Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8013

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers850074 DX EXPL 07-842
Statusgepubliceerd


Indicatie

Effectenlease/huurkoop/zorgplicht/tussenvonnis.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Rolnummer: 850074 DX EXPL 07-842 Vonnis van: 17 oktober 2007 F.no.: 009 Vonnis van de kantonrechter I n z a k e [eiser] wonende te [woonplaats] eiser in conventie, verweerder in reconventie nader te noemen [eiser] gemachtigde: mr. P.R. Starink (Van Diepen Van der Kroef Advocaten) t e g e n DEXIA BANK NEDERLAND N.V. gevestigd te Amsterdam gedaagde in conventie, eiseres in reconventie nader te noemen Dexia gemachtigde: [gemachtigde Dexia] De procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 26 februari 2007, met producties, - de conclusie van antwoord – met eis in reconventie – van Dexia, met producties, - de conclusie van antwoord in reconventie, met producties, Bij tussenvonnis van 23 mei 2007 is bepaald dat er een comparitie zal worden gehouden, welke is gehouden op 8 augustus 20007. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door partijen nog aanvullende stukken ingediend. Tijdens de comparitie zijn door Dexia nog aanvullende stukken overgelegd. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt. Vonnis is nader bepaald op heden. Gronden van de beslissing Indeling van het vonnis 1. Feiten 2. Vorderingen [eiser] in conventie 3. Standpunten [eiser] 4. Standpunten Dexia 5. Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie 6. Verweer in (voorwaardelijke) reconventie 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie. In conventie en in reconventie Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. , (mede) handelende onder de naam Legio-Lease (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen. 1.2. Blijkens daarvan opgemaakte onderhandse aktes zijn (de rechtsvoorganger van) Dexia en [eiser] de vijf volgende lease-overeenkomsten onder de naam WinstVerDrieDubbelaar met elkaar aangegaan: - op 20 april 2000, de overeenkomst met nummer 74405555 (overeenkomst 1); - op 30 november 2000, de overeenkomst met nummer 29407578 (overeenkomst 2), - op 4 januari 2001, de overeenkomst met nummer 29489540 (overeenkomst 3), - op 22 maart 2001, de overeenkomst met nummer 29493779 (overeenkomst 4), - op 23 juli 2001, de overeenkomst met nummer 29540057 (overeenkomst 5). De overeenkomsten zijn steeds aangegaan voor een periode van 36 maanden, en zij zijn na het verstrijken van de overeengekomen tijd verlengd voor de duur van 36 maanden. Overeenkomst 1 houdt in, dat [eiser] voor aankoopbedragen van in totaal € 19.566,36 aandelen leaset en dat hij 36 gelijke maandtermijnen van € 114,04 verschuldigd is. De totale leasesom beliep 23.671,80, waarvan € 4.105,44 rente. De overeenkomst is voor de duur van 36 maanden verlengd, waarbij de maandtermijnen nader zijn bepaald op € 114,14. Overeenkomst 2 houdt in, dat [eiser] voor aankoopbedragen van in totaal € 19.478,85 aandelen leaset en dat hij 36 gelijke maandtermijnen van € 113,53 verschuldigd is. De totale leasesom beliep € 23.565,93, waarvan € 4.087,08 rente. De overeenkomst is voor de duur van 36 maanden verlengd, waarbij de maandtermijnen nader zijn bepaald op € 117,75 per maand. Overeenkomst 3 houdt in, dat [eiser] voor aankoopbedragen van in totaal € 19.544,16 aandelen leaset en dat hij 36 gelijke maandtermijnen van € 113,91 verschuldigd is. De totale leasesom beliep € 23.644,92, waarvan € 4.100,76 rente. De overeenkomst is voor de duur van 36 maanden verlengd, waarbij de maandtermijnen nader zijn bepaald op € 118,14 per maand. Overeenkomst 4 houdt in, dat [eiser] voor aankoopbedragen van in totaal € 19.543,68 aandelen leaset en dat hij 36 gelijke maandtermijnen van € 113,91 verschuldigd is. De totale leasesom beliep € 23.644,44, waarvan € 4.100,76 rente. De overeenkomst is voor de duur van 36 maanden verlengd, waarbij de maandtermijnen nader zijn bepaald op € 118,14 per maand. Overeenkomst 5 houdt in, dat [eiser] voor aankoopbedragen van in totaal € 19.465,38 aandelen leaset en dat hij 36 gelijke maandtermijnen van € 113,45 verschuldigd is. De totale leasesom beliep € 23.549,58 , waarvan € 4.084,20 rente. De overeenkomst is voor de duur van 36 maanden verlengd, waarbij de maandtermijnen nader zijn bepaald op een bedrag van € 117,67 per maand. [eiser] heeft de van deze verlenging opgemaakte akte ondertekend “onder protest en onder voorbehoud van alle rechten”. In alle initiële overeenkomsten is voorzien in drie aankopen van aandelen. De eerste aankoop heeft steeds plaatsgevonden een dag voor de dagtekening van de overeenkomst, de tweede aankoop 12 maanden na de eerste aankoop en de derde aankoop 12 maanden na de tweede aankoop. De tweede en derde aankoop waren in fondsen, aantallen en koersen gelijk aan de eerste aankoop, met dien verstande dat ingeval van splitsing of andersoortige wijziging van waarden in nieuwe soorten een overeenkomstige hoeveelheid waarden van de nieuwe soort zouden worden gekocht. Daarbij werd steeds bepaald, voorzover thans van belang: “Voor het recht en de plicht tot de tweede en derde aankoop van dezelfde fondsen, aantallen tegen dezelfde koersen als de eerste aankoop is lessee aan Legio-Lease een premie verschuldigd welke gelijk is aan het bruto dividend dat op de waarden betaalbaar wordt gesteld gedurende de looptijd van deze leaseovereenkomst met een minimum per jaar gelijk aan het bruto dividend dat op de waarden betaalbaar wordt gesteld gedurende de looptijd van deze leaseovereenkomst met een minimum per jaar gelijk aan het bruto dividend per aandeel dat op de waarden in 1999 werd uitgekeerd. Deze premie zal door Legio-Lease worden verrekend met gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst op de waarden betaalbaar gestelde dividenden. Indien deze dividenden niet voldoende zijn dan zal een eventueel tekort aan het einde van de leaseovereenkomst worden verrekend. (...)” Voorts is in alle overeenkomsten bepaald dat aan het eind van de leaseovereenkomst “het restant” – zijnde het aankoopbedrag, verminderd met een in of omstreeks de 35e maand te betalen bedrag van € 45,38 – dient te worden betaald, en dat dit restant “in principe” wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de “waarden”. 1.3 Blijkens een uittreksel ‘Ex Libro Facultatis Litterarum Universitatis Amstelodamensis’ heeft [eiser] in 1994 met goed gevolg het doctoraal examen geschiedenis afgelegd. Ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten was [eiser] 35 jaar oud en was hij werkzaam als zelfstandig gevestigd junior redacteur van voornamelijk reisgidsen. [eiser] had geen vast maandelijks inkomen. Zijn belastbaar inkomen bedroeg in 2000 en 2001 € 6.623,-- respectievelijk € 5.988,--. Hij had geen beleggingservaring. 1.4. Dexia heeft de overeenkomsten tussentijds beëindigd en de volgende eindafrekeningen opgesteld: - op 10 januari 2006 ten aanzien van overeenkomst 1; volgens deze afrekening is [eiser] verschuldigd € 1.644,74 aan achterstallige termijnen en € 19.520,98 aan restant hoofdsom, en dient hij per saldo nog € 4.884,03 te betalen; - op 10 januari 2006 ten aanzien van overeenkomst 2; volgens deze afrekening is [eiser] verschuldigd € 1.777,71 aan achterstallige termijnen en € 19.433,47 als restant hoofdsom, en dient hij per saldo nog € 12.922,10 te betalen; - op 17 juli 2006 ten aanzien van overeenkomst 3; volgens deze afrekening is [eiser] verschuldigd € 2,542,27 aan achterstallige termijnen en € 19.498,78 aan restant hoofdsom. en dient hij per saldo nog € 13.589,43 te betalen; - op 10 januari 2006 ten aanzien van overeenkomst 4; volgens deze afrekening is [eiser] verschuldigd € 1.653,96 aan achterstallige termijnen en € 19.498,30 aan restant hoofdsom, en dient hij per saldo nog € 10.049,00 te betalen; - op 13 december 2005 ten aanzien van overeenkomst 5; volgens deze afrekening is [eiser] verschuldigd € 1.710,85 aan achterstallige termijnen en € 19.420,-- aan restant hoofdsom, en dient hij per saldo nog € 9.318,61 te betalen. 2. Vorderingen [eiser] in conventie [eiser] vordert primair verklaring voor recht dat voormelde overeenkomsten per 21 december 2004 zijn vernietigd op grond van strijd met artikel 9 Wck, althans vernietiging van deze overeenkomsten, subsidiair vernietiging van de overeenkomsten op grond van dwaling. In beide gevallen wordt gevorderd veroordeling van Dexia tot terugbetaling van hetgeen hij aan Dexia heeft betaald, met nevenvorderingen. Meer subsidiair wordt gevorderd ontbinding van de nog niet beëindigde overeenkomsten op grond van wanprestatie en veroordeling van Dexia tot betaling van schadevergoeding ter grootte van elke (periodieke) betaling die hij aan Dexia heeft verricht, met rente, en te vermeerderen met al hetgeen Dexia te vorderen heeft of zal hebben van hem. Voorts wordt gevorderd veroordeling van Dexia om binnen 48 uur na het te dezen te wijzen vonnis iedere registratie bij de Stichting Bureau Krediet Registratie, die verband houdt met voormelde overeenkomsten, te (doen) verwijderen, alles met kosten. 3. Standpunten [eiser] 3.1 [eiser] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [eiser] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, danwel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld .Volgens [eiser] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [eiser] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten althans uit de reeds door hem betaalde bedragen. 3.2 [eiser] voert voor wat betreft het beroep op dwaling in het bijzonder nog aan, dat de overeenkomsten een risicovolle, dwingende optieconstructie kennen, die hierin bestaat dat op verschillende tijdstippen (ieder jaar) het effect van het koersverloop vermenigvuldigd wordt, doordat op die tijdstippen dezelfde soort en hoeveelheid aandelen worden aangekocht tegen de koers van de aandelen op het moment dat de overeenkomsten werden gesloten. Dit leidt bij een dalende koers van de effecten niet alleen tot een “normaal” koersverlies (normaal beleggingsrisico), maar ook nog eens tot een extra verlies (bijzonder risico). Aldus wordt niet alleen een eventuele winst, maar ook een eventueel verlies vermenigvuldigd, aldus [eiser], die stelt dat hem zulks niet is verteld. 3.3 [eiser] stelt voorts aan Dexia te hebben betaald: - overeenkomst 1: 36 en 18 termijnen van € 114,14, is in totaal € 6.159,96; - overeenkomst 2: 36 termijnen van € 113,53 en 13 termijnen van € 117,75, is in totaal € 5.617,83 - overeenkomst 3: 36 termijnen van € 113,91 en 11 termijnen van € 118,14, is in totaal € 5.400,30; - overeenkomst 4: 36 termijnen van € 113,91 en 8 termijnen van € 118,14, is in totaal € 5.045,88; - overeenkomst 5: 36 termijnen van € 113,55 en 3 termijnen van € 117,67, is in totaal € 4.440,81. 4. Standpunten Dexia 4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser] 4.2. Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eiser] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. 4.3. Dexia betwist de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn. 4.4. Volgens Dexia heeft [eiser] wegens termijnen betaald: - overeenkomst 1: € 5.613,16; - overeenkomst 2: € 4.840,30; - overeenkomst 3: € 4.412,35; - overeenkomst 4: € 4.487,71; - overeenkomst 5: € 4.291,04. 5. Vorderingen Dexia in reconventie 5.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van € 50.763,17, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de leaseovereenkomsten. 6. Verweer in reconventie Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eiser] naar aanleiding van de tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de leaseovereenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel vernietigd althans ontbonden dienen te worden. 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie 7.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn: huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3) toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8); nakoming zorgplicht (rov 8.9); verdeling van het nadeel (rov 9); De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende. Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 7.2. Een leaseovereenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. Strijd met WCK en andere wetten en regelingen 7.3. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eiser], wegens strijd met andere wetten en regelingen. 7.4. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [eiser] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Dwaling 7.5. Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico. In dat geval kan zij krachtens art. 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. De lease-overeenkomsten zijn tot stand gekomen nadat [eiser] kennis heeft kunnen nemen van de tekst van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease. Uit de inhoud van die stukken had [eiser] kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte en te kopen effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiser] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Er dient in zijn algemeenheid van te worden uitgegaan dat ieder die in effecten belegt, en ook [eiser], zich ervan bewust dient te zijn dat koersen van effecten ook kunnen dalen en dat dit in het bijzonder ook in gevallen als de onderhavige, waarin tijdens de looptijd van de overeenkomst aandelen worden aangekocht tegen prijzen van één respectievelijk twee jaar eerder, nadelige gevolgen kan hebben. Voor zover [eiser] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Vorenstaande brengt mee dat het beroep op dwaling wordt verworpen. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet. .Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) 7.6. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel. Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel 7.7 [eiser] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. 7.8. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiser] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de overeenkomst aan te gaan. 7.9. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. De beslissing op dit punt wordt aangehouden totdat de hierna te noemen nadere inlichtingen zullen zijn verkregen. 7.10. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. Verlengde kortlopende overeenkomsten zoals de onderhavige worden in beginsel afgerekend op 36 maanden indien de overeenkomsten uit nood zijn verlengd omdat de afnemer de restschuld niet kon voldoen. Naar [eiser] onbestreden heeft gesteld, was dit hier het geval. In aanvulling op de voor de comparitie gevraagde en ter comparitie verkregen gegevens dient Dexia nog mee te delen hoe, per overeenkomst, de eindafrekening zou zijn geweest indien deze zouden zijn opgemaakt bij het einde van de aanvankelijk overeengekomen duur van 36 maanden. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de hierna te noemen rolzitting. 7.12. [eiser] zal zich vervolgens over die opgaven kunnen uitlaten. 7.13. [eiser] stelt dat hij wegens termijnen méér heeft betaald dan Dexia stelt te hebben ontvangen. [eiser], op wie de bewijslast van de gestelde betalingen rust, dient middels bewijsstukken (bankafschriften) aan te tonen dat hij de gestelde betalingen heeft verricht. Hij kan dat doen op de hierna te noemen rolzitting. Vanzelfsprekend kan Dexia vervolgens zich daarover uitlaten. Beslissing De kantonrechter: in conventie en in reconventie: Draagt Dexia op de onder 7.11 gevraagde gegevens te verstrekken Draagt [eiser] op de bewijsstukken van de door hem gestelde betalingen over te leggen. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rolzitting van 14 november 2007. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in aanwezigheid van de griffier. Griffier Kantonrechter