
Jurisprudentie
BB7832
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701798/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701798/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 8 september 2003 heeft appellant (hierna: het college) de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" (hierna: de SKR) € 169.295,53 subsidie verleend voor de instandhouding van 95,72 plaatsen voor kinderopvang tot en met 31 december 2003.
Uitspraak
200701798/1.
Datum uitspraak: 14 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Roermond,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/1316 van de rechtbank Roermond van 24 januari 2007 in het geding tussen:
de stichting "Stichting kinderopvang Roermond", gevestigd te Roermond,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2003 heeft appellant (hierna: het college) de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" (hierna: de SKR) € 169.295,53 subsidie verleend voor de instandhouding van 95,72 plaatsen voor kinderopvang tot en met 31 december 2003.
Na de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2006 in zaak no. 200503994/1 heeft het college bij besluit van 11 juli 2006 het door de SKR tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 januari 2007, verzonden op 30 januari 2007, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door de SKR ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen met inachtneming van die uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 mei 2007, bij de rechtbank ingekomen op 8 mei 2007, heeft de SKR bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuw besluit op het bezwaar. Bij brief van 9 mei 2007 heeft de rechtbank dit beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 mei 2007 heeft de SKR een memorie van antwoord op het hoger beroep van het college ingediend.
Bij brief van 13 augustus 2007 heeft het college een memorie van antwoord op het beroep van de SKR ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.J.J. Lenders, ambtenaar in dienst bij de gemeente, en de SKR, vertegenwoordigd door mr. S.A.R. Lely, advocaat te Maastricht, in tegenwoordigheid van [bestuurslid], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 8 oktober 1997 (Stcrt. 1997, 194) heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Tijdelijke stimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang vastgesteld.
Bij besluit van 23 september 1999 (Stcrt. 1999, 199) is dit besluit gewijzigd en is de citeertitel komen te luiden: 'Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang' (hierna: de Regeling; thans vervallen).
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan aan een gemeente een uitkering worden verstrekt ten behoeve van in de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 2003 gerealiseerde opvangplaatsen.
2.1.1. Ingevolge de door de raad van de gemeente Roermond vastgestelde Algemene Subsidieverordening is het college bevoegd op de subsidieaanvraag van de SKR te beslissen.
2.2. Aan de gemeente Roermond is in het kader van de Regeling voor het jaar 2003 een uitkering verstrekt van € 364.154,74 voor de instandhouding van 205,9 gerealiseerde opvangplaatsen (hierna: de instandhoudingbijdrage 2003).
2.3. Op 25 juni 2003 heeft de SKR bij het college subsidie aangevraagd voor de instandhouding van 215,7 gerealiseerde opvangplaatsen tot en met 31 december 2003.
Het college heeft aan het besluit van 8 september 2003 ten grondslag gelegd dat de raad in zijn vergadering van 27 maart 2003 heeft besloten, samengevat en voor zover thans van belang, dat de in het kader van de Regeling uitgekeerde instandhoudingbijdrage 2003 zal worden verdeeld over alle kinderopvanginstellingen in de gemeente Roermond die vanaf 1997 of 1999 het aantal kindplaatsen hebben uitgebreid en dat bij die verdeling van het aantal bezette kindplaatsen moet worden uitgegaan. Volgens het college heeft de SKR het aantal bezette kindplaatsen met 118,2 uitgebreid, zijnde 46,49% van de 254,22 bezette kindplaatsen waarmee in overeenstemming met de Regeling in Roermond dat aantal plaatsen in totaal is uitgebreid, en heeft zij daarom recht op 46,49% van de instandhoudingbijdrage 2003, dat is € 169.295,53, waarmee zij 46,49% van de 205,9 door het Rijk gesubsidieerde kindplaatsen in Roermond, dus 95,72 kindplaatsen, tot en met 31 december 2003 in stand moet houden.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat de uitkering die de gemeente in het kader van de Regeling heeft ontvangen voor het eerst in 2003 niet volledig aan de SKR is toegekend. Volgens het college is dit ook al in 2001 en 2002 gebeurd, toen 90%, onderscheidenlijk 51,49% van de aan de gemeente verstrekte uitkering aan de SKR is toegekend. Het college staat op het standpunt dat de toekenning in 2003 van 46,49% van de instandhoudingsbijdrage 2003 aan de SKR voor de instandhouding van kindplaatsen dan ook niet onredelijk is.
2.4.1. In de voorstellen van het college aan de gemeenteraad van 23 november 2001 onderscheidenlijk 10 februari 2003 is vermeld, samengevat en voor zover thans van belang, dat de door de gemeente in het kader van de Regeling ontvangen uitkering, over de periode 1997 tot en met 2001 aan de SKR is verstrekt voor de realisatie van 205,9 kindplaatsen op 31 december 2002. In het collegevoorstel van 23 november 2001 is verder vermeld dat de SKR heeft gesteld de door de gemeente in het kader van de Regeling ontvangen uitkering voor 2002 ten bedrage van € 360.431,73 geheel nodig te hebben indien zij zelf zorg zou dragen voor de bouw van een extra vleugel aan het kinderdagverblijf Ot en Sien, maar dat zij instemt met de bouw daarvan door de gemeente en verhuur aan de SKR. In het raadsbesluit van 29 november 2001 is vermeld, samengevat en voor zover thans van belang, dat de gemeenteraad heeft besloten voor de bouw van die nieuwe vleugel een krediet van € 408.402,19 beschikbaar te stellen, waarvan € 204.201,10 van de door de gemeente ontvangen uitkering voor 2002, en dat het restant van de uitkering 2002, ten bedrage van € 156.230,63, moet worden gebruikt voor andere initiatieven voor uitbreiding van kindplaatsen. Het college heeft in een brief van 2 januari 2003 aan de SKR gemeld, samengevat en voor zover thans van belang, dat wanneer uit de eindmeting zal blijken dat de SKR op 31 december 2002 minder dan 205,9 kindplaatsen heeft gerealiseerd, bij de vaststelling een gedeelte van het voorschot op de door het college in het kader van de Regeling aan de SKR toegekende subsidie zal kunnen worden teruggevorderd. Volgens een niet in werking getreden besluit van het college van 17 december 2002 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de instandhoudingsbijdrage 2003 moest worden besteed aan de instandhouding van 205,9 plaatsen bij de SKR, en ter zitting heeft het college verklaard dit standpunt te hebben ingebracht in de vergadering van de gemeenteraad van 27 maart 2003. De SKR heeft de gemeenteraad bij brief van 19 februari 2003 meegedeeld, samengevat en voor zover thans van belang, dat uit accountantsonderzoek is gebleken dat het aantal gerealiseerde kindplaatsen op 31 december 2002 ruim 211 bedroeg.
2.4.2. Het voorgaande betekent, en dat is door het college ook niet weersproken, dat voor de SKR sinds 1 januari 1997 de verplichting gold om per 31 december 2002 205,9 kindplaatsen te realiseren, wat zij heeft gedaan, en dat het college gedurende die periode de SKR dan ook voor 205,9 kindplaatsen subsidie heeft verstrekt. Dat, zoals het college ter zitting heeft verklaard, die subsidie niet altijd gelden betrof die de gemeente als uitkering in het kader van de Regeling had ontvangen is niet relevant, omdat het college de subsidie aan de SKR steeds niet krachtens de Regeling maar op grond van de gemeentelijke Algemene Subsidieverordening heeft verstrekt.
2.4.3. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de op grond van die verordening tussen het college en de SKR bestaande meerjarige subsidierelatie door het besluit van 8 september 2003 onverwacht is gewijzigd. Daarbij is immers het eerdere uitgangspunt van het college dat de SKR 205,9 kindplaatsen in stand moest houden, verlaten en is aan de SKR voor het eerst voor de instandhouding van kindplaatsen minder subsidie verleend dan zij had aangevraagd. Het betoog van het college faalt.
2.5. Ten aanzien van het beroep van de SKR van 7 mei 2007 overweegt de Afdeling het volgende.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 29 maart 2006 in zaak no. 200506518/1 en van 17 juli 2002 in zaak no. 200102356/1 (AB 2003, 43) verstaat zij onder een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb mede het niet tijdig nemen van een nieuw besluit na vernietiging door de rechter in eerste aanleg van het oorspronkelijke besluit op bezwaar. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, heeft de rechtbank het beroepschrift van de SKR van 7 mei 2007 derhalve terecht naar de Afdeling doorgezonden.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of, indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld, binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 26 mei 2004 in zaak no. 200308184/1 (JB 2004/259) volgt uit het systeem van de Awb, zoals dat onder meer blijkt uit de artikelen 8:72, tweede lid, en 7:10 in onderlinge samenhang bezien, dat de beslistermijnen van artikel 7:10 van de Awb van overeenkomstige toepassing zijn wanneer een nieuw besluit op een bezwaarschrift moet worden genomen na openbaarmaking van de uitspraak tot vernietiging van de oorspronkelijke beslissing op het bezwaarschrift.
Vaststaat dat het college na de openbaarmaking van de aangevallen uitspraak geen nieuw besluit op het bezwaar heeft genomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Nu die uitspraak in hoger beroep in stand blijft, betekent dit dat het beroep van de SKR gegrond is. Het ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd vanwege het niet in acht nemen van het bepaalde in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb. Het college moet met inachtneming van deze uitspraak en de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar nemen. De Afdeling zal met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb daarvoor een termijn van drie maanden stellen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" gegrond;
III. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het door de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" gemaakte bezwaar;
IV. bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Roermond binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak een besluit op het door de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" ingediende bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Roermond tot vergoeding van bij de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.033,37 (zegge: duizenddrieëndertig euro en zevenendertig cent), waarvan een gedeelte groot € 966,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Roermond aan de stichting "Stichting kinderopvang Roermond" onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. bepaalt dat van de gemeente Roermond een griffierecht van € 422,00 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007
85-507.