
Jurisprudentie
BB7913
Datum uitspraak2007-11-13
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers89218 / KG ZA 07-306
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers89218 / KG ZA 07-306
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rechter schorst de executie uit kracht van notariële akten van 18 december 1998 en verbiedt de stichting Ecliptica over te gaan tot executoriale verkoop van woning van eiseres.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 89218 / KG ZA 07-306
Vonnis in kort geding van 13 november 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Beekbergen,
eiseres,
procureur mr. F.A.J.M. Peeters,
advocaat: mr. R. De Lange,
tegen
STICHTING ECLIPTICA,
statutair gevestigd te Leiden,
kantoorhoudende te Beekbergen,
gedaagde,
vertegenwoordigd door de heer [naam voorzitter], voorzitter.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 8 november 2007
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota met producties van de Stichting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij notariële akten van 18 december 1998, heeft [eiseres] aan (onder meer) de Stichting een lijfrente geschonken, steeds bestaande uit vijf jaarlijkse termijnen van elk ƒ 670.000,-- (€ 304.032,74) en te betalen op 30 december van ieder jaar, waarbij de eerste termijn is vervallen op 30 december 1998 en de laatste op 30 december 2002.
2.2. [eiseres] is op 31 augustus 1999 een geregistreerd partnerschap met [naam voorzitter], ook toen reeds voorzitter van de Stichting, aangegaan waardoor tussen hen beide een algehele gemeenschap van goederen is ontstaan. Het geregistreerd partnerschap is op 23 oktober 2000 beëindigd. Bij vonnis van 3 november 2004 van deze rechtbank, bekrachtigd door het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 19 december 2006, is de verdeling van de ontbonden gemeenschap vastgesteld. Daarbij is [naam voorzitter] onder meer veroordeeld ter zake van overbedeling een bedrag van € 126.588,90 aan [eiseres] te betalen. In verband met het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep heeft de Stichting het door [naam voorzitter] aan [eiseres] verschuldigde bedrag gedeponeerd onder notaris Mellema-[naam voorzitter].
2.3. [eiseres] heeft in 2000, 2001 en 2002 de vervallen lijfrentetermijnen niet voldaan.
2.4. Bij brief van 27 april 2004 is aan de gemachtigde van [eiseres] een brief gezonden met een overzicht van de vordering, bestaande uit de lijfrentetermijnen, incassokosten en rente. Na aftrek van hetgeen [eiseres] inmiddels had betaald sluit voormeld overzicht op een bedrag van € 670.914,96. In deze brieft wordt aangezegd dat bij gebreke van betaling binnen 8 dagen zal worden overgegaan tot executoriale verkoop van de woning van [eiseres]. Eind 2004 is in de plaatselijke pers een aankondiging gedaan van de voorgenomen veiling van de woning van [eiseres], welke veiling uiteindelijk niet is doorgegaan.
2.5. Bij exploten van 13 januari 2005 heeft [eiseres] de hiervoor genoemde schenkingen vernietigd vanwege bedreiging, bedrog misbruik van omstandigheden en/of dwaling en daarbij onder meer de Stichting gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 1.254.257,70, vermeerderd met wettelijke rente. Op 18 januari 2005 heeft [eiseres] conservatoir derdenbeslag gelegd onder notaris Mellema-[naam voorzitter] ten laste van (onder meer) de Stichting.
2.6. Bij vonnis van 19 juli 2006 van deze rechtbank is de conventionele vordering van [eiseres], om voor recht te verklaren dat de eerder genoemde schenkingen rechtsgeldig zijn vernietigd, althans door de rechtbank worden vernietigd of de overeenkomsten van schenking ontbonden, afgewezen. Voorts is in dit vonnis de reconventionele vordering van (onder meer) de Stichting, om voor recht te verklaren dat de genoemde schenkingen geldig en onaantastbaar zijn (geworden), afgewezen.
2.7. [eiseres] heeft tegen voormeld vonnis van 19 juli 2006 hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het gerechtshof heeft hierin tot op heden niet beslist.
2.8. Op 26 oktober 2006 zijn de executoriale titels op grond van voornoemde notariële schenkingsakten aan [eiseres] betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud van de akten te voldoen. [eiseres] heeft aan dat bevel niet voldaan.
2.9. Op 23 februari 2007 is op verzoek van de Stichting executoriaal beslag gelegd op het huis met bijbehorende grond van [eiseres], gelegen aan de [adres ] te Beekbergen, uit kracht van voornoemde notariële schenkingsakten. In de Stentor van 20 oktober 2007 is vervolgens de aankondiging gepubliceerd van de executieveiling, gepland op 20 november 2007.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert
1. primair: de executie te schorsen en de Stichting te bevelen de executie van voormelde notariële akten te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder te verbieden de executoriale verkoop van het door [eiseres] gehouden registergoed voort te zetten, zulks op straffe van een door de Stichting te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,--
2. subsidiair: de Stichting te bevelen de executie van de voormelde notariële akten op te schorten en de executoriale verkoop van voormeld registergoed te verbieden, totdat door de burgerlijke rechter bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de door de Stichting gepretendeerde vorderingen, zulks op straffe van een door de Stichting te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,--;
3. meer subsidiair: te bepalen dat [eiseres], totdat door de burgerlijke rechter bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de door de Stichting gepretendeerde vorderingen, slechts gehouden is middels een deugdelijke door een Nederlandse bankinstelling afgegeven bankgarantie, een dusdanige zekerheid te stellen welke betaling van € 531.812,-- kan verzekeren en, onder de voorwaarde dat een dergelijke bankgarantie is aangeboden, gedaagden te bevelen de executie van de notariële akten op te schorten en de executoriale verkoop van het registergoed voort te zetten, totdat door de burgerlijke rechter bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is geoordeeld over de verschuldigdheid van de door de Stichting gepretendeerde vorderingen, zulks op straffe van een door de Stichting te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,--;
4. primair, subsidiair en meer subsidiair: met bepaling dat de Stichting op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag dat zij in gebreke blijft aan het bevel te voldoen, wordt bevolen om binnen twee dagen na dit vonnis op dezelfde wijze en in dezelfde dagbladen als waarin zij de voorgenomen executie heeft aangekondigd, een rectificatie te doen plaatsen waarin wordt verklaard dat de executie op last van de voorzieningenrechter geen doorgang vindt, althans met een tekst die de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen;
5. primair, subsidiair en meer subsidiair: met veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure.
3.2. De Stichting voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat in 1998 door middel van een notariële akte een schenking door [eiseres] aan de Stichting is vastgelegd en dat [eiseres] die schenking (niet volledig) heeft gedaan. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de schenkingen als vernietigd dienen te worden beschouwd, althans dat deze dienen te worden vernietigd, althans de overeenkomsten van schenking dienen te worden ontbonden. Over de vraag of schenkingen al dan niet onaantastbaar zijn is een (hoger beroeps-) procedure aanhangig bij het Gerechtshof Arnhem. Dat de Stichting thans een executoriale titel heeft is niet in geschil tussen partijen. Voorts valt niet op voorhand uit te sluiten dat de Stichting deze executoriale titel behoudt nadat onherroepelijk is beslist in voormelde bodemprocedure.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een executoriale titel slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant (de Stichting) mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde ([eiseres]) die door de executie zal worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Daarvan kan in dit soort zaken, waarin de executie uit kracht van een notariële akte in geding is, met name het geval zijn indien de executie klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet aanvaardbaar is.
4.3. Gelet op het bepaalde in artikel 438, tweede lid, Rv kan de voorzieningenrechter de executie schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist. De voorzieningenrechter interpreteert de vorderingen van [eiseres] aldus dat primair schorsing wordt gevraag voor onbepaalde tijd en dat subsidiair schorsing wordt gevraagd voor de periode totdat op het geschil zal zijn beslist. Gelet op het bepaalde in artikel 438 Rv is schorsing voor onbepaalde tijd niet mogelijk. De primaire vordering zal dan ook worden afgewezen. Met betrekking tot de subsidiaire vordering wordt als volgt overwogen.
4.4. De Stichting heeft gesteld dat haar belang bij executoriale verkoop is gelegen in het feit dat, ter behoud van de kunstcollectie van de Stichting, behoefte is aan middelen om de collectie te kunnen conserveren. Als meest noodzakelijke kosten zijn in dit kader genoemd kosten van opslag in een verwarmde ruimte en kosten van beveiliging en verzekering. [eiseres] heeft deze kosten betwist. Zij heeft daartoe gesteld dat de kunstcollectie van de Stichting zich bevindt in het woonhuis van [naam voorzitter] waardoor van kosten voor opslag en verwarming geen sprake is. Nu de Stichting vervolgens niet heeft gespecificeerd waaruit de (extra) kosten ter behoud van de collectie bestaan en hoe hoog die kosten zijn, worden genoemde kosten, en daarmee een in redelijkheid te respecteren belang van de Stichting bij onverwijlde executoriale verkoop, onvoldoende onderbouwd geacht. Daarbij is tevens meegewogen dat de Stichting evenmin heeft onderbouwd dat en in hoeverre zij al dan niet in staat is die kosten uit haar eigen middelen te voldoen.
4.5. Nu [eiseres], in geval van executoriale verkoop, haar woning zal kwijtraken is het belang aan haar zijde, mede gelet op haar leeftijd (78 jaar), zeer groot en zijn de gevolgen voor haar bovendien praktisch onomkeerbaar. Door executoriale verkoop zal voor haar een noodtoestand ontstaan, waardoor – met name ook gelet op het ontbreken van belang van de Stichting daarbij – een onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar wordt geoordeeld. Dit betekent dat de executie dient te worden geschorst.
4.6. Overigens is niet gebleken dat de Stichting door schorsing van de executie een financieel risico loopt wanneer de schorsing geldig blijft totdat onherroepelijk is beslist in de bodemprocedure. Het executoriaal beslag blijft gedurende die periode immers op het onroerend goed van [eiseres] rusten. Nu de waarde van de woning voldoende kan worden geacht om de totale gestelde vordering van de Stichting te voldoen en op de woning, naar [eiseres] onbetwist heeft gesteld, geen hypotheekschuld rust, heeft de Stichting met het te handhaven beslag voldoende zekerheid tot betaling.
4.7. Gelet op het voorgaande zal de subsidiaire vordering van [eiseres] tot schorsing van de executoriale verkoop als hierna volgend worden toegewezen. Aan beoordeling van het meer subsidiair gevorderde komt de voorzieningenrechter niet toe.
4.8. De gevorderde dwangsom bij de subsidiaire vordering zal worden beperkt als hiernavolgend. Het bedrag van de op te leggen dwangsom staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.9. De Stichting heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres] om een rectificatie te plaatsen. Nu publicatie van de aankondiging van de executieveiling door de Stichting heeft plaatsgevonden en deze gelet op het voorgaande geen doorgang zal vinden, wordt aanleiding gezien de vordering als hierna volgend toe te wijzen.
4.10. De overige weren van de Stichting, die verder in gaan op de vraag in hoeverre de schenkingen onaantastbaar zijn, blijven in het kader van deze voorlopige voorziening buiten beschouwing. Deze kunnen nader aan de orde worden gesteld in het kader van de bodemprocedure, thans aanhangig bij het Gerechtshof te Arnhem.
4.11. De Stichting zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- vast recht 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.151,31
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de executie uit kracht van de notariële akten van 18 december 1998 en verbiedt de Stichting over te gaan tot executoriale verkoop van het onroerend goed van [eiseres], gelegen aan de [adres] te Beekbergen, totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in de zaak waarvan thans hoger beroep aanhangig is bij het Gerechtshof Arnhem en waarin door de rechtbank Zutphen op 19 juli 2006 uitspraak is gedaan;
5.2. bepaalt dat de Stichting, wanneer zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 550.000,00 (vijfhonderdvijftigduizend euro);
5.3. beveelt de Stichting om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op dezelfde wijze en in dezelfde dagbladen als waarin zij de voorgenomen executie heeft aangekondigd, een rectificatie te plaatsen waarin wordt verklaard dat de executie op last van de voorzieningenrechter geen doorgang vindt;
5.4. bepaalt dat de Stichting dat zij, wanneer zij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,00 (duizend euro) voor elke dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen tot een maximum van EUR 5.000,- (vijfduizend euro);
5.5. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres], tot op heden begroot op EUR 1.151,31;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het anders of meer verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.F. Hillen en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2007.