Jurisprudentie
BB7848
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/1260
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/1260
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kort geding heeft vooral betrekking op het probleem van de zogeheten zwakke pulsen, dat meebrengt dat de taxameter in bepaalde gevallen bij zeer lage snelheden geen afstand registreert. Volgens Taxivervoer Nederland zullen taxiondernemingen door dit probleem flinke verliezen lijden wanneer de nieuwe tariefstructuur voor het straattaxivervoer daadwerkelijk zal moeten worden toegepast. Onder deze nieuwe tariefstructuur moet namelijk ook wanneer de taxi zeer langzaam rijdt een tarief in rekening worden gebracht dat verband houdt met de afgelegde afstand. De vorderingen van Taxivervoer Nederland zijn afgewezen. Voor deze beslissing was onder meer van belang dat in het kort geding slechts in zeer beperkte mate aannemelijk is geworden dat het probleem van de zwakke pulsen in combinatie met de daadwerkelijk invoering van de nieuwe tariefstructuur zal leiden tot wezenlijke inkomensschade voor de bij Taxivervoer Nederland aangesloten ondernemingen. Ook woog mee dat Taxivervoer niet of nauwelijks weersproken heeft dat er voor het probleem van de zwakke pulsen een relatief goedkope technische oplossing bestaat. In het vonnis komen daarnaast ook nog een aantal andere kwesties aan de orde, die onder meer verband houden met een Europese richtlijn waarop KNV Taxi een beroep heeft gedaan en met de manier waarop taxameters worden gekeurd.
Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 14 november 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1260 van:
de "vereniging met rechtspersoonlijkheid"
Taxivervoer Nederland, h.o.d.n. 'Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) Taxi',
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. P.S. Kamminga,
advocaten prof. mr. E. Steyger en mr. D. Mommaal te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat),
zegelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. H.J.S.M. Langbroek.
Partijen worden hierna ook 'KNV Taxi' en 'de Staat' genoemd.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 oktober 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. KNV Taxi is een brancheorganisatie voor het taxivervoer.
1.2. Op 20 september 2006 is in werking getreden de Wet van 10 mei 2006 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met transparante tarieven voor het taxivervoer (Stb. 2006, 259). Bij deze wet is onder meer artikel 84 van de Wet personenvervoer 2000 gewijzigd.
1.3. Op basis van (met name) dit gewijzigde artikel 84 van de Wet personenvervoer 2000, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat op 27 november 2006 een ministeriële regeling (Stcrt. 2006, 235, hierna 'de regeling uit november 2006') vastgesteld die strekt tot wijziging van de uit 1999 daterende Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (hierna 'de Regeling').
1.4. De regeling uit november 2006 voorziet in een nieuwe tariefstructuur voor het straattaxivervoer. Een belangrijke wijziging betreft de afschaffing van het zogeheten wachttarief. Een andere belangrijke wijziging houdt, kort gezegd, in dat er voortaan ook wanneer de taxi langzaam rijdt een tarief in rekening wordt gebracht dat is gerelateerd aan de afgelegde afstand. Onder de nieuwe tariefstructuur is het in beginsel (zie hierna onder 1.12) niet meer toegestaan dat een taxameter bij stilstand en bij een zeer lage snelheid overschakelt naar een tijdtarief.
1.5. Artikel I van de regeling uit november 2006 luidt onder meer als volgt:
"Artikel I
De Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer [..] wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
1. De vervoerder biedt taxivervoer aan tegen een variabel tarief per rit dat bestaat uit:
a. een vast bedrag, en
b. een bedrag per kilometer dat in rekening wordt gebracht voor de derde en volgende kilometers na de aanvang van de rit.
2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, heeft uitsluitend betrekking op het gebruik van de gehele auto.
3. Onverminderd het eerste lid kan de vervoerder taxivervoer aanbieden tegen een vast tarief per rit, al dan niet per zitplaats, dat voorafgaand aan de rit aan de consument wordt kenbaar gemaakt.
4. Een ander tarief voor taxivervoer dan een tarief als bedoeld in het eerste of derde lid is niet toegestaan.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 1a
1. Het tarief, bedoeld in artikel 1, eerste lid, bedraagt ten hoogste:
a. € 7,50 voor het vaste bedrag;
b. € 2,20 voor het bedrag per kilometer.
[..]."
1.6. Verder wordt in de regeling uit november 2006 onder meer bepaald dat zij in werking treedt met ingang van 1 januari 2007, alsmede dat er, kort gezegd, tot en met 30 juni 2007 een overgangstermijn geldt waarin de oude tarieven nog mogen worden gebruikt.
1.7. Op 11 januari 2007 hebben KNV Taxi en een individuele taxiondernemer tegen de Staat een bodemprocedure aanhangig doen maken bij deze rechtbank. In die bodemprocedure wordt, kort gezegd, onder meer gevorderd om voor recht te verklaren dat de gewijzigde Regeling in strijd is met hogere regelgeving alsmede de Staat te veroordelen om de Regeling buiten toepassing te laten.
1.8. Daarnaast hebben een taxicentrale en een individuele taxiondernemer op 15 februari 2007 een kort geding tegen de Staat aanhangig doen maken bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In dat kort geding hebben zij onder meer gevorderd om, kort gezegd, de Staat te verbieden de gewijzigde Regeling, althans de daarin opgenomen overgangstermijn, toe te passen, tot drie maanden nadat deze rechtbank uitspraak zal hebben gedaan in de hiervoor genoemde bodemprocedure. Bij vonnis van 27 maart 2007 (met rolnummer KG 07/177) is het gevorderde afgewezen.
1.9. In vervolg op een bespreking van 9 mei 2007, heeft KNV Taxi bij brief van 10 mei 2007 onder meer het volgende meegedeeld aan de Staat:
"Enkele van onze leden hebben aandacht gevraagd voor het volgende. De taxameter berekent de ritprijs aan de hand van afgelegde afstand door het tellen van pulsen die de auto afgeeft aan de taxameter. Beneden een lage, maar nog steeds praktische, snelheid van circa 5 km/u zijn de pulsen die de auto afgeeft naar de taxameter soms te zwak of afwezig. Hierdoor kan de taxameter de afstand niet meer vaststellen. Dit betekent dat na 1 juli aanstaande, als de afstand nog de enige grondslag is voor de ritprijs, de taxiondernemer inkomen zal mislopen. Dit effect komt bovenop het inkomen dat al wordt gemist omdat de wachttijd niet meer in rekening mag worden gebracht.
[..]
Het is u bekend dat wij ons onthouden van praktische raadgevingen betreffende de invoering van de nieuwe tariefstructuur. [..] Niettemin, op verzoek van onze leden en gelet op de urgentie van de aangelegenheid, dringen wij erop aan de onzekerheid met betrekking tot de zwakke pulsen zo spoedig mogelijk weg te nemen. Misschien helpt het als de rijksoverheid een kortdurende projectopdracht verstrekt aan een onafhankelijke instantie die over de passende technische expertise beschikt. [..]"
1.10. In verband met deze brief van KNV Taxi heeft de Staat aan TNO opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen.
1.11. Op 21 juni 2007 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (hierna 'de staatssecretaris') een ministeriële regeling (Stcrt. 2007, 120), vastgesteld waarin, kort gezegd, de hiervoor genoemde overgangstermijn wordt verlengd tot en met 30 oktober 2007. De toelichting bij deze ministeriële regeling vermeldt onder meer het volgende:
"Gebleken is dat er problemen zouden kunnen ontstaan ten aan zien van het 'wachten op verzoek van de klant'. Om dit te voorkomen zal de regeling zodanig gewijzigd worden dat de 'wachttijd voorafgaand aan de rit' in rekening kan worden gebracht. Die wijziging zal zo snel mogelijk worden doorgevoerd, maar zal niet voor 1 juli 2007 kunnen plaatsvinden.
Overleg met fabrikanten van taxameters heeft ertoe geleid de overgangstermijn met vier maanden te verlengen. [..]"
1.12. Op 22 augustus 2007 heeft de staatssecretaris een ministeriële regeling vastgesteld (Stcrt. 24 augustus 2007, nr. 163, hierna ook 'de regeling uit augustus 2007), die wederom voorziet in enkele wijzigingen van de Regeling. Bij de regeling uit augustus 2007 wordt, kort gezegd, een tarief geïntroduceerd voor "de wachtperiode bij aanvang van de rit", van maximaal € 33,-- per uur, alsmede een tarief voor "aanvullende diensten". De toelichting bij deze regeling vermeldt onder meer het volgende:
"Ook mag de vervoerder voor aanvullende diensten, naast het wachten bij aanvang van de rit, een tarief aan de consument in rekening brengen. Men kan hierbij denken aan een bedrag voor het dragen van koffers of een tarief voor het wachten tijdens de rit. Een dergelijk door de ondernemer bepaald tarief draait ook niet voor de ritprijsberekening in de taxameter mee. Vervoerders hebben de vrijheid voor dergelijke situaties zelf een tarief te bepalen en dienen dat tevoren met de consument te zijn overeengekomen."
1.13. Op 27 augustus 2007 heeft TNO een rapport uitgebracht met de titel 'Onderzoek gedrag taxameters bij lage rijsnelheden". Dit rapport vermeldt onder meer het volgende:
"1 Inleiding
[..] Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft klachten van taxibedrijven/organisaties ontvangen dat bij sommige taxi's de taxameters geen afstanden registreren bij lage snelheden (<5 km/u) en de taxibedrijven zodoende omzet zou ontberen. [..]
Dit fenomeen van geen afstand registreren bij lage snelheid komt vanwege het gebruik van het snelheidssignaal van het voertuig door de taxameter. Dit snelheidssignaal kan onder andere afkomstig zijn [van] de aanwezige ABS-sensoren [..]. Het verschijnsel treedt namelijk op bij één type ABS-sensor die de eigenschap heeft dat er geen duidelijke detecteerbare puls wordt gegeneerd bij snelheden minder dan ca. 5 km/u. [..]
[..]
3.2 Afstandsmetingen
[..]
Opgemerkt moet worden dat de laagste rijsnelheden bij alle taxi's boven de 6 km/u liggen. Dit heeft tot gevolg dat lagere rijsnelheden bij de metingen alleen konden worden gerealiseerd door met slippende koppeling te rijden of de rem te gebruiken in geval van een automaat. [..] Opgemerkt moet worden dat in het verkeer ook rijsnelheden voorkomen beneden 6 km/u, denk aan het rijden in files of in stedelijke gebieden.
[..]
4.1 Conclusies metingen
[..]
Twee taxi's met een passieve ABS-sensor, waarvan er één met het fenomeen [waarmee kennelijk bedoeld is het niet registreren van afstanden bij lage snelheden, toevoeging voorzieningenrechter]:
1 MERCEDES-BENZ 308 CDI; SPRINTER [..]
- Fenomeen treedt op bij snelheden minder dan 3.5 km/u;
[..]
2 MERCEDES-BENZ E 220 CDI; SEDAN [..]
- Fenomeen treedt niet op. De taxameter maakt bij deze taxi niet gebruik van het snelheidssignaal van de ABS-sensor maar het snelheidssignaal voor o.a. de radio.
Het probleem bij de MERCEDES-BENZ 308 CDI; SPRINTER [..] kan eenvoudig opgelost worden door een andere electronica-unit te gebruiken die van het ABS-signaal een bruikbare en constante puls produceert en welke geschikt is voor lage snelheden (= 2 km/u). Indien bij extreem lage snelheden pulsen door de taxameter gedetecteerd moet worden dan wordt aanbevolen een aparte snelheidssensor toe te passen die wel een pulssignaal produceert bij extreem lage rijsnelheden.
Vijf taxi's met een actieve ABS-sensor, waarbij er drie met het fenomeen:
1 VOLVO S80; 2.4D [..]
- Fenomeen treedt op bij rijsnelheden minder dan 1km/u;
2 MERCEDES-BENZ E 200 CDI; SEDAN [..]
- Fenomeen treedt op bij rijsnelheden minder dan 1.6 km/u;
3 MERCEDES-BENZ E 200 CDI; SEDAN [..]
- Fenomeen treedt op bij rijsnelheden minder dan 1.2 km/u;
4 FIAT DOBLO; 1.9 JTD [..] & MERCEDES-BENZ E 200 CDI; SEDAN [..]
- Fenomeen treedt niet op.
Opvallend is dat bij drie van de vijf taxi's met actieve ABS-sensor het fenomeen optreedt terwijl dit type sensor de eigenschap heeft dat het een snelheidspuls kan geven vanaf erg lage rijsnelheid. Bij deze drie taxi's ligt de minimum rijsnelheid waarbij de taxameter pulsen detecteert lager dan bij de passieve sensor, namelijk in de range van 1.0 km/u tot 1.6 km/u. Dergelijke snelheden zijn zodanig laag dat niet verwacht wordt dat dit aanzienlijk minder geregistreerde meters tot gevolg heeft.
Naar aanleiding van beide testen kunnen de volgende algemene conclusies worden gegeven over de zeven geteste taxi's:
1 Bij drie taxi's treedt het fenomeen niet op. [..]
2 Bij drie taxi's treedt het fenomeen in beperkte mate op. Bij rijsnelheden beneden 1.6 km/u detecteert de taxameter bij deze taxi's met actieve ABS-sensoren geen afstand;
3 Bij één taxi treedt het fenomeen op. [..]
Er zijn technische oplossingen mogelijk waardoor de taxameter de snelheidspuls wel detecteert vanaf zeer lage rijsnelheden:
1 Bij taxi's die het fenomeen vertonen en gebruik maken van een passieve ABS-sensor zijn de oplossingen o.a. een betere signaalverwerkingsunit, die een puls met constante hoogte produceert vanaf zeer lage rijsnelheden, of een aparte snelheidssensor;
2 Bij taxi's die het fenomeen in beperkte mate vertonen en gebruik maken van een actieve ABS-sensor zijn de oplossingen o.a. aanpassing/modificatie van de onderdelen of toepassen van een aparte snelheidssensor.
4.2. Aanbevelingen
[..]
[..] Bij de huidige keuring wordt de taxameter alleen getest bij een rijsnelheid van 20 km/u. Aanbevolen wordt om de keuringsprocedure aan te passen om de taxameter ook bij lage snelheden te testen. [..]"
1.14. Bij brief van 24 september 2007 heeft de staatssecretaris aan KNV Taxi een exemplaar gezonden van het rapport van TNO. Daarbij heeft zij, samengevat, onder meer meegedeeld dat het niet aannemelijk is dat het fenomeen van het niet registreren van de gereden afstand bij lage snelheden een aanzienlijk invloed zal hebben op de op de uiteindelijke ritprijs en dat TNO en de leveranciers en "inbouwers" van taxameters te kennen hebben gegeven dat er (technische) oplossingen zijn voor dit fenomeen.
1.15. In een brief van 25 oktober 2007 heeft Taxicentrale Amsterdam B.V. de staatsecretaris gewezen op (met name) een probleem dat er, kort gezegd, op neerkomt dat taxameters tijdens de eerste twee kilometer van de rit ten onrechte een tarief weergeven dat hoger is dan het onder de nieuwe tariefstructuur geldende bedrag van maximaal € 7,50.
1.16. In een "nieuwsbericht" van 30 oktober 2007 heeft de Staat onder meer het volgende bekend gemaakt:
"De nieuwe tarieven voor straattaxi's treden per 1 februari 2008 in werking in plaats van per 1 november [2007, toevoeging voorzieningenrechter]. Dit heeft staatsecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer laten weten. Zij verlengt de overgangsperiode voor de nieuwe tarieven omdat een deel van de taxameters in de taxi niet op juiste wijze is aangepast."
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. KNV Taxi vordert - zakelijk weergegeven en na wijziging van eis - de Staat:
primair:
a. te gebieden de Regeling buiten werking te laten wegens strijd met Richtlijn 2004/22/EG (1);
subsidiair:
b. te verbieden de Regeling - zoals die luidt op 24 augustus 2007 - per 1 februari 2008 in werking te laten treden, dan wel de Staat te gebieden de in de Regeling opgenomen overgangstermijn te verlengen tot 1 maart 2008;
c. te gebieden om, gedurende deze overgangsperiode, representatief onderzoek te entameren om de problematiek van de zwakke pulsen in kaart te brengen en oplossingen aan te dragen in overleg met KNV Taxi;
d. te gebieden om, gedurende deze langere overgangsperiode, de mogelijkheid te creëren om de keuringen van de taxameters zowel feitelijk als rechtens in overeenstemming te brengen met het doel en de strekking van de Regeling;
e. althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter passend zal achten.
2.2. Daartoe voert KNV Taxi - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan.
a. Het probleem van de zwakke pulsen
Gebleken is dat taxi's bij lage snelheden zwakke en daardoor onbetrouwbare pulsen afgegeven aan de taxameters. Dit brengt mee dat de afgelegde afstand niet wordt geregistreerd wanneer de taxi langzaam rijdt, terwijl het juist de bedoeling van de nieuwe tariefstructuur is dat er voortaan ook wanneer de taxi langzaam rijdt een tarief in rekening wordt gebracht dat is gerelateerd aan de afgelegde afstand, alsmede dat er pas wanneer de taxi tijdens de rit volledig stilstaat geen tarief in rekening wordt gebracht.
Het door TNO uitgevoerde onderzoek is op geen enkele wijze representatief voor alle Nederlandse taxi's. Ook deze 'steekproef' is echter al vernietigend. Drie van de zeven taxi's registreerden immers geen kilometers bij snelheden onder 1,6 kilometer per uur en één taxi registreerde geen kilometers bij snelheden onder 3,5 kilometer per uur.
Anders dan de Staat stelt, brengt de omstandigheid dat in ieder geval bij dit soort snelheden geen afstand wordt geregistreerd wel degelijk mee dat er sprake is van een serieus probleem. In de spits in bijvoorbeeld de Amsterdamse binnenstad komt het immers regelmatig voor dat het een half uur kost om een afstand van 2,5 kilometer af te leggen. Een taxi zal in dat geval op zijn minst een groot deel van deze afstand afleggen op een kruipsnelheid van twee kilometer per uur. Hoe groot deze op kruipsnelheid afgelegde afstand precies zal zijn, valt niet met zekerheid te zeggen, maar gesteld kan worden dat deze zal liggen tussen ongeveer 0,5 en 0,89 kilometer. Op basis van een tarief van € 2,20 per kilometer komt dit neer op een verlies van € 1,10 tot € 1,95. Op jaarbasis gaat het daarom om een flink verlies voor een taxionderneming, dat bovenop het verlies komt dat ontstaat door het afschaffen van het tijdtarief.
De door de Staat aangehaalde "conclusie" van TNO die er op neerkomt dat snelheden tussen 1,0 en 1,6 kilometer per uur zodanig laag zijn dat deze nauwelijks invloed hebben op de geregistreerde afstand, maakt dat niet anders. TNO heeft deze stelling immers op geen enkele manier onderbouwd.
Hetzelfde geldt voor het standpunt van TNO dat er verschillende technische mogelijkheden zijn om de problematiek van de zwakke pulsen te voorkomen. De problematiek van de zwakke pulsen vloeit direct voort uit het afschaffen van het tijdtarief. Het totale systeem van voertuig, pulsgever en taxameter heeft nog nooit betrouwbaar de afgelegde afstand hoeven bepalen bij lage snelheden. Ook internationaal is hier geen ervaring mee. De Staat had dan ook moeten onderkennen dat de onderhavige wijziging van de regeling tot technische problemen zou leiden.
De totale schade van de bedrijfstak kan berekend worden op een bedrag van € 1.400.000,--, waarbij het in de rede ligt dat de schade voor taxibedrijven in verstedelijkte gebieden relatief groter zal zijn. Doordat de Staat de direct uit de Regeling voortvloeiende problemen negeert, handelt hij in strijd met het verbod van willekeur en met het zorgvuldigheidsbeginsel zoals dat is geformuleerd in het arrest Leffers/Staat (HR 18 januari 1991, NJ 1992,638).
b. De keuring van de taxameters
Op grond van de Regeling periodieke controle taxameters, worden taxameters één keer per jaar onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 16 van de Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten (hierna 'de Regeling meetinstrumenten'), welk artikel op zijn beurt verwijst naar Bijlage MI-007 van Richtlijn 2004/22/EG.
Op basis van Bijlage MI-007 zijn de maximaal toelaatbare fouten voor afstand 0,2% en voor tijd 0,1%. De Regeling meetinstrumenten gaat daarentegen ten onrechte uit van een maximaal toelaatbare fout voor afstand van 2% en een maximaal toelaatbare fout voor tijd van 0,2%. Dit is onacceptabel.
Daarnaast is het zo dat uit artikel 16 van de Regeling meetinstrumenten volgt dat de keuringstest moet worden uitgevoerd bij een gesimuleerde testsnelheid van 20 kilometer per uur. Deze testsnelheid was onder de oude tariefstructuur zinvol, omdat er in die tariefstructuur sprake is van een omschakelsnelheid van afstandtarief naar tijdtarief van ongeveer 20 kilometer per uur (en op zijn laagst 16,94 kilometer per uur). In de nieuwe tariefstructuur is het tijdtarief voor het rijden bij voormelde lage snelheden afgeschaft. Voortaan is het dus belangrijk om ook bij lage snelheden nauwkeurig de afstand te kunnen meten. De Staat zou daartoe het onderhavige keuringsvoorschrift moeten wijzigen. Door dit niet te doen handelt hij onrechtmatig jegens (met name) de taxiondernemingen, mede nu zij thans geen mogelijkheid hebben om van de keuringinstantie te eisen dat de taxameters ook bij lage snelheden worden gekeurd.
c. Strijd met Richtlijn 2004/22/EG
Bij de regeling uit augustus 2007 is de mogelijkheid geïntroduceerd tot het aanbieden van aanvullende diensten. Uit (onder meer) de toelichting bij deze regeling volgt dat het tarief voor deze aanvullende diensten niet "meeloopt" in de taxameter. Dit is echter in strijd met Bijlage MI-007 van de Richtlijn 2004/22/EG. Uit het onderdeel "ontwerpeisen" van Bijlage MI-007 volgt immers dat de taxameter via een geschikte beveiligde interface onder meer informatie moet kunnen verstrekken over de toeslag. Verder volgt uit het onderdeel "overige eisen" van Bijlage MI-007 dat een taxameter uitgerust moet zijn met een niet-terugstelbare totalisator voor onder meer "het totale geldbedrag dat als toeslag in rekening is gebracht".
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De Staat heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de eis van KNV Taxi, voor zover die wijziging er toe strekt dat, kort gezegd, aan de Staat een gebod zal worden opgelegd tot het entameren van een onderzoek naar de problematiek van de zwakke pulsen. De Staat heeft daarbij, samengevat, aangevoerd dat hij in zijn verdediging is geschaad doordat deze eiswijziging pas enkele uren voor de zitting van 31 oktober 2007 is aangekondigd.
3.2. Dit bezwaar wordt gepasseerd. Op 30 oktober 2007, dus één dag voor de zitting van 31 oktober 2007, heeft de Staat bekendgemaakt dat de overgangstermijn waarin de oude tarieven nog mogen worden gebruikt nogmaals wordt verlengd, ditmaal tot en met 31 januari 2008. Omdat de oorspronkelijke vorderingen van KNV Taxi (subsidiair) mede strekten tot een verdere verlenging van deze overgangstermijn, zij het tot 1 maart 2008, is het dan ook niet verwonderlijk dat KNV Taxi pas enkele uren voor de zitting van 31 oktober 2007 een eiswijziging heeft aangekondigd. Daarnaast heeft KNV Taxi reeds in de dagvaarding betoogd dat het onderzoek van TNO niet representatief is voor de Nederlandse taxi's. De Staat had daarom kunnen verwachten dat KNV Taxi onder de onderhavige omstandigheden (alsnog) een vordering zou instellen die zou strekken tot een nader onderzoek. Naar voorlopig oordeel is de Staat door de onderhavige wijziging van eis dan ook niet onredelijk in zijn verdediging geschaad, nog daargelaten dat hij op de zitting een (korte) schorsing van de behandeling van de zaak had kunnen vragen, hetgeen hij echter niet heeft gedaan.
3.3. KNV Taxi legt aan haar vorderingen in wezen ten grondslag dat de invoering van de nieuwe tariefstructuur voor het straattaxivervoer die is neergelegd in (met name) de regeling uit november 2006 en de regeling uit augustus 2007 onrechtmatig is jegens de bij haar aangesloten taxiondernemers. De burgerlijke rechter is daarom bevoegd om van haar vorderingen kennis te nemen. Tevens is KNV Taxi ontvankelijk in haar vorderingen. Tussen partijen is (kennelijk) niet in geschil dat KNV Taxi voldoet aan de in artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek gestelde eisen voor een collectieve actie als deze, alsmede dat er voor KNV Taxi geen andere rechtsgang openstaat waarin zij haar vorderingen kan instellen. Daarnaast heeft KNV Taxi, anders dan de Staat heeft betoogd, wel degelijk een spoedeisend belang bij haar vorderingen, al was het alleen maar omdat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat in de op 11 januari 2007 aanhangig gemaakte bodemprocedure een eindvonnis zal worden gewezen vóór 1 februari 2008, de dag waarop de thans wederom verlengde overgangstermijn zal zijn geëindigd.
3.4. De vorderingen van KNV Taxi strekken voor een belangrijk deel tot het, kort gezegd, gedurende onbepaalde of bepaalde tijd geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de (gewijzigde) Regeling, een wet in materiële zin.
3.5. De burgerlijke rechter kan wetten in materiële zin toetsten aan hogere regelgeving en aan algemene rechtsbeginselen. Gelet op de bevoegdheidsverdeling tussen de wetgever en de rechter, kan een wet in materiële zin slechts buiten werking worden gesteld indien deze "onmiskenbaar onrechtmatig" is. Dit criterium vereist een terughoudende toetsing, in het bijzonder in een kort geding, waarin immers slechts een voorlopig oordeel wordt gegeven.
3.6. Wat betreft de primaire vordering van KNV Taxi, die is gebaseerd op de stelling dat de Regeling in strijd is met Richtlijn 2004/22/EG, heeft de Staat allereerst aangevoerd dat het niet juist is dat de toeslag voor aanvullende diensten nooit op de taxameter zou mogen staan. Verder heeft de Staat in dit verband aangevoerd dat, samengevat, in Bijlage MI-007 bij Richtlijn 2004/22/EG slechts is voorgeschreven wat een taxameter moet kunnen, maar dat daaruit niet volgt dat lidstaten gehouden zijn om gebruik te maken van alle mogelijkheden van de taxameter.
3.7. Dit verweer slaagt. Uit de hiervoor onder 1.12 deels geciteerde toelichting bij de regeling uit augustus 2007 volgt op zichzelf niet dat het onder de nieuwe tariefstructuur nooit toegestaan zou zijn om een eventuele toeslag ook op de taxameter weer te geven. De toelichting bij de regeling uit augustus 2007 vermeldt immers slechts dat een dergelijke toeslag "niet meedraait voor de ritprijsberekening", hetgeen juist in lijn is met de in Bijlage MI-007 gegeven definitie van het begrip "ritbedrag", die als volgt luidt: "Het totale geldbedrag voor een rit op basis van een eerste aanslag en/of de lengte en/of de duur van de rit. In het ritbedrag is geen toeslag voor extra diensten begrepen." Verder volgt uit Bijlage MI-007 naar voorlopig oordeel niet dat de Staat gehouden zou zijn om aan taxiondernemers in Nederland een verplichting op te leggen om toeslagen als deze in voorkomend geval ook op de taxameter te tonen, al was het alleen maar omdat in het onderdeel "ontwerpeisen" van Bijlage MI-007 slechts is bepaald dat de taxameter de in dat onderdeel bedoelde gegevens, waaronder een "toeslag", moet kunnen verstrekken. De primaire vordering kan derhalve niet worden toegewezen.
3.8. Wat betreft de subsidiaire vorderingen van KNV Taxi, heeft de Staat allereerst betoogd dat KNV Taxi niet aannemelijk heeft gemaakt dat taxivervoerders significante afstanden afleggen met een uiterste lage snelheid, hetgeen volgens de Staat meebrengt dat het niet aannemelijk is dat het zogenoemde fenomeen van de zwakke pulsen een reëel probleem oplevert, alsmede dat er een relatief goedkope oplossing bestaat, nu de kosten van een aparte (actieve) snelheidssensor ongeveer € 25,-- tot € 50,-- bedragen.
3.9. Voorop wordt gesteld dat het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het hiervoor geciteerde rapport van 27 augustus 2007 van TNO slechts betrekking heeft op zeven taxi's. Uit dit rapport kunnen daarom naar voorlopig oordeel slechts in zeer beperkte mate conclusies worden getrokken over de omvang van het door KNV Taxi gestelde probleem van de zwakke pulsen.
3.10. Gelet op het rapport van TNO valt voorshands in ieder geval niet uit te sluiten dat bij een niet te verwaarlozen deel van de Nederlandse taxi's de taxameter geen afstand zal meten bij zeer lage snelheden. Om wat voor snelheden het precies gaat, blijft echter de vraag. In dit kort geding is immers niet duidelijk geworden of het in dit verband (bijvoorbeeld) gaat om snelheden van minder dan 3,5 kilometer per uur als bij de door TNO onderzochte Mercedes-Benz 308 CDI Sprinter, of om snelheden van minder dan één kilometer per uur als bij de door TNO onderzochte Volvo, of om andere snelheden. Daarnaast is in dit kort geding evenmin duidelijk geworden hoe groot de afstanden zijn die Nederlandse taxi's in het algemeen, en in stedelijke gebieden in het bijzonder, afleggen met voormelde zeer lage snelheden. Het door KNV Taxi in dit verband ter zitting gegeven rekenvoorbeeld heeft deze onduidelijkheid niet weggenomen. Zoals KNV ter zitting zelf heeft betoogd, kan het immers ook zo zijn dat een taxi die in een half uur slechts een afstand van 2,5 kilometer aflegt, gedurende dat half uur wel geruime tijd stilstaat maar niet op een kruipsnelheid rijdt van minder dan twee kilometer per uur (afremmen en/of optrekken daargelaten).
3.11. Gelet op dit een en ander is voorshands weliswaar aannemelijk dat het probleem van de zwakke pulsen bestaat, maar is slechts in zeer beperkte mate aannemelijk dat de combinatie van dit probleem en de daadwerkelijke invoering van de nieuwe tariefstructuur voor straattaxivervoer zal leiden tot wezenlijke inkomensschade voor de bij KNV Taxi aangesloten taxiondernemers. Nu KNV Taxi daarnaast niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken heeft dat er voor dit probleem een relatief goedkope oplossing bestaat in de vorm van een aparte snelheidsensor, moet dan ook geoordeeld worden dat de onderhavige verweren van de Staat slagen. Dit brengt mee dat ook de subsidiaire vorderingen van KNV Taxi in ieder geval niet voor toewijzing in aanmerking komen voor zover deze zijn gebaseerd op hetgeen KNV Taxi heeft aangevoerd omtrent het probleem van de zwakke pulsen.
3.12. Hetzelfde heeft te gelden voor zover de subsidiaire vorderingen van KNV Taxi zijn gebaseerd op hetgeen zij heeft aangevoerd omtrent de keuring van de taxameters. Hierbij is allereerst van belang dat ook indien de Regeling meetinstrumenten vanwege de daarin genoemde maximaal toelaatbare fouten voor afstand en tijd in strijd zou zijn met Richtlijn 2004/22/EG, hetgeen de Staat heeft betwist, daaruit naar voorlopig oordeel nog niet volgt dat de nieuwe tariefstructuur voor het straattaxivervoer daarom in strijd zou zijn met deze Europese richtlijn. Ten tweede is hierbij van belang dat de omstandigheid dat de Staat (nog) niet besloten heeft om taxameters voortaan ook bij lagere snelheden te laten keuren, naar voorlopig oordeel niet kan leiden tot een gebod aan de Staat om de verplichte jaarlijkse keuring van de taxameters op dit punt aan te passen. Hoewel er het nodige te zeggen valt voor het (ook) keuren van taxameters bij lagere snelheden, mede nu dit ook door TNO wordt aanbevolen in haar hiervoor geciteerde rapport, is in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat er omstandigheden bestaan die een zodanig ingrijpende maatregel (zo deze al mogelijk zou zijn) zouden kunnen rechtvaardigen. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is in dit kort geding immers slechts in zeer beperkte mate aannemelijk geworden dat de combinatie van het probleem van de zwakke pulsen en de daadwerkelijke invoering van de nieuwe tariefstructuur voor straattaxivervoer zal leiden tot wezenlijke inkomensschade voor de bij KNV aangesloten taxiondernemers, terwijl er voor het onderhavige probleem kennelijk een relatief goedkope oplossing bestaat in de vorm van een aparte snelheidsensor.
3.13. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen. KNV Taxi zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt KNV Taxi in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.067,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
(1) Richtlijn 2004/22/EG van het Europese Parlement en de Raad, van 31 maart 2004, betreffende meetinstrumenten