie per fax op 22 oktober 2007;
- een verweerschrift van mr. W. Heemskerk namens de moeder en de stiefvader d.d. 19 oktober 2007,
ingekomen ter griffie op 22 oktober 2007.
Het verzoekschrift is op 23 oktober 2007 ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mevrouw [A], de gezinsvoogdes namens Bureau Jeugdzorg;
- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat mevrouw mr. W.H. Benard;
- de vader en de stiefmoeder.
BEOORDELING
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 augustus 2007 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 5 september 2007 tot 5 september 2008. Tevens is aan Bureau Jeugdzorg, hierna ook verzoekster te noemen, machtiging verleend de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening.
Verzoekster heeft de kinderrechter op grond van artikel 1:264 BW verzocht vervangende toestemming te geven voor een medische behandeling, te weten medicatie in de vorm van Risperdal.
Mevrouw [A] heeft ter terechtzitting mondeling gepersisteerd bij het verzoek. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht, dat de medicatie Ritalin, die de minderjarige eerst kreeg, is vervangen door Risperdal, wat een positief effect had op het gedrag van de minderjarige. Omdat de moeder zich zorgen maakt over de gevolgen van Risperdal op de lange termijn van de minderjarige en zij niet meer akkoord ging met de toediening van deze medicatie, is verstrekking van Risperdal direct gestaakt. Als gevolg daarvan is de minderjarige nu onrustig, impulsief en zijn tics zijn teruggekeerd. De minderjarige krijgt nu Equasym, een middel met ongeveer dezelfde werking als Ritalin. In het gedrag van de minderjarige wordt hierdoor wel enige verbetering gezien, maar niet zoals bij toediening van Risperdal. De minderjarige zit zichzelf hierdoor in de weg en raakt hierdoor gefrustreerd, aldus de gezinsvoogdes.
Mr. Benard heeft namens de moeder verzocht om het verzoek af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat, hoewel de moeder en de stiefvader volledig achter de behandeling van de minderjarige staan, zij evenwel van mening zijn dat deze niet in de vorm van Risperdal dient te geschieden, omdat dit een anti-psychoticum betreft en leidt tot apathisch gedrag bij de minderjarige. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat het zonder toediening van Risperdal juist goed gaat met de minderjarige en dat hij als hij bij de moeder en de stiefvader thuis is geen tics vertoont.
De vader heeft ter terechtzitting meegedeeld dat hij akkoord gaat met toediening van Risperdal, omdat de minderjarige zich hierdoor beter voelt, het beter met hem gaat op school, omdat de spanningsboog in zijn hoofd langer wordt. Hij heeft geen zombieachtig gedrag bij de minderjarige waargenomen als gevolg van de medicatie.
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij in de week voor de terechtzitting heeft gesproken met een begeleider van de minderjarige en dat die haar heeft meegedeeld dat de minderjarige het de laatste tijd op Equasym bijzonder goed doet. Voorts heeft de moeder meegedeeld dat zij graag wil dat er een second opinion/contra-expertise zal worden aangevraagd aangaande de nodige medicatie.
Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift, de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de ter terechtzitting gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend noodzakelijk is dat de minderjarige het medicijn Risperdal, waarmee als aanvulling op Ritalin/Concerta een aanzienlijke verbetering bij de minderjarige is bereikt, toegediend krijgt. De kinderrechter heeft er begrip voor dat de moeder zich zorgen maakt over de toediening van dit medicijn onder andere als gevolg van het lezen van de bijsluiter. Algemeen bekend is echter dat de meeste bijwerkingen die in een bijsluiter worden genoemd zich niet voordoen. Bovendien komt het vaker voor voor dat bepaalde medicatie werkzaam is bij niet geïndiceerde toepassingen, zoals in dit geval een anti-psychoticum bij ADHD. Op eventueel schadelijke lange termijn effecten dient naar het oordeel van de kinderechter in dit stadium niet te worden vooruitgelopen. Thans is namelijk van groot belang dat uit de brieven van de psycholoog en de kinderpsychiater van de Jutters blijkt dat de medicatie, waarover dit geding gaat, door de behandelaars noodzakelijk wordt geacht om te kunnen werken aan de gestelde behandeldoelen. Zowel de ontwikkeling van de minderjarige als de behandeling stagneren op dit moment door de niet optimaal afgestelde medicatie. De kinderechter acht het op dit moment van het grootste belang dat deze stilstand wordt opgeheven door het toedienen van de door de behandelaars na uitgebreide observatie en onderzoek geadviseerde medicatie. Tenslotte merkt de kinderrechter op dat het aanvragen van een second opinion/contra-expertise op de weg van de moeder ligt.
Gelet op het vorenstaande zal als volgt worden beslist.
BESLISSING
De kinderrechter:
verleent vervangende toestemming voor medische behandeling van voormelde minderjarige door het toedienen van het medicijn Risperdal als aanvulling op Ritalin/Concerta;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Bergh, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2007, in tegenwoordigheid van A.J. Fioole als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te 's-Gravenhage.