Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7916

Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1573 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beƫindiging ziekengeld. Niet meer arbeidsongeschikt wegens ziekte of gebrek.


Uitspraak

06/1573 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 30 januari 2006, 05/3544 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 14 november 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A. Lebesque, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2007. Appellante is zoals aangekondigd niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M. Klootwijk. II. OVERWEGINGEN Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. Appellante heeft zich op 11 oktober 2004 ziek gemeld voor haar werk als allround dierenverzorgster in een pluimveebedrijf gedurende 42,5 uur per week. Bij besluit van 19 mei 2005 heeft het Uwv appellante medegedeeld dat zij met ingang van 30 mei 2005 geen recht (meer) heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) omdat zij per die datum niet (meer) wegens ziekte of gebreken ongeschikt is voor haar arbeid. Bij besluit van 16 augustus 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 mei 2005 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daartoe, samengevat, overwogen dat gelet op de stukken het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd op welke gronden zij concluderen dat de belastbaarheid van appellante ten opzichte van de voorgaande ZW-beoordeling is verbeterd en dat op basis van de beschikbare medische gegevens en onderzoeksbevindingen uit de door appellante gestelde klachten geen op ziekte of gebrek terug te voeren beperkingen zijn vast te stellen op de datum in geding. Van de zijde van appellante zijn geen medische stukken van een behandelend arts overgelegd die haar standpunt dat zij op de datum in geding niet in staat is arbeid te verrichten, bevestigen. De verzekeringsartsen hebben dan ook naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat bij appellante op de datum in geding geen sprake meer is van ongeschiktheid voor haar arbeid als allround dierenverzorgster. Het Uwv heeft op goede gronden besloten om het ziekengeld met ingang van 30 mei 2005 te beƫindigen. De Raad overweegt dat appellante ook in hoger beroep geen medische onderbouwing heeft aangeleverd voor haar standpunt dat zij als gevolg van psychische en lichamelijke klachten, die meer oorzaken hadden dan alleen de spanningen in de werksfeer en het daarop volgende ontslag, op 30 mei 2005 nog ongeschikt was voor haar arbeid. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt op zorgvuldige wijze is verricht, waarbij de Raad aantekent dat de bezwaarverzekeringsarts bij zijn onderzoek en beoordeling ook de rugklachten van appellante heeft betrokken. Dat de begeleiding door een maatschappelijk werker naar appellante stelt niet eerder dan in oktober 2005 vruchten begon af te werpen, geeft geen aanleiding te twijfelen aan de uitkomst van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De Raad concludeert dan ook dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) P. van der Wal. JL