Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7878

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers279463 / HA ZA 07-610
Statusgepubliceerd


Indicatie

relatieve competentie.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 279463 / HA ZA 07-610 Uitspraak: 17 oktober 2007 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [X], wonende te [woonplaats], eiser in conventie, verweerder in reconventie, procureur mr. D.J.R.M. Braakenburg, advocaat mr. G.W. Boogaard te Leerdam, - tegen - [Y], wonende te Vlaardingen, gedaagde in conventie, eiser in reconventie, procureur mr. S.P.J.F. Zwanen, advocaat mr. W. Litjens te Elst. Partijen worden hierna aangeduid als "[X]" respectievelijk "[Y]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding van 24 januari 2007, met producties genummerd 1 tot en met 4 en beslagstukken; - conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties genummerd 1 tot en met 8; - tussenvonnis van 18 juli 2007 van deze rechtbank, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - conclusie van antwoord in reconventie; - door [X] ter gelegenheid van de comparitie van partijen overgelegde producties genummerd 1 tot en met 8, alsmede een brief van 27 september 2007 van gerechtsdeurwaarder mr. G.A. Westra; - akte van 8 oktober 2007 van [Y], met één productie. 2 Het geschil in conventie en in reconventie [X] vordert in conventie - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [Y] te veroordelen om aan [X] te betalen een bedrag van € 86.680,00, met rente en kosten. [Y] vordert in reconventie - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X] te veroordelen om de door hem ten laste van [Y] gelegde beslagen op te heffen op verbeurte van een dwangsom, met kostenveroordeling. [Y] heeft de rechtbank primair verzocht zich onbevoegd te verklaren om van de vordering van [X] kennis te nemen. Voorts hebben beide partijen elkaars vordering gemotiveerd weersproken en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. 3 De beoordeling 3.1 [Y] heeft aangevoerd dat niet de rechtbank Rotterdam, maar de rechtbank Arnhem de in deze zaak bevoegde rechtbank is, aangezien [Y] op de datum van dagvaarding woonachtig was te Buurmalsen. 3.2. Krachtens de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde. 3.3. Uit de overgelegde producties en de ter comparitie van partijen verstrekte toelichtingen is het volgende gebleken. 3.4. [Y] stond van 7 september 2005 tot 2 januari 2007 ingeschreven op een adres te Vlaardingen. Sinds 2 januari 2007 staat [Y] ingeschreven op een adres te Buurmalsen, gemeente Geldermalsen. [Y] heeft ter zitting medegedeeld dat hij rond de Kerst 2006 is verhuisd van Vlaardingen naar Buurmalsen. De woning te Vlaardingen is nog wel zijn eigendom en incidenteel overnacht hij daar nog wel eens, maar hij woont in Buurmalsen. Van de verhuizing zijn de betrokkenen gemeentebesturen destijds op correcte wijze in kennis gesteld. 3.5. [X] heeft niet betwist dat [Y] ten tijde van dagvaarding in Buurmalsen woonde. 3.6. Weliswaar is denkbaar dat een persoon meer dan een woonplaats heeft, maar het feit dat [Y] incidenteel in Vlaardingen overnacht, rechtvaardigt niet de conclusie dat hij ook daar "zijner woonstede" heeft in de zin van artikel 10 lid 1 Burgerlijk Wetboek. 3.7. Noch op de hoofdregel betreffende de relatieve bevoegdheid, noch op enige bijzondere regel kan in deze zaak de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam worden gegrond. 3.8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient de rechtbank te beslissen dat niet zij, maar de rechtbank Arnhem de relatief bevoegde rechter is, zodat de zaak naar de rechtbank Arnhem zal worden verwezen. 3.9. De rechtbank Arnhem kan te zijner tijd ook beslissen over de kosten die gemoeid zijn geweest met de procedurele omweg via Rotterdam. In dit verband verdient opmerking dat het in de visie van de rechtbank in de rede had gelegen dat (de raadslieden van) partijen zich ervoor zouden hebben ingespannen om te voorkomen dat een zinloze comparitie van partijen te Rotterdam zou plaatsvinden. 3.10. De rechtbank wijst partijen op de artikelen 74, eerste lid en derde lid, eerste zin, Rv, welke ingevolge artikel 110 lid 2 Rv van toepassing zijn. 4 De beslissing De rechtbank, verklaart zich onbevoegd; verwijst de zaak naar de rechtbank te Arnhem. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken in het openbaar. 17