
Jurisprudentie
BB7927
Datum uitspraak2007-11-05
Datum gepubliceerd2007-11-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/2508
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/2508
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van het eisers verzoek om in aanmerking te komen voor toepassing van de hardheidsclausule voor toelating tot de opleiding geneeskunde gehandhaafd. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen grond voor het oordeel dat verweerder niet mede op basis van het advies van de adviescommissie heeft kunnen besluiten om eiser in redelijkheid niet onder de werking van de hardheidsclausule te laten vallen. De door eiser in bezwaar aangevoerde omstandigheden zijn niet zodanig dat uitloting daarbij onbillijk is. Voorts is niet gebleken dat eiser in onoverkomelijke problemen komt indien hij het volgende studie jaar niet een aanvang kan maken de opleiding geneeskunde.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/2508
Uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2007
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. B.P.J.M.L. Vliexs,
tegen
de Informatie Beheer Groep,
te Groningen,
verweerder,
gemachtigde mr. F. Hummel.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2006 heeft verweerder eisers verzoek om in aanmerking te komen voor toepassing van de hardheidsclausule voor toelating tot de opleiding Geneeskunde voor het studiejaar 2007- 2008 afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 5 januari 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 april 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 27 november 2006 gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 16 april 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Arnhem heeft het beroepschrift vervolgens met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar deze rechtbank.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 september 2007, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder zich bij besluit van 12 april 2007 in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking komt.
2. Het wettelijk kader luidt als volgt.
3. Ingevolge artikel 7.57c, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) in samenhang met artikel 27 van de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs, kan verweerder ten hoogste 5% van het aantal plaatsen per opleiding aan aanstaande studenten toewijzen wanneer uitloting voor de student die daartoe een verzoek indient een onbillijkheid van overwegende aard oplevert.
4. Ter invulling van de beleidsvrijheid die verweerder op grond van artikel 7:57c, vierde lid, van de WHW toekomt, heeft zij op 23 juni 2003 de beleidsregel "Hardheidsclausule uitgelote kandidaten"(kenmerk OS/JB/-03189) vastgesteld (gepubliceerd in Uitleg Gele katern nr. 18 van 30 juli 2003, in werking getreden 1 augustus 2003).
De beleidsregel luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
De beschikbare plaatsen worden toegewezen aan aanvragers die zich door (een combinatie van) zeer bijzondere omstandigheden van persoonlijke aard onderscheiden van andere uitgelote studenten. Deze omstandigheden moeten van dien aard zijn dat de uitloting daarbij onbillijk is. Het uitloten op zich wordt niet aangemerkt als een onbillijkheid.
Tevens moet blijken dat de studerende in onoverkomelijke problemen komt indien hij het volgende studiejaar niet met de opleiding kan beginnen.
Voorbeelden van omstandigheden, die in de beoordeling worden meegenomen zijn:
- de aanwezigheid van medische en/of psychische problemen bij de aanvrager die niet direct het gevolg zijn van de uitloting, maar waarbij aannemelijk is gemaakt dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage zal leveren aan het genezingsproces;
(…).
Voor al deze omstandigheden geldt dat men ten bewijze daarvan verklaringen van terzake onafhankelijke deskundigen en/of andere bewijsstukken moet meezenden. De aanwezigheid van een of meerdere van bovenstaande omstandigheden is zeker geen garantie voor toewijzing van een aanvraag. Aangezien de IB-groep bij het toewijzen aan een maximum is gebonden, hangt het af van de omstandigheden van de andere aanvragers of de aanwezigheid van bepaalde omstandigheden tot een toewijzing kan leiden.
Als voorbeelden van omstandigheden, of argumenten waarmee geen rekening wordt gehouden bij de beoordeling van de aanvragen zijn te noemen:
-de mate waarin de aanvrager gemotiveerd is voor het volgen van de opleiding;
(..).
5. Het door verweerder gevoerde beleid acht de rechtbank niet kennelijk onredelijk.
6. Voor het studiejaar 2006-2007 zijn 2850 plaatsen voor de studie geneeskunde beschikbaar. Het maximale aantal beschikbare plaatsen voor de opleiding geneeskunde in het kader van de hardheidclausule bedroeg 145. Het aantal daarvoor ingediende verzoeken bedroeg 140, waarvan thans acht verzoeken zijn gehonoreerd.
7. Eiser is op grond van zijn cijferlijst ingedeeld in lotingklasse E, met als volgnummer 0678. In deze klasse zijn gegadigden ingeloot tot en met volgnummer 0208.
8. Eiser heeft aan zijn verzoek om toepassing van de hardheidsclausule, gedateerd 16 augustus 2006, ten grondslag gelegd dat zijn persoonlijke omstandigheden in de afgelopen jaren vooral zijn beïnvloed door een ernstige depressie van zijn moeder, hetgeen betekende dat er veel zorgen thuis waren. Eiser heeft hier veel aandacht voor gehad omdat zijn vader een drukke baan heeft en zijn zus zich vooral bezig hield met school en vrienden. Het resultaat hiervan is volgens eiser dat hij op het gymnasium is geslaagd met een gemiddelde van 6,4. Dit houdt in dat eiser in de laagste lotingcategorie E valt. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de hardheidsclausule dient te worden toegepast heeft eiser een verklaring van de huisarts overgelegd.
In bezwaar heeft eiser een verklaring van drs. A.M. van Nispen tot Pannerden (psychiater/psychotherapeut) van 14 februari 2007 overgelegd. Deze verklaart naar aanleiding van zijn onderzoek d.d. 14 februari 2007 dat eiser in de tweede, derde en vierde klas van de middelbare school vanwege huiselijke omstandigheden en de daaruit voorvloeiende psychische problemen onvoldoende in staat is geweest een stevige basis te leggen voor de eindexamenjaren, waardoor zijn resultaten bij het eindexamen lager zijn uitgevallen dan wat verwacht mocht worden. Voorts heeft eiser in de bezwaarfase een verklaring van drs. A. Heffels (psycholoog/psychotherapeut) van 30 januari 2007 overgelegd, waarin zij naar aanleiding van een gesprek op 24 januari 2007 met eiser en zijn ouders aangeeft van oordeel te zijn dat er inderdaad zwaarwegende redenen zijn om aan te nemen dat de cijfers die eiser haalde op zijn eindexamen gymnasium, lager uitvielen dan op grond van zijn intellectuele capaciteiten verwacht kon worden. Er waren in het gezin van eiser ernstige psychische problemen die een duidelijk negatieve invloed hadden op zijn functioneren.
9. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit in navolging van de Adviescommissie aanmelding en selectie op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen onbillijkheid van overwegende aard opleveren op grond waarvan de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. Het is volgens verweerder onmogelijk om vast te stellen in welke mate het gemiddelde eindexamencijfer negatief is beïnvloed door de thuissituatie van eiser. Bovendien onderscheidt de situatie van eiser zich niet van andere uitgelote studenten die te maken hebben gehad met ernstige familieomstandigheden.
10. In beroep heeft eiser aangevoerd dat nu diverse medici tot de conclusie zijn gekomen dat de resultaten van eiser bij zijn eindexamen lager zijn uitgevallen dan op grond van de intelligentie van eiser verwacht mocht worden, er wel degelijk sprake is van specifieke bijzondere omstandigheden die niet vergelijkbaar zijn met die van andere uitgelote studenten. Daarnaast kan eiser geschaard worden onder een van de voorbeelden die verweerder aanhaalt waarbij toepassing van de hardheidsclausule mogelijk is, te weten "medische of psychische problemen van de uitgelote student die niet direct het gevolg zijn van de uitloting, maar waarbij aannemelijk is gemaakt dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage zal leveren aan het genezingsproces".
11. In het verweerschrift heeft verweerder haar standpunt, dat niet objectief is vast te stellen welke invloed zijn thuissituatie heeft gehad op de schoolprestaties van eiser, gehandhaafd. Verder heeft verweerder geconstateerd dat eiser geen verklaring van een specialist heeft meegezonden die de stelling, dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage zou kunnen leveren aan het genezingsproces, onderschrijft. Volgens verweerder leveren, ook gecombineerd bezien, alle door eiser naar voren gebrachte omstandigheden geen onbillijkheid van overwegende aard op.
12. Eiser heeft ter zitting van de rechtbank een verklaring van de reeds genoemde drs. Heffels van 20 juni 2007 overgelegd waarin zij schrijft: "Mij is duidelijk gebleken dat de verwerking van jouw problemen stagneert omdat je hierdoor kansen gemist hebt om de studie van je keuze te doen. Ik ben ervan overtuigd geraakt tijdens onze gesprekken dat de toewijzing van je verzoek voor jou een positieve wending aan je leven zou geven en daardoor zou bijdragen aan het genezingsproces".
13. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft, zodat verweerder bij het gebruiken van deze bevoegdheid een grote mate van beleidsvrijheid toekomt.
14. Bij haar overwegingen betrekt de rechtbank voorts dat gebleken is dat verweerders gebruikelijke werkwijze ten aanzien van de behandeling van de bezwaarschriften gericht tegen de weigering om toepassing van de hardheidsclausule inhoudt dat een adviescommissie wordt ingeschakeld. Deze commissie, die ook in dit geval is geraadpleegd, spreekt met alle bezwaarmakers alvorens ten aanzien van de individuele bezwaarmakers tot een advies te komen. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende gewaarborgd dat in het onderhavige geval de persoonlijke omstandigheden van eiser zijn vergeleken met die van andere bezwaarmakers en dat hierbij alle door hem in bezwaar naar voren gebrachte aspecten in ogenschouw zijn genomen.
15. Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder niet mede op basis van het advies van genoemde commissie in redelijkheid heeft kunnen besluiten om eiser niet onder de werking van de hardheidsclausule te laten vallen. De door eiser in bezwaar aangevoerde omstandigheden zijn niet zodanig dat uitloting daarbij onbillijk is. De rechtbank volgt verweerder in haar betoog dat niet objectief en concreet is vast te stellen in hoeverre de thuissituatie van eiser van invloed is geweest op de schoolprestaties van eiser en dat eiser zich niet onderscheid van andere studenten die te kampen hebben gehad met ernstige familieomstandigheden. Voorts is niet gebleken dat eiser in onoverkomelijke problemen komt indien hij het volgende studiejaar - als bedoeld in de hierboven onder punt 4. genoemde beleidsregel - niet een aanvang kan maken met de opleiding geneeskunde.
16. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij medische en/of psychische problemen heeft die niet direct het gevolg zijn van de uitloting en dat het alsnog toewijzen van een plaats voor de studie geneeskunde een positieve bijdrage zal leveren aan zijn genezingsproces. Wat hier ook van zij, niet is gebleken dat eiser in onoverkomelijke problemen komt indien hij het volgende studiejaar niet met de studie geneeskunde kan beginnen.
17. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard, zodat het bestreden besluit in rechte gehandhaafd kan worden.
18. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
19. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus gedaan door mr. E.M. de Stigter als voorzitter en mr. A.A.H. Schifferstein en mr. L.C. Michon als leden in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2007.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: